...

Nieuwsbrief20151001 symp65-1

.. Oktober 2015 Zaterdag 10 oktober is het zover ! You don’t need to be a rocket scientist…. CoSA’s voorbeeldportefeuille  Wanneer verkoop je een beleggingsfonds? Genmab + 30 sept + Hillary Extern vermogen van Nederland gedaald Monetaire en financiële statistieken Nederland Lancering maandblad Analist-Journaal Aktief zijn binnen onze vereniging! ..  "Je bent nooit te oud om te leren" Zaterdag 10 oktober is het zover! Voor de 65e keer wordt er een symposium georganiseerd. Ikzelf kan me de eerste keer niet herinneren maar in de loop van de jaren heb ik heel wat inspiratie opgedaan op het symposium. Dit komt door de grote diversiteit aan sprekers en uiteraard door goede presentaties. Om die reden hebben we er dit keer voor gekozen om een aantal oude bekenden terug te vragen. Daarnaast zijn er ook weer een nieuwe sprekers die elk vanuit een verschillende invalshoek met het beleggen bezig zijn. Een paar van de oude bekenden zijn Royce Tostrams (Tostrams) en Willem Middelkoop (Commodity Discovery Fund). Zoals altijd zullen ze heldere uitspraken, over hoe zij de toekomst zien, doen. Mooi om hun uitspraken te vergelijken en als elementen voor je eigen beleggingsplan te gebruiken. Daarnaast zijn er ook nieuwe sprekers zoals Arthur Hopstaken (HJCO) over de mogelijkheden van alternatieve beleggingen, Barbara Kos (Pictet) over thematisch beleggen en Selwyn Duijvestijn (marktgevoel.nl) over contrair beleggen. 65ste HCC Beleggen symposium Je bent nooit te oud om te leren Keynote-sprekers:   Willem Middelkoop Nederlands publicist, fotograaf, ondernemer en voormalig beurscommentator op RTL Z.  Auteur van diverse spraakmakende boeken w.o. "Als de dollar valt", "Overleef de kredietcrisis" en "The big Reset". In 2008 richtte hij het Commodity discovery Fonds op en startte hij de webshop Amsterdamgold.com welke hij later verkocht aan Value8. Royce Tostrams Sinds zijn afstuderen in 1976 in Amsterdam houdt Tostrams zich als technisch analist bezig met het beoordelen van beurskoersen aan de hand van de grafieken. Hij werkte onder meer voor Robeco, IRIS en de ING Bank. In 1999 richtte hij zijn eigen bedrijf op, de Tostrams Groep, om beleggingsadviezen uit te brengen. Kortom, zorg dat je er op 10 oktober bij bent; het belooft een leuke dag te worden! Klik hier om direkt naar de inschrijfpagina te gaan. Kijk op beleggersonline.nl en beleggerssymposium.nl voor meer informatie over ons 65ste HCC beleggen symposium. 10:00 - 10:45 Barbara Kos (Pictet Asset Management) Profiteren van megatrends Marco Vocking Succesvol daytraden met de trend mee 11:05 - 11:50 Arthur Hopstaken (HJCO Capital Partners) Alternatieven verbeteren risico-rendementsverhouding van een beleggingsportefeuille Selwyn Duijvestijn (Marktgevoel) Contrair beleggen 12:10 - 12:55 Royce Tostrams (TOSTRAMS Groep) Super Cycles en Mega Markets Anne Grevinga Voor beleggen is Fundamentele Analyse(FA) een must! 13:30 - 14:15 Niels Faassen  (Morningstar, Inc.) Actief vs. Passief Douwe Westervaarder en Martin Hendriks (Profit Butler) Het Beleggersdilemma: Zelf doen of laten doen? 14:35 - 15:20 Willem Middenkoop (Commodity Discovery Fund) The big reset -- Voor meer informatie over onderstaande standhouders kijk op beleggersonline.nl In de komende week krijgt u nog een mailtje met de download links voor het programmaboekje met meer informatie over zowel de sprekers als de standhouders Klik hier om direkt naar de inschrijfpagina te gaan ^  Inhoud You don’t need to be a rocket scientist…. Bron:  Ben van den Anker Veel verschijnselen in de financiële markten zijn moeilijk te verklaren door het efficiënte markt model. Inmiddels levert behavioral finance een stevige bijdrage aan een sterker begrip van ontwikkelingen op de beurs. Steeds meer denkt men dat koersen de weerslag zijn van zowel fundamentele, technische als ‘emotionele’ factoren. In deze column zal ik een aantal minder gangbare ‘anomalieën’ in willekeurige volgorde nader toelichten. Deze  verschijnselen die niet voldoen aan een rationale zienswijze blijken impact op het koersverloop te hebben. Verliesaversie verwijst naar het gegeven dat beleggers soms neigen verliezende aandelen te lang vast te houden en de winnaars te snel te verkopen. Iedereen zal het gevoel wel kennen ’’had ik deze aandelen maar een paar maanden langer aangehouden!’ Overeenkomsten met de status quo bias zijn zeker aanwezig, de voorkeur voor de huidige stand van zaken.  Het bankieren bij een vaste bank, terwijl er inmiddels veel betere alternatieven aanwezig zijn, is hiervan een mooi voorbeeld.  Anchoring bias verwijst naar de menselijke neiging te zwaar te leunen op het eerste stuk informatie dat binnenkomt bij het nemen van beslissingen. Nieuwe informatie wordt dan beoordeeld in relatie tot ‘het anker’.  Als aandelen van een hoogtepunt vallen dan zien veel beleggers dit als een goed instapmoment, Het ‘anker’ is dan de hogere vroegere waarde. Als de koersval veroorzaakt is door het algehele marktsentiment  en niet door een verslechtering in de bedrijfsomstandigheden, dan is hier nog wel iets voor te zeggen. In het andere geval kan het wel eens een kostbare inschattingsfout zijn geweest. Een favoriete van mij is de confirmation bias, de neiging voorkeur te geven aan informatie die overeenkomst met je eigen gedachten en hypotheses. Hierdoor kan de belegger informatie wel eens selectief verzamelen, wat het rendement niet ten goede hoeft te komen. Een net zo leuke is het onjuist inschatten van je eigen capaciteiten. In een Amerikaans onderzoek bleek dat 82% van de deelnemers scheen te denken dat zij bij de top 30% van veilige chauffeurs behoren.  Er zijn talloze voorbeelden van deze inschattingsfouten waarbij wij de ‘voordelige positie’ toch wel bij ons zelf leggen. Ben van den Anker (1976) is schrijver / columnist en lid centrale directie aan het Candea College Hij heeft zijn PhD in Business & Management tijdens een negenjarig verblijf in Zuidoost Azië aan de International Graduate School of Business (University of South Australia) behaald. Hij is auteur van het boek The perceived role of Host Country Nationals in Expatriate Adjustment (2010, Ben van den Anker). Zijn onderzoek richt zich met name op de rol van cross-culturele interactie in het functioneren van expatriates. Daarnaast is hij voor de International Business Review revisor voor wetenschappelijke artikelen op het snijvlak business en management. De availability bias refereert aan de neiging zaken die dichter bij in het geheugen liggen meer gewicht te geven. Een automobilist die een ongeluk ziet gebeuren rijdt misschien voorzichtiger in de tijd na het ongeluk, terwijl zijn kansen op een ongeluk niet veranderd zijn t.o.v. de tijd voor het zien van het ongeluk. De belegger die overspoelt wordt met informatie over de IPO van een innovatief bedrijf, kan de informatie daardoor wel eens meer gewicht meegeven, dan het op basis van rationale analyse waard zou zijn. Het kuddegedrag verwijst naar de neiging gedrag van anderen als correct te beschouwen en dit te volgen. Hier is interessant onderzoek naar gedaan waarbij deelnemers het zeer moeilijk vonden tegen bewust onjuiste uitspraken van mede deelnemers in te gaan1). Hoe moeilijk is het vast te houden aan je portfolio als iedereen aangeeft dat er een recessie aan zit te komen? De gokkersdwaling refereert aan een reeks gebeurtenissen en de verwachting dat de volgende gebeurtenis wel eens af kan wijken van de voorgaande. Een dobbelsteen die een paar keer op de 1 eindigt heeft precies dezelfde kans om met de volgende worp weer op een 1 te eindigen. Het self serving bias verwijst naar de neiging successen met het eigen talent te verbinden maar minder succesvolle zaken aan externe factoren te wijten. Kortom, de werkelijkheid die wij als onze werkelijkheid beschouwen blijkt toch voor meerdere interpretaties vatbaar. Inzicht in wat ons drijft in de beslissingen die wij en anderen nemen kan ons zowel helpen anomalieën te ontdekken, als betere beslissingen te nemen. Het met een open houding actief zoeken naar contraire opvattingen kan hierbij verhelderend werken. Ik sluit af met een citaat van Warren Buffet die het belang van behavioral finance in een paar zinnen mooi samenvat: “Investing is not a game where the guy with the 160 IQ beats the guy with the 130 IQ…Once you have ordinary intelligence, what you need is the temperament to control the urges that get other people into trouble in investing.2)” 1) Solomon E. Asch, “Effects of group pressure upon the modification and Distortion of judgment,” in h. Guertzkow, ed., Groups, leadership, and men (Pittsburgh, PA: Carnegie press, 1951). 2) Warren Buffett Speaks: Wit and Wisdom from the World's Greatest Investor, Hardcover – August 31, 2007 ^  Inhoud CoSA’s voorbeeldportefeuille  Bron:  HCC Beleggen, werkgroep CoSA In voorgaande artikelen zijn resp. in augustus en september besproken fundamentele analyse o.b.v de CoSA/NAIC-methode en de wekelijkse CoSA-rangtabel. In de CoSA-nieuwsbrief wordt een voorbeeldportfeuille vanaf maart 2009 wekelijks bijgehouden. De samenstelling van de portefeuille op 18sep2015 ziet u hier. De selectie van de aandelen wordt bepaald door in de rangtabel best presterende aandelen. Het aanhouden of verkopen van een aandeel wordt ook aangegeven in de rangtabel. M.a.w. de portefeuille wordt geheel “beheerd” door de rangtabel. Als een aandeel/bedrijf  aanhoudend verlies lijdt, wordt slechts verkocht als er fundamenteel iets fout is met het bedrijf. Is dat niet het geval dan houden we het aandeel, hetgeen o.a. blijkt uit het aantal dagen dat het aandeel in bezit is. Het resultaat van de portefeuille wordt in deze grafiek getoond Vanaf de jaarwisseling 2012/13 waren naast Europese aandelen ook Amerikaanse aandelen in de CoSA-verzamelingen van SSG-bestanden aanwezig. De CoSA-rangtabel gaf al meteen aan, dat Amerikaanse aandelen de voorkeur verdienden, maar plaatsing in de portefeuille was slechts mogelijk als een aanwezig aandeel door de rangtabel verkoopwaardig werd geacht. Geleidelijk werd langzaam maar zeker de portefeuille met uiteindelijk slechts Amerikaanse aandelen gevuld. De portefeuille werd sinds okt2014 steeds meer begunstigd door valutawinst, want de portefeuille wordt geheel in €’s bijgehouden. Alvorens u bij het zien van het portefeuilleverloop concludeert, dat u in de loop van de sep2015 de portefeuille wellicht zou hebben moeten beëindigen, is het beter eerst even naar een volgend onderdeel van de portefeuille te kijken. We zien, dat ondanks het verlies in sep2015 de netto opbrengst YtD in 2015 met 13,5% toenam. De portefeuille bevat verder wat toelichtende informatie en een wekelijks commentaar over óf in de portefeuille aan te brengen veranderingen óf bijv. over toekomstplannen m.b.t. dividendgroeibeleggen in combinatie met koersgroeibeleggen, zodat langs deze weg hopelijk ook Europese aandelen weer portefeuillewaardig worden. _________ Indien u meer wilt weten over de CoSA/NAIC methode en over CoSA, kunt u de voorlopige CoSA-webpagina, CoSAStartpagina, raadplegen of contact opnemen met de voorzitter: Jan van der Meulen via CoSA-L@beleggersonline.nl U kunt zich met hetzelfde mailadres aanmelden voor het ontvangen van informatie, zoals de wekelijks verschijnende CoSA-nieuwsbrief en voor het verkrijgen van toegang tot de voor CoSA-leden beschikbare Europese CoSA/SSG-verzameling. ^  Inhoud Wanneer verkoop je een beleggingsfonds? Bron:  Jeffrey Schumacher, Morningstar Als fondsanalisten bij Morningstar besteden we veel tijd aan het onderzoeken en beoordelen van beleggingsfondsen die voor beleggers het overwegen waard zijn, maar weten wanneer je als belegger een beleggingsfonds moet verkopen is minstens zo belangrijk. Goede beleggers kijken altijd met een frisse blik naar hun portefeuille. Ze worden niet verliefd op hun posities, maar ervaren ook geen negatieve emoties wanneer het tegen zit. Ze beoordelen hun fondsen en het rendementspotentieel zo rationeel mogelijk en besluiten dan of de fondsen nog geschikt zijn om aan te houden. De uitkomst van de analyse kan zijn dat een fonds verkocht moet worden. Wat dat betreft kunnen er twee redenen zijn waarom een belegger tot verkoop van een beleggingsfonds overgaat. Of het fonds is veranderd, of de belegger zelf is veranderd. Waarschuwingssignalen Er kunnen zich diverse veranderingen bij een beleggingsfonds voordoen die extra aandacht van beleggers vereisen en mogelijk een valide reden vormen om een positie te verkopen. Beheerderwissel De beheerder(s) en analisten vormen de kern van een beleggingsportefeuille. Uiteindelijk zijn zij degenen die de beslissingen nemen. Wanneer hier verandering in plaatsvindt, dan is strikte monitoring vereist, maar of dit tot een verkoop leidt is afhankelijk van meerdere zaken. Zo is een beheerderswissel voor een fonds waarbij er een  stermanager aan het roer staat een groter issue dan een fonds dat door een team van gelijkwaardige beheerders gemanaged wordt. Verder dient de opvolger beoordeeld te worden, waarbij ervaring, relevantie van die ervaring, beleggingsfilosofie en track record vertrouwen kunnen geven of niet. Strategieverandering Een verandering in beleggingsproces kan er voor zorgen dat het fonds niet meer aansluit bij de behoeften van een belegger. Een voorbeeld is wanneer een fonds dat zich richt op AEX aandelen zijn strategie aanpast en ook aandelen opneemt uit de AMX of AScX. De toegevoegde small- en mid-caps veranderen het profiel van het fonds, waardoor het mogelijk niet meer in de portefeuille van een belegger past. Het onderzoeken van de reden achter een strategiewijziging is hierbij eveneens belangrijk. Jeffrey Schumacher CFA, Senior Fondsanalist bij Morningstar Benelux na zijn opleiding aan de VU Amsterdam en het behalen van het certificaat Chartered Financial Analyst (CFA) aan het CFA Institute is hij vanaf juni 2011 als Senior Fund Analyst werkzaam bij Morningstar. Daavoor  was hij van 2006 tot 2009 werkzaam bij Theodoor Gilissen Bankiers als Equity/Commodity Analyst en aansluitend tot juni 2011 werkzaam als Vermogensbeheerder Services / Fund Trading bij SNS Securities. Capaciteit Succes kent een prijs. Een fonds dat sterke rendementen noteert trekt nieuwe beleggers aan. Maar wanneer een sterke groei in beheerd vermogen leidt tot verstoring van het succesvolle beleggingsbeleid, dan kan dit een signaal zijn om een fonds te verkopen. Underperformance Wanneer het rendement van een fonds achterblijft, dan kan dat behoorlijk frustrerend zijn. Voordat een fonds om deze reden wordt verkocht, is het echter belangrijk om de prestaties in het juiste perspectief te plaatsen. Absolute rendementen zeggen niet heel veel, maar wanneer prestaties worden afgezet ten opzichte van vergelijkbare concurrenten en een goed passende benchmark, kan dit veel inzicht geven in de kwaliteit van het track record van een beleggingsfonds. Een verklarende factor voor achterblijvende prestaties kan zijn dat de beleggingsstrategie tijdelijk impopulair is. Dit vormt een minder serieus probleem zolang de manager vasthoudt aan zijn filosofie. Ook de opbouw van de underperformance is belangrijk. Is dit consistent of het resultaat van een enkel slecht jaar of een slechte maand? Veranderingen in het team of beleggingsstrategie zoals hiervoor besproken kunnen ook de oorzaak vormen van de underperformance. Als laatste kan een sterke outperformance ook een waarschuwingssignaal zijn. Het kan impliceren dat het fonds een flink hoger risicoprofiel heeft, waardoor het sterk wisselende prestaties neer kan zetten. Een diepgaande performance analyse is dan ook cruciaal. Organisatorische veranderingen Veranderingen binnen een fondshuis kunnen grote invloed hebben op de werksfeer en daarmee indirect op de resultaten van een beleggingsfonds. Wanneer een fondshuis wordt overgenomen, dan bestaat er een kans dat een beheerder zijn baan verliest. Dat zal hem bezighouden, zodat hij niet volledig gefocust zal zijn op het beheer van zijn portefeuille. Hetzelfde geldt voor reorganisaties. Ook het uitbreiden van het productaanbod waardoor de focus binnen het fondshuis vervaagt of veranderingen in het kostenbeleid van een fondshuis kunnen invloed hebben op de fondsprestaties en daarmee een waarschuwingssignaal vormen. Persoonlijke verandering Veranderingen bij beleggingsfondsen kunnen een gegronde reden zijn voor het verkopen van een beleggingsfonds, maar veranderingen bij de belegger zelf zijn net zo belangrijk. Een aanpassing in tijdshorizon is een legitieme reden om de portefeuillesamenstelling aan te passen. Een belegger kan bijvoorbeeld zijn doelstelling hebben behaald, waardoor hij het zich kan permitteren om zijn risicovollere beleggingen wat af te bouwen. Dit kan betekenen dat bijvoorbeeld fondsen gericht op opkomende landen of small-caps worden verkocht. Aan de andere kant kunnen de beleggingsdoelstellingen ook wijzigen als gevolg van veranderende persoonlijke omstandigheden. Dit kan er voor zorgen dat er meer of minder risico genomen hoeft te worden in de beleggingsportefeuille, wat kan leiden tot verkopen van bestaande posities. De risicoaversie van beleggers kan daarnaast ook af- of toenemen, wat eveneens gevolgen heeft voor de portefeuillesamenstelling. Monitoring zonder ADHD gedrag Beleggers doen er verstandig aan hun fondsen en beleggingsportefeuille met enige regelmaat te controleren om te zien of deze nog aan de gewenste portefeuilleallocatie voldoet, en of de fondsen waarmee de portefeuilleallocatie is ingevuld nog dezelfde karaktereigenschappen hebben en dus nog dezelfde rol in de portefeuille kunnen vervullen als bij aankoop van de fondsen. Een update op kwartaalbasis is meer dan voldoende. Een hogere frequentie vergroot de kans op onnodige handelsactiviteit, terwijl beleggen juist is bedoeld voor de langere termijn. Van ADHD beleggersgedrag worden alleen brokers beter. Naast het checken van de portefeuille kan het ook geen kwaad om op gezette tijden de eigen beleggingsdoelstellingen te evalueren en eventueel aan te passen als gevolg van veranderingen in de markt of veranderingen in persoonlijke doelstellingen. ^  Inhoud Wat heeft Genmab met 30 september en met Hillary Clinton te maken ? Bron:  Jan Kolkman, Stockpicker-signaal Genmap Genmab is de laatste paar weken fors in koers gedaald. Nu kwam er dinsdag 29 september het bericht van Genmab dat een grote aandeelhouder: Fidelity Management and Research, afgekort FMR, zijn belang in Genmab heeft verkleind tot 5,9 miljoen stukken, wat 9,95 procent uitmaakt van het totaal aantal uitstaande aandelen. Jan Kolkman,  oprichter van Stockpicker-signaal heeft tientallen jaren ervaring opgedaan met de belegging in aandelen bij een grote beleggingsmaatschappij en hij heeft zich daarna, via cursussen, symposia en heel veel lezen, gespecialiseerd in technische analyse. Hij hanteert diverse algemeen gebruikte indicatoren en daarnaast ook signalen uit eigen koker. Ik kan me voorstellen dat een aandeelhouder zegt: Jongens we zitten nu op een mooie winst, laten we maar wat verkopen. Daarbij ben ik van mening dat dit wordt ingegeven door de wens van puur winstnemen. Zonder daarbij na te denken wat voor een  winstpotentieel er verder nog in zit. Dit doet me denken aan een gebeurtenis, jaren geleden, dat een analist / fondsbeheerder het verwijt kreeg van een meerdere dat hij een veel te groot belang had in Charles Schwab, een Amerikaanse broker. Die meerdere nam daarover contact op met een hoger geplaatste en die gaf de fondsbeheerder de opdracht onmiddellijk dat belang af te bouwen tot normale proporties. Het bleek dat de fondsbeheerder heel bewust het belang zo groot had gemaakt, want de koers boekte meer dan een verdrievoudiging in heel korte tijd. En die  30 september ? Wel dat is het einde van een kwartaal en een institutionele belegger als FMR moet dan een kwartaalrapportage uitbrengen en wil dan wel even laten zien dat het wat gedaan heeft met een holding die heftig in beweging is. Window dressing noemen ze dat. Hillary Clinton En die heftige beweging in de biotech-sector in het algemeen is, na de fraaie performance gedurende de afgelopen kwartalen, in gang gezet door  Hillary Clinton, de Amerikaanse presidentskandidaat. Zij port de politiek op om er voor te zorgen dat de farmaceuten de prijzen van hun geneesmiddelen gaan verlagen. Zij heeft in een bepaalde geval wel gelijk als je kijkt naar de prijsverhoging die een paar weken geleden in de kranten stond. De prijs van een medicijn werd van de ene op de andere dag verhoogd van 13,50 dollar naar 750 dollar. Dat is vanzelfsprekend een kwestie van vragen om maatregelen. De conclusie van de Wall Street Journal is dat er op den duur minder therapieën en minder groei zal zijn. Het komt er op neer dat de politieke vijandigheid tegen de research en ontwikkeling van geneesmiddelen in Washington stijgende is. Wat dinsdag 29 september  ook nog meespeelde bij de neerwaartse doorbraak van het 600 niveau van de Genmab-koers, was dat dit een stoploss was voor een pas uitgebrachte turbo long. Ik was van mening dat Genmab een goede pijplijn heeft en dat de koers nog steeds kan stijgen. Daarom had ik in augustus een turbo long 500, die echter op 24 augustus is uitgestopt, waarna er geen hefboomproducten meer waren voor dit aandeel. Toen heb in Binck en Goldman Sachs gevraagd weer enkele turbo’s te creëren met diverse stoploss-niveaus. En inderdaad die kwamen er: 450, 500, 550 en 600. Nu is dinsdag 29 september  dus die van 600 weer gesneuveld. Er is vaker sprake van een koersmanipulatie om even een stoploss aan te tikken en dan weer de andere kant op te gaan met de koers. Ik zag weer een hogere koers van dit aandeel. ^  Inhoud Extern vermogen van Nederland gedaald Bron:  DNB Het netto extern vermogen van Nederland is in het tweede kwartaal met EUR 75 miljard gedaald naar een eindstand van EUR 440 miljard (directe investeringen tegen boekwaarde). Dit kwam enerzijds door een negatief saldo van financiële transacties met het buitenland, mede als indirect gevolg van de verplaatsing van intellectueel eigendom naar Nederland. Anderzijds droegen omvangrijke waardeontwikkelingen bij aan de daling. Op de lopende rekening realiseerde Nederland een overschot van bijna EUR 17 miljard (10% van het bbp in 2015K2). Lopende rekening en kapitaalverkeer Het overschot op de lopende rekening lag in 2015K2 ruim een miljard euro lager dan in het tweede kwartaal van 2014. Deze daling is geheel het gevolg van een lager saldo van ontvangen en betaalde primaire inkomens. Het handelssaldo lag bij zowel het goederenverkeer als het dienstenverkeer op een vergelijkbaar niveau als een jaar geleden. Onderliggend zijn de invoer en uitvoer van goederen (rond 4% in volumetermen) en diensten (rond 10%) wel toegenomen. Het lagere saldo bij de primaire inkomens is vooral het gevolg van de uitgekeerde winsten. Nederlandse bedrijven keerden dit kwartaal meer winst en dividend uit aan het buitenland dan een jaar geleden. Nederlandse investeerders ontvingen daarentegen juist minder op hun buitenlandse belangen. Het saldo op de kapitaalrekening was in het tweede kwartaal met EUR -33 miljard incidenteel zeer fors. Dit hangt samen met de verplaatsing van intellectuele eigendomsrechten (EUR 32 miljard) vanuit het buitenland naar Nederland, wat wordt geregistreerd als aankoop van niet-geproduceerde niet-financiële activa. De verplaatsing ging gepaard met inkomende kapitaalstortingen voor de financiering van de rechten. Deze kapitaalstortingen komen tot uiting in de directe investeringen van het buitenland in Nederland. In de toekomst zal dit geheel aan transacties zich vertalen in uitvoer van R&D-diensten en winstuitkeringen aan het buitenland. Financieel verkeer en netto extern vermogen Het netto extern vermogen van Nederland daalde met EUR 75 miljard (directe investeringen tegen boekwaarde), na een reeks van kwartalen waarin het netto vermogen juist flink toenam. Zowel de netto posities bij de directe investeringen (mutatie van EUR -35 miljard), de effecten (EUR -33 miljard) als de financiële derivaten (EUR -41 miljard) namen af. Negatieve prijsmutaties als gevolg van het omgeslagen renteklimaat en de daling van aandelenprijzen, en in mindere mate ook wisselkoersmutaties door de beperkte appreciatie van de euro, verklaren een groot deel van de afname bij effecten en vrijwel de gehele daling bij derivaten. Grafiek 1: Netto extern vermogen van Nederland De bijzondere financiële instellingen (BFI´s) domineerden het beeld bij de directe investeringen, vooral vanwege de eerdergenoemde verplaatsing van intellectuele eigendomsrechten. Bij de niet-financiële bedrijven lagen de uitgaande directe investeringen in het tweede kwartaal met EUR 18 miljard juist hoger dan de inkomende investeringen (EUR 5 miljard). Dit betrof, zeker voor de uitgaande investeringen, vooral leningen tussen groepsmaatschappijen; op het vlak van de kapitaaldeelnemingen was de activiteit in het tweede kwartaal gering. Grafiek 2: Betalingsbalans, een totaaloverzicht van alle transacties tussen ingezetenen en niet-ingezetenen per kwartaal en per jaar In het effectenverkeer droegen de financiële transacties met het buitenland voor EUR 19 miljard bij aan de daling van het netto externe effectenbezit, na twee jaren van positieve saldi. Buitenlandse beleggers kochten voor EUR 6 miljard Nederlandse effecten, terwijl Nederlandse beleggers voor EUR 13 miljard aan buitenlandse effecten van de hand deden. De netto aankoop van Nederlandse effecten betrof volledig effecten die zijn uitgegeven door Nederlandse BFI´s (EUR 9 miljard). Overige Nederlandse effecten werden per saldo verkocht. De buitenlandse positie in Nederlands geldmarktpapier, die de afgelopen kwartalen al was afgenomen, daalde in 2015K2 door verdere netto verkopen van EUR 12 miljard. EUR 9 miljard daarvan betrof bancair geldmarktpapier, waarin tot uitdrukking komt dat het Nederlandse bankwezen gaandeweg minder afhankelijk wordt van kortlopende buitenlandse financiering. De Nederlandse verkopen van buitenlandse effecten gingen gepaard met een herschikking van de beleggingsportefeuille: aandelen en participaties in beleggingsfondsen alsmede geldmarktpapier werden verkocht, en vooral Duits en Amerikaans kapitaalmarktpapier werd gekocht. ^  Inhoud Monetaire en financiële statistieken Nederland Bron:  DNB Op de statestiekpagina's van De Nederlandse Bank vind u behalve onderstaand (dagelijks geupdated)  overzicht  een aantal  downloadable interactieve grafieken  klik hier Rente jongste 10-jarige staatslening In procenten Balans huishoudens In miljarden euro's Nieuwe woninghy-potheken mfi's In miljarden euro's Beleidsdekkingsgr. pensioenfondsen In procenten Uitstaande leningen banken In procenten Euro-dollar wisselkoers Beleggings-instellingen Saldo lopende rekening 4kw.som, in mrd € Goudprijs per kg In duizenden euro's Extern vermogen In miljarden euro's Solvabiliteit verz. onder toezicht In procenten Spaardeposito's met opzegtermijn In procenten Bruto emissies lang schuldpapier In miljarden euro's ^  Inhoud Lancering maandblad Analist-Journaal Bron: Redactie Eindelijk is het dan weer eens zover. Er komt weer een papieren beleggingsblad op de markt met voornamelijk aandelennieuws, beleggingsstrategieën, artikelen over ETF's, smart bèta, interviews en andere interessante beleggingszaken. Ronald Kok van Analist.nl is er absoluut van overtuigd dat de particuliere belegger net zo professioneel kan beleggen als een beursprofessional. Het enige dat de particuliere belegger nu nog vaak ontbeert is educatie, begeleiding en professionele research over het hele Amerikaanse en Europese beleggingsspectrum. De particuliere belegger die goed beslagen ten ijs komt en zelf gaat beleggen kan zo jaarlijks enorm veel geld besparen door de exorbitante beheersvergoedingen (soms tot meer dan 2 procent per jaar) te ontlopen. De uitgever van dit blad, Analist.nl,  verspreid de eerste  exemplaren gratis op inschrijving via zijn website en  mailing. Inschrijvers kunnen de eerste uitgave  van Analist-Journaal midden oktober in hun bus verwachten. Primeur Op de stand van Analist.nl tijdens het 65ste HCC Beleggen symposium, op 10 oktober 2015 in de Bilt, zullen de eerste exemplaren van de dit nieuwe blad "Analist-Journaal" reeds te krijgen zijn voordat ze naar vroeginschrijvers verzonden worden . De lancering van het blad maakt verder deel uit van de uitrol van het nieuwe beleggingsplatform van Analist.nl met de bedoeling de belegger een totaalpakket aan te bieden waarbij ook een nieuwe researchdienst, exclusieve webinars, assistentie bij personal finance, optie-analyses en een educatieplatform horen en waarmee binnenkort ook gestart zal worden. Inkomsten zullen via advertenties, op de website en in de nieuwsbrieven gegenereerd moeten worden. ^  Inhoud Aktief zijn binnen onze vereniging! Bron: Redactie HCC Beleggen De HCC Beleggen organiseert een aantal activiteiten. De bekendste activiteiten die wij organiseren zijn de beleggerssymposia, die we tweemaal per jaar houden in De Bilt, de regiogroepen en deze nieuwsbrief. Een toenemend aantal mensen wil ook aktief meedoen. Voor de organisatie van onze symposia zijn wij voortdurend op zoek naar mensen die een bijdrage willen leveren aan de totstandkoming hiervan. Het is niet alleen leuk om dergelijke evenementen te organiseren, maar het is ook een ideale gelegenheid om je netwerk uit te breiden met interessante contacten. Ook voor deelname aan de redactie van de nieuwsbrief en de website zijn wij voortdurend op zoek naar mensen die mee willen doen. Ook zonder deel uit te maken van de organisatie kunt u vanzelfsprekend ook meedoen aan één van de Regio- of Belangstellingsgroepen. Maar ook andere dingen doen zoals het geven van een aardige lezing, het schrijven van een column of artikel,  met anderen handelsstrategieën uitwerken, software onder de knie krijgen of gewoon een groep vormen waarmee je samen de markt analyseert/bespreekt, behoort tot de mogelijkheden. Ben jij enthousiast en denk je dat een vrijwilligersfunctie jou op het lijf geschreven is, neem dan per email contact op met het HCC Beleggen bestuur  of met de redactie  ^  Inhoud | HCC beleggen Website | HCC beleggen Vacatures | Adverteren | Forum | Downloads  Disclaimer: Deze publicatie komt tot stand op de redactie van beleggersonline.nl de website van de HCC IG Beleggen. Noch de mate waarin de berichten, voorgestelde scenario’s, risico’s en voorspellingen de marktverwachtingen weerspiegelen, noch de mate waarin zij in de realiteit zullen tot uiting komen, kunnen worden gewaarborgd. De voorspellingen zijn indicatief. De gegevens in deze publicatie zijn algemeen en louter informatief. Ze mogen niet worden beschouwd als beleggingsadvies. De schrijver(s) van deze publicatie en het bestuur van de HCC IG Beleggen en/of de Redactie van de Nieuwsbrief zijn derhalve niet aansprakelijk voor eventuele verliezen. De waarde van uw beleggingen kan fluctueren, behaalde resultaten uit het verleden geven geen garantie voor de toekomst. ^  Inhoud

4 oktober 2015

...

Nieuwsbrief20150901

.. september 2015 Inschrijving 65-ste HCC Beleggen symposium geopend  Margin of safety naar Pat Dorsey Rangtabel in CoSA-Nieuwsbrief  Centrale bank en geldschepping Aktief zijn binnen onze vereniging! Beheerd vermogen beleggingsinstellingen daalt na twee jaar groei 3 Randvoorwaarden voor een goed beleggingsfonds Waarom  historische waardering mediabedrijven totaal irrelevant is .. Inschrijving is geopend zie beleggerssymposium.nl Voor de 65e keer wordt er een symposium georganiseerd. Ikzelf kan me de eerste keer niet herinneren maar in de loop van de jaren heb ik heel wat inspiratie opgedaan op het symposium. Dit komt door de grote diversiteit aan sprekers en uiteraard door goede presentaties (misschien is er trouwens iemand die er de eerste keer wel bij was en daar een klein stukje over zou willen schrijven?). Om die reden hebben we er dit keer voor gekozen om een aantal oude bekenden terug te vragen. Daarnaast zijn er ook weer een nieuwe sprekers die elk vanuit een verschillende invalshoek met het beleggen bezig zijn. Een paar van de oude bekenden zijn Royce Tostrams (Tostrams) en Willem Middelkoop (Commodity Discovery Fund). Zoals altijd zullen ze heldere uitspraken, over hoe zij de toekomst zien, doen. Mooi om hun uitspraken te vergelijken en als elementen voor je eigen beleggingsplan te gebruiken. Daarnaast zijn er ook nieuwe sprekers zoals Arthur Hopstaken (HJCO) over de mogelijkheden van alternatieve beleggingen, Barbara Kos (Pictet) over thematisch beleggen en Selwyn Duijvestijn (marktgevoel.nl) over contrair beleggen. 65ste HCC Beleggen symposium Je bent nooit te oud om te leren Keynote-sprekers:   Willem Middelkoop Nederlands publicist, fotograaf, ondernemer en voormalig beurscommentator op RTL Z.  Auteur van diverse spraakmakende boeken w.o. "Als de dollar valt", "Overleef de kredietcrisis" en "The big Reset". In 2008 richtte hij het Commodity discovery Fonds op en starte hij de webshop Amsterdamgold.com welke hij later verkocht aan Value8. Royce Tostrams Sinds zijn afstuderen in 1976 in Amsterdam houdt Tostrams zich als technisch analist bezig met het beoordelen van beurskoersen aan de hand van de grafieken. Hij werkte onder meer voor Robeco, IRIS en de ING Bank. In 1999 richtte hij zijn eigen bedrijf op, de Tostrams Groep, om beleggingsadviezen uit te brengen. Kortom, zorg dat je er op 10 oktober bij bent het belooft een leuke dag te worden! Op  beleggerssymposium.nl worden in de komende tijd alle details over dit symposium gepubliceerd. Klik hier om rechtstreeks naar de inschrijfpagina te gaan. ^  Inhoud Margin of safety naar Pat Dorsey.   Bron:  Ben van den Anker In deze column licht ik de benadering van voormalig directeur van Morningstar Pat Dorsey (tijdens de jaren 1989 – 2011) met betrekking tot het waarderen van aandelen toe. Pat Dorsey beschrijft dit uitvoerig in zijn boek ‘The five rules for succesfull stock investing 1). ’ Alhoewel ik hier niet op deze vijf regels inga is dit boek een absolute aanrader. Op zeer veel plaatsen zijn er op het internet gegevens over de waardering van aandelen te vinden. Een nadeel van de tegenwoordig veel gebruikte ratio’s is echter dat weliswaar aandelen met elkaar vergeleken kunnen worden op prijs, maar de waarde van het aandeel veelal buiten beschouwing gelaten wordt. Zonder de waarde te kennen is het moeilijk een prijs te bepalen voor het aandeel. De benadering van Morningstar gaat net zoals bij Warren Buffet uit van een ‘margin of safety’, aandelen worden dus enkel tegen een prijs lager dan de intrinsieke waarde aangeschaft. De intrinsieke waarde is hierbij niet zo gemakkelijk te relateren aan de veel gebruikte prijs boekwaarde, maar richt zich meer op de cash flow en groei waarden die het bedrijf nu en in de toekomst kan genereren. Met kennis over de intrinsieke waarde kan ook bijvoorbeeld een P/E-ratio in een ander licht gezien worden. De vrije cashflow is belangrijk, omdat dit uit het bedrijf genomen kan worden zonder het bedrijf operationeel te schaden. Bedrijven keren dit uit als dividend, kopen aandelen in waardoor het percentage eigenaarschap van aandeelhouders toeneemt of het bedrijf kan het herinvesteren in het bedrijf. Een present value berekening past de toekomstige cashflow aan het gegeven aan dat deze toekomstige cash flow vandaag minder waard is.Geld dat we vandaag ontvangen kunnen wij investeren tegen een bepaalde opbrengst. Een toekomstige cashflow kunnen we pas investeren als we het ontvangen. Daarbij speelt geldontwaarding tevens een rol. Er is dus sprake van een discount rate bij het afwaarderen van een toekomstige cash flow en het is dan logisch dat aandelen met een relatief stabiele voorspelbare cashflow relatief een lagere discount rate hebben dan aandelen met een minder voorspelbare cashflow. Ben van den Anker (1976) is schrijver / columnist en lid centrale directie aan het Candea College Hij heeft zijn PhD in Business & Management tijdens een negenjarig verblijf in Zuidoost Azië aan de International Graduate School of Business (University of South Australia) behaald. Hij is auteur van het boek The perceived role of Host Country Nationals in Expatriate Adjustment (2010, Ben van den Anker). Zijn onderzoek richt zich met name op de rol van cross-culturele interactie in het functioneren van expatriates. Daarnaast is hij voor de International Business Review revisor voor wetenschappelijke artikelen op het snijvlak business en management. De discount rate is afhankelijk van de grootte van het bedrag, timing en het risico verbonden aan de toekomstige cash flow. Om de huidige waarde te bepalen kun je de cashflow delen door 1.0 plus de discount rate. Een cashflow van 100 € met een 10 procent discount rate voor de periode van één jaar is dan 100/1.1 ofwel 90.91 € waard. Anders gezegd, 90.91 € tegen 10% rendement is over een jaar 100 € waard. Hoe bepalen we dan de discount rate? De twee factoren time value en risico spelen hier een groet rol. Gaan rente tarieven omhoog, dan gaat ook de discount rate omhoog. Dit geldt ook voor het risico van het bedrijf. Kleinere bedrijven lopen meer risico dan grotere. Bedrijven met hogere schulden nemen eveneens meer risico. Cyclische bedrijven vinden het vaak problematischer cashflow correct in te schatten, dus ook hierbij zal de discount rate hoger zijn. De beroemde ‘economic moat’ oftewel competitief voordeel van het bedrijf is van belang, net zoals de complexiteit van het zaken doen. Kortom, een eenduidig antwoord op de vaststelling van de discountrate is niet te geven. Morningstar houdt een discountrate van 10.5% aan voor het gemiddelde bedrijf. Stabiele bedrijven als Johnson & Johnson en Colgate worden met 9% discountrate bediend en innovatieve bedrijven als Micron Technology en E*Trade zitten met hun discount rate tussen de 13 en 15%. Als volgende stap wordt de perpetuity value berekend. Hiervoor wordt de meest recente cashflow genomen, opgehoogd met de waarde waarmee je voorspelt dat de cashflow zal groeien over een periode van bijv. 10 jaar. De uitkomst wordt dan gedeeld door de discountrate minus de verwachte groei rate. Het volgende model geeft de gehele procedure aan. Simpel 10-jaar waarderingsmodel Stap 1: voorspel de vrije kasstroom (FCF) voor de volgende 10 jaar Stap 2: Discount deze FCF om de present value te benaderen. Discounted FCF = FCF / (1 + R)n R is hierbij de discount rate en N het aantal jaren dat wordt gebruikt. Stap 3: Bereken de perpetuity waarde en discount dit naar het heden. Perpetuity value = FCF10 x (1 + g) / (R-g) Discounted Perpetuity Value = perpetuity Value / (1 = R)10 Stap 4: bereken de totale equity waarde door de discounted perpetuity waarde en de 10 discounted cahsflows (in stap 2 berekend) toe te voegen. Stap 5:  Bereken per aandeel waarde door de totale equity te delen door het aantal uitstaande aandelen. Waarde per aandeel = totale equity / uitstaande aandelen Om het allemaal wat inzichtelijker te maken is onderstaand een voorbeeld van de berekening uit het boek toegevoegd 2). Het belangrijkste bij deze oefening is dat we onszelf dwingen anders te kijken naar de waardering van bedrijven. Een P/E ratio van 16 keer de earnings als redelijk te beschouwen krijgt meer ‘body’ door de toekomstige en huidige waarde te bepalen. Hiermee wordt het ook mogelijk een margin of safefy te ontdekken. Dat het in de praktijk niet allemaal zo voorspoedig verloopt blijkt wel uit de aankoop van Nokia door Microsoft en de aankoop van Gen Re door Berskshire Hathaway. Warren Buffet zei na deze problematische aankoop “Gen re’s culture and practises had substantially changed and unbeknownst to management – and to me- the company was grossly mispricing its current business’ 3). Iedere benadering voor het investeren in equity heeft zijn eigen merites, maar het werken aan de ontwikkeling van intrinsieke waarde houdt de belegger gefocust op de waarde van het bedrijf in plaats van de prijs van het aandeel. Het is hierbij zaak verder te kijken dan de ratio’s die op het verleden gebaseerd zijn. Het aandeel is de huidige waarde van de toekomstige cashflow waard en die waarde wordt bepaald door de grootte van de cash flows, timing en het risico verbonden aan de cash flow. Pat Dorsey is in januari 2014 overigens gestart met Dorsey Asset Management, waar hij een zeer beperkt aantal aandelen in portefeuille houdt. 1)Pat Dorsey, The five rules for succesfull stock investing; Morningstar’s guide to building wealth and winning in the market, 2004. 2)Afbeelding: Berekening uit boek van Pat Dorsey, 'The five rules for succesfull stock investing'; Morningstar’s guide to building wealth and winning in the market, 2004, p. 150. 3) http://www.berkshirehathaway.com/2002ar/2002ar.pdf ^  Inhoud Rangtabel in wekelijkse CoSA-Nieuwsbrief  Bron:  HCC Beleggen CoSA-werkgroep In dit artikel bespreken we de Rangtabel die wekelijks met onze Nieuwsbrief wordt verzonden. Deze tabel geeft een overzicht van alle aandelen die we volgen. Op dit moment zijn dat 366 aandelen verdeeld over diverse beurzen: 38 Amsterdam, 16 Brussel, 26 XETRA, 8 Parijs en 278 New York. We streven naar een verdere uitbreiding van deze verzameling, waarbij we vooral meer EU-aandelen hopen toe te voegen. Sinds kort volgen we niet alleen Koersgroeiaandelen, maar ook voegen we aandelen toe die interessant zijn voor een Dividend(groei)belegger. Dat we op dit moment in meerderheid US-aandelen in ons bestand hebben komt enerzijds door het grote aantal aandelen dat in de US een beursnotering heeft en anderzijds doordat voor de US-markten eenvoudig selecties gemaakt kunnen worden met behulp van zeer betaalbare software. Voor de EU-aandelen bestaat dergelijke software niet voor zover wij weten. Voor de EU-aandelen moeten we de ssg’s handmatig aanmaken en aanpassen na het verschijnen van een nieuw jaarverslag. Daarbij worden ook data van Morningstar gebruikt. Hieronder ziet u een deel van een recente Rangtabel. Klik hier om zelf de hele Tabel te downloaden. fig 1: Kolom A-M CoSA Rangtabel De tabel geeft een overzicht van alle aandelen in ons bestand. Voor elk aandeel wordt de actuele waarde getoond van de verschillende kengetallen die we gebruiken. Uitleg bij de verschillende afkortingen die in de kolomkoppen worden gebruikt, vindt u in de gele kolommen AA t/m AG. Bovenaan ziet u vier knoppen waarmee u de sortering kunt wijzigen door op een knop te klikken. Sorteringen zijn mogelijk op Ticker, Bedrijfsnaam, Beurs en NAIC met filters. fig 2: Kolom N-Y CoSA Rangtabel Deze laatste sortering zorgt ervoor dat de aandelen die volgens onze criteria het meest aantrekkelijk zijn bovenaan komen te staan. Bovenaan staan dan de aandelen met een Koop-oordeel zowel op grond van de NAIC-criteria als de extra filters die wij hebben ontwikkeld. Binnen deze groep worden deze aandelen van hoog naar laag gerangschikt op basis van de berekende TRg-waarde. TRg = groei van het totaalrendement (Total Return), omgerekend naar het jaarlijkse groeipercentage In kolom AD (Extra Filters) ziet u grenswaarden die onze voorkeur hebben en die gebruikt worden bij de beoordeling of een aandeel aan Koop-, Houden- of Verkoop-voorwaarden voldoet. U kunt deze grenswaarden echter wijzigen en daarna de rangorde opnieuw laten bepalen. Zo kunt u een selectie maken gebaseerd op uw eigen voorkeuren. Indien u meer wilt weten over de NAIC methode en over CoSA, kunt u de voorlopige CoSA-webpagina (Klik hier), raadplegen. fig 3: Kolom Y-AG CoSA Rangtabel Ook kunt u contact opnemen met de voorzitter: Jan van der Meulen via CoSA-L@beleggersonline.nl   U kunt zich op hetzelfde mailadres aanmelden voor zowel het ontvangen van informatie,  de wekelijks verschijnende CoSA-nieuwsbrief en voor het verkrijgen van toegang tot de voor CoSA-leden beschikbare Europese CoSA/SSG-verzameling. ^  Inhoud Centrale bank houdt vinger aan de pols bij geldschepping  Bron:  DNB.nl   Weinig mensen zullen bij het afrekenen van de dagelijkse boodschappen stilstaan bij de vraag wat de definitie is van geld en hoe geld ontstaat. Toch gaat het hier om een economisch verschijnsel dat van grote invloed is op het functioneren van de economie en onze samenleving. Dat is ook de reden waarom de hoeveelheid geld in het economisch systeem scherp in de gaten wordt gehouden door centrale banken. Wat is geld? Geld is het medium dat in een economie als betaalmiddel algemeen geaccepteerd wordt, en gebruikt wordt als rekeneenheid en oppotmiddel. Klik op link om videopresentatie  "Geldschepping" in uw browser af te spelen https://youtu.be/h1aY0fCSb00 Centrale banken hanteren een heel concrete definitie om de geldhoeveelheid in een economie te meten. Daarbij gaat het om financiële activa in handen van huishoudens en bedrijven die gemakkelijk als betaalmiddel ingezet kunnen worden. Uit  Figuur 1 blijkt dat volgens deze definitie de geldhoeveelheid slechts voor een klein deel bestaat uit munten en bankbiljetten. Voor het overgrote deel bestaat de geldhoeveelheid uit banktegoeden, vooral betaal- en spaarrekeningen. De hoeveelheid geld in het economisch systeem verandert continu. Het toenemen van de geldhoeveelheid heet geldschepping. Banken spelen een centrale rol bij het ontstaan van geld. Daarom worden banken ook wel geldscheppende instellingen genoemd. Figuur 1 (Samenstelling van de geldhoeveelheid) Geldschepping door wederzijdse schuldaanvaarding tussen bank en klant Geldschepping is een gevolg van het aangaan van een lening bij een bank. Wanneer een bank en een klant een kredietovereenkomst afsluiten, gebeuren tegelijkertijd twee dingen op de balans van de betreffende bank. Aan de bezittingenkant schrijft de bank bij dat een vordering op de klant is ontstaan, bijvoorbeeld een hypotheek of een bedrijfslening. Aan de verplichtingenkant schrijft de bank bij dat de betreffende klant de beschikking heeft over een tegoed ter grootte van de lening. Dit nieuwe tegoed valt onder de definitie van de geldhoeveelheid, en dus is nieuw geld gecreëerd. Tabellen 1 en 2 laten aan de hand van een versimpelde bankbalans zien hoe dat werkt. De voorbeeldbank heeft in de uitgangssituatie EUR 500 miljoen aan leningen aan huishoudens en bedrijven uitstaan. Daar tegenover staat EUR 500 miljoen aan deposito’s van huishoudens en bedrijven. Tabel 2 maakt inzichtelijk dat ten gevolge van een kredietovereenkomst ter grootte van EUR 10 miljoen zowel aan de bezittingen- als aan de verplichtingenkant van de bankbalans veranderingen optreden. Er ontstaan derhalve boekhoudkundig wederzijds verplichtingen tussen bank en klant.   Enerzijds  krijgt de klant een schuldverplichting aan de bank.   Anderzijds heeft de bank een schuldverplichting aan de klant in de vorm van een tegoed. Economen noemen dit dan ook geldschepping door wederzijdse schuldaanvaarding. Op het moment dat het krediet wordt afgelost, vindt een omgekeerde mutatie plaats op de bankbalans en wordt gesproken over geldvernietiging. Geldschepping vindt niet ongebreideld plaats Uit het bovenstaande zou kunnen worden afgeleid dat de hoeveelheid geld in de economie vrijelijk door banken kan worden bepaald. Dat is niet het geval en zou bovendien onwenselijk zijn. Ongebreidelde geldschepping kan bijvoorbeeld leiden tot hoge inflatie, dat wil zeggen een sterke toename van het algemene prijspeil. De centrale bank heeft het mandaat om te zorgen voor prijsstabiliteit. Daartoe voert zij monetair beleid, waarmee het geldscheppend vermogen van banken wordt beheerst. Dit gebeurt door het sturen van de prijs van geld en krediet: de rente. Wanneer de prijsstabiliteit in het geding dreigt te komen zal de centrale bank de rente aanpassen, wat vervolgens de vraag naar geld en krediet zal stimuleren of juist afremmen. Als de rente hoog is, zullen immers minder mensen willen lenen. Bij een lage rente neemt de vraag naar leningen juist toe. Het huidige aankoopprogramma voor staatsobligaties, ook wel aangeduid als kwantitatieve verruiming, is een alternatieve manier om de geld- en kredietgroei te stimuleren. Het Eurosysteem injecteert hierbij geld direct in de economie door de staatsobligaties aan te kopen met nieuw gecreëerd elektronisch geld. Tegelijkertijd wordt ook het toezicht instrumentarium ingezet om te bevorderen dat banken voldoende solide zijn om hun belangrijke functie op een goede wijze te kunnen vervullen. Sinds de crisis zijn veel toezichteisen aangescherpt om de stabiliteit van het bankwezen te waarborgen en te verstevigen. Tenslotte hebben banken ook een eigen belang om de geld- en kredietgroei te beheersen. Een bank zal immers uitsluitend willen overgaan tot wederzijdse schuldaanvaarding met een klant die voldoende kredietwaardig is. ^  Inhoud Beheerd vermogen van beleggingsinstellingen daalt na twee jaar groei  Bron:  DNB.nl, 17 augustus 2015 Het totale vermogen van de Nederlandse beleggingsfondsen is in het tweede kwartaal van 2015 voor het eerst in twee jaar gedaald, met 4,5% (EUR 36,4 miljard). Dit kwam voornamelijk doordat de beleggingen van de fondsen in waarde daalden (-3,6% rendement). Daarnaast werd er voor EUR 7,0 miljard aan inlegde gelden aan de beleggingsinstellingen onttrokken. Het totale vermogen van Nederlandse beleggingsfondsen daalde in het tweede kwartaal van 2015 met EUR 36,4 miljard (-4,5% kwartaal-op-kwartaal), van EUR 808 miljard naar EUR 772 miljard (zie figuur 1). De grootste daling was bij de aandelen- en de obligatiefondsen te zien, met EUR 22,1 miljard (- 7,4% kwartaal-op-kwartaal) en 13,5 miljard (-4,8% kwartaal-op-kwartaal) respectievelijk. Deze ontwikkeling is tegengesteld aan die van het vorige kwartaal, toen het vermogen van aandelen- en obligatiefondsen toenam met EUR 24,7 en EUR 20,8 miljard. Figuur 1 - Beleggingen van Nederlandse beleggingsfondsen De daling van het belegde vermogen werd voornamelijk veroorzaakt door een waardedaling van de beleggingen ter grootte van EUR 24,4 miljard (-3,1% van het vermogen). Deze daling werd veroorzaakt door een combinatie van prijs- en wisselkoerseffecten, en was het sterkst bij obligatiefondsen (EUR 12,9 miljard, -4,8%) en aandelenfondsen (EUR 11,7 miljard -4,2%) (zie figuur 2). Dit is in lijn met de algemene ontwikkeling op de financiële markten. Alleen de fondsencategorie overige fondsen behaalde een beleggingswinst van in totaal EUR 5,7 miljard (+ 6,5%), vooral door een waardestijging van grondstoffen. De waardedaling van de beleggingen werd deels gecompenseerd door een positieve opbrengst ten waarde van EUR 5,5 miljard uit rente en dividenden. De grootte van deze opbrengsten is vooral veroorzaakt door dividend, dat vaak in het tweede kwartaal van het jaar wordt uitbetaald. Het totale rendement van de sector (waardeverandering plus rente en dividenden) bedroeg in het tweede kwartaal van 2015 -3,6%, tegenover +10,1% in het vorige kwartaal. Figuur 2 - Rendement Nederlandse beleggingsfondsen De groei van de beleggingsfondsen werd ook beperkt door een totale netto-onttrekkingen aan de uitgegeven participaties ten hoogte van EUR 7,0 miljard (zie figuur 3). Vooral institutionele beleggers hebben geld aan de fondsen onttrokken. Pensioenfondsen trokken per saldo EUR 4,7 miljard terug en verzekeraars EUR 1,5 miljard. Bij de verschillende beleggingscategorieën was sprake van een gemengd beeld. Hoewel de onttrekkingen aan aandelenfondsen EUR 14,0 miljard (-5,1%) bedroegen, stroomde er per saldo geld naar de obligatiefondsen (EUR 2,8 miljard, +1,0%) en overige fondsen (EUR 4,9 miljard, +5,6%). Figuur 3 - Netto-inleg naar beleggingscategorie Statistics: Beleggingsinstellingen ^  Inhoud 3 Randvoorwaarden voor een goed beleggingsfonds  Bron:  Jeffrey Schumacher, Morningstar In Europa zijn er meer dan 30.000 beleggingsfondsen te koop. Het merendeel van dit gigantische fondsaanbod heeft echter geen bestaansrecht. Veel fondsen presteren namelijk minder goed dan een passief alternatief in de vorm van een ETF of indexfonds. Het is voor beleggers dan ook zaak om het kaf van het koren te scheiden. Dit zijn drie kenmerken van fondsen die het volgens Morningstar in zich hebben om zich positief te onderscheiden. 1.    Lage kosten Het kostenniveau van een beleggingsfonds is van doorslaggevend belang voor het behalen van een goed rendement. De kosten van een fonds gaan immers direct ten laste van het rendement en vormen daarmee een horde voor een fondsbeheerder. Het spreekt voor zich dat lage kosten het gemakkelijker maken om die horde te nemen dan wanneer het fonds tot de duurdere opties behoort. De kosten die ten laste gaan van het rendement bestaan voor een belangrijk gedeelte uit de beheervergoeding. De hoogte van deze vergoeding kan binnen dezelfde type fondsen flink verschillen. Zo bedraagt de beheervergoeding van het wereldwijde aandelenfonds Aberdeen Global World Equity 1,00 procent, terwijl Robeco N.V. de helft hiervan rekent. Die 0,5 procent per jaar lijkt verwaarloosbaar, maar het rente-op-rente effect zorgt ervoor dat dit verschil aanzienlijk wordt op de langere termijn. Andere kosten die ten laste gaan van het fondsvermogen zijn bijvoorbeeld accountantskosten en marketingkosten. Jeffrey Schumacher CFA, Senior Fondsanalist bij Morningstar Benelux na zijn opleiding aan de VU Amsterdam en het behalen van het certificaat Chartered Financial Analyst (CFA) aan het CFA Institute is hij vanaf juni 2011 als Senior Fund Analyst werkzaam bij Morningstar. Daavoor  was hij van 2006 tot 2009 werkzaam bij Theodoor Gilissen Bankiers als Equity/Commodity Analyst en aansluitend tot juni 2011 werkzaam als Vermogensbeheerder Services / Fund Trading bij SNS Securities. Gezamenlijk vormen deze kosten de ‘lopende kosten’, het prijskaartje van een beleggingsfonds. Dit is een percentage kosten dat vermeld staat in een document genaamd ‘Essentiële Beleggersinformatie’, dat op de website van fondsaanbieders terug te vinden is. Hoewel het percentage lopende kosten opgebouwd is uit veel kostencomponenten, zijn er ook kosten die hier niet onder vallen. Een mogelijke additionele kostenfactor ontstaat wanneer het fonds ervoor kiest om een prestatievergoeding te hanteren. De structuren van deze vergoeding kunnen sterk uiteenlopen. Wanneer fondsen een prestatievergoeding hanteren, heeft Morningstar een voorkeur voor een kostenstructuur waarbij er sprake is van een lage beheervergoeding, een acceptabel (10-15%) percentage prestatievergoeding, een prestatiemeting ten opzichte van een relevante benchmark en er moet sprake zijn van een high watermark. Een laatste kostenpost die niet onderschat mag worden, maar geen onderdeel vormt van de lopende kosten, zijn de transactiekosten die een fonds maakt als gevolg van het aan- en verkopen van posities in het fonds. Des te hoger de omloopsnelheid in een portefeuille, des te hoger de transactiekosten die ten laste gaan van het fondsresultaat. Het is maar de vraag of dat vele handelen per saldo wat oplevert. Wat je zeker weet is dat de broker die de orders uitvoert er goed aan zal verdienen. Een hoge omloopsnelheid kan daarom het potentieel van een fonds beperken. 2.    Actief beheer Om de benchmark te verslaan moet een beleggingsfonds afwijken van de benchmark. Dit wordt actief beheer genoemd. Een beheerder kan een fonds op verschillende manieren actief beheren. Hij kan effecten buiten de benchmark selecteren, maar ook posities in de benchmark een ander gewicht geven dan deze in de benchmark hebben. Daarnaast kan een fonds afwijken op bijvoorbeeld regio-, sector-, valuta-, beleggingsstijl- en marktkapitalisatie-allocatie. Het zijn allemaal verschillende dimensies van actief beheer. De mate van afwijking is belangrijk. Wanneer een fonds te dicht bij de benchmark blijft, dan zijn er minder mogelijkheden om deze te verslaan. Een fonds dat de kosten van een actief beheerd fonds rekent maar feitelijk dicht bij de benchmark blijft, zal op langere termijn veel moeite hebben om toegevoegde waarde te realiseren. 3.    Solide beheerder Uiteindelijk is het de beheerder die bepaalt hoe de portefeuille wordt ingericht. Deze beheerder (of het beheerteam) speelt dan ook een sleutelrol in het uiteindelijke succes van een fonds. Niet alleen de omvang van een team in relatie tot het belegbare universum en de kwaliteit van de ondersteuning spelen hier een rol, maar ook de ervaring van een beheerder en de relevantie van die ervaring zijn belangrijke elementen. Morningstar heeft een voorkeur voor beheerders die een lange staat van dienst op een strategie hebben. Beleggers die zich hebben bewezen in verschillende marktcycli. Stabiliteit in het beheerteam en de ondersteuning is eveneens een cruciale factor. Als laatste factor is het belangrijk dat een beheerder ook doet waarvoor hij is aangesteld, namelijk het zo goed mogelijk beleggen van het vermogen van de aandeelhouders in het fonds. Een beheerder moet zich dan ook kunnen concentreren op het onderzoeken en selecteren van effecten in zijn portefeuille en zijn tijd spenderen aan het construeren van een solide portefeuille. Randzaken als marketingpraatjes en het verschijnen op events moeten tot een minimum worden beperkt. Wanneer de beheerder van uw fonds zich continu in de spotlights manoeuvreert, dan moet u zich afvragen hoeveel tijd hij zich nu daadwerkelijk met het beheer van het fonds bezighoudt. Een goed fonds met een sterk track record verkoopt zichzelf wel, daar is geen marketing voor nodig en zeker niet van degene die al zijn tijd en energie zou moeten steken in het beheren van die portefeuille. ^  Inhoud Waarom de historische waardering van mediabedrijven totaal irrelevant is Bron:  23 aug 2015, Ronald Kok, analist.nl Amerikaanse mediabedrijven hebben onlangs rake klappen van analisten gekregen. Zo daalde de koersen van Walt Disney en Time Warner beide met 4%, nadat Bernstein Research de volgende was die zijn taxaties voor beide aandelen verlaagde. Maar ook andere mediabedrijven moesten bloeden op de beurs. Volgens Bernstein Research moeten beleggers de mediasector totaal anders gaan waarderen. De twee belangrijkste inkomstenbronnen, betaalabonnementen en adverteerders, zijn namelijk in gevaar. Bernstein Research stelt dat het niveau waar de mediaaandelen in het verleden op verhandeld werden totaal irrelevant is. De wereld is daarvoor teveel veranderd. Of de daling van het aantal betaalde tvabonnementen gaat versnellen staat buiten kijf, de enige vraag is in welk tijdsbestek. Ronald Kok (RBA)  Financieel analist, entrepeneur en uitgever van o.a. Analist.nl Na zijn economie opleiding aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, VBA aan de VU  Universiteit van Amsterdam bleef hij zich verder specialiseren w.o. EFFAS , en  focust hij zich nu vooral op financiële analyse en de praktische toepasbaarheid van beleggingsstrategieën. Zijn aandachtsgebieden zijn vooral de Amerikaanse en Europese aandelen. Daarnaast focust Ronald zich ook op derivatenstrategieën, asset-allocatie en risicomanagement. Migratie van kijkers De analisten vervolgen hun tirade door te stellen dat de Amerikaanse televisieindustrie een periode van structurele daling in gaat, wat veroorzaakt wordt door een migratie van kijkers van advertentie gesponsorde platformen naar platformen waar geen advertenties worden getoond. Bernstein Research geeft de voorkeur aan mediabedrijven die zo min mogelijk worden blootgesteld aan de Amerikaanse advertentieindustrie, maar juist een sterke positie in sport content hebben en internationaal georiënteerd zijn. Disney en Time Warner naar ‘houden’ In deze nieuwe waardering van Bernstein Research zijn Walt Disney en Time Warner de grootste verliezers. Walt Disney  was lange tijd juist een van de best presterende bedrijven binnen de Dow Jones Inudstrial Average. Bernstein Research stelt dat het bedrijf ondanks positieve projecten in de pijplijn, zoals het college football championship en de uitbreiding van de Star Wars franchise, teveel risico’s herbergt. Voor Time Warner  spande het erom of het advies zou worden verlaagd, maar Bernstein Research stelt dat de verwachtingen van het bedrijf voor 2018 onder druk staan. Tot slot wijst Bernstein Research op Viacom, dat volgens de analisten een ‘clear structural short’ is. Zij verlaagden al eerder hun taxaties voor het aandeel. Fox is een van de weinige bedrijven die volgens Bernstein Research nog potentieel biedt. De analisten twijfelen of het aandeel de prestaties van de afgelopen periode in de komende kwartalen kan doorzetten, maar zien geen redenen om hun waarderingen voor het bedrijf bij te stellen ^  Inhoud Aktief zijn binnen onze vereniging! Bron: Redactie HCC Beleggen De HCC Beleggen organiseert een aantal activiteiten. De bekendste activiteiten die wij organiseren zijn de beleggerssymposia, die we tweemaal per jaar houden in De Bilt, de regiogroepen en deze nieuwsbrief. Een toenemend aantal mensen wil ook aktief meedoen. Voor de organisatie van onze symposia zijn wij voortdurend op zoek naar mensen die een bijdrage willen leveren aan de totstandkoming hiervan. Het is niet alleen leuk om dergelijke evenementen te organiseren, maar het is ook een ideale gelegenheid om je netwerk uit te breiden met interessante contacten. Ook voor deelname aan de redactie van de nieuwsbrief en de website zijn wij voortdurend op zoek naar mensen die mee willen doen. Ook zonder deel uit te maken van de organisatie kunt u vanzelfsprekend ook meedoen aan één van de Regio- of Belangstellingsgroepen. Maar ook andere dingen doen zoals het geven van een aardige lezing, het schrijven van een column of artikel,  met anderen handelsstrategieën uitwerken, software onder de knie krijgen of gewoon een groep vormen waarmee je samen de markt analyseert/bespreekt, behoort tot de mogelijkheden. Ben jij enthousiast en denk je dat een vrijwilligersfunctie jou op het lijf geschreven is, neem dan per email contact op met het HCC Beleggen bestuur  of met de redactie  ^  Inhoud | HCC beleggen Website | HCC beleggen Vacatures | Adverteren | Forum | Downloads  Disclaimer: Deze publicatie komt tot stand op de redactie van beleggersonline.nl de website van de HCC IG Beleggen. Noch de mate waarin de berichten, voorgestelde scenario’s, risico’s en voorspellingen de marktverwachtingen weerspiegelen, noch de mate waarin zij in de realiteit zullen tot uiting komen, kunnen worden gewaarborgd. De voorspellingen zijn indicatief. De gegevens in deze publicatie zijn algemeen en louter informatief. Ze mogen niet worden beschouwd als beleggingsadvies. De schrijver(s) van deze publicatie en het bestuur van de HCC IG Beleggen en/of de Redactie van de Nieuwsbrief zijn derhalve niet aansprakelijk voor eventuele verliezen. De waarde van uw beleggingen kan fluctueren, behaalde resultaten uit het verleden geven geen garantie voor de toekomst. ^  Inhoud

6 september 2015

...

Nieuwsbrief20150801

.. Augustus 2015 Je bent nooit te oud om te leren China blijft koersen drukken Conjunctuurbeeld verbetert opnieuw Hypotheekrente daalt sneller dan spaarrente Monetaire en financiële statistieken Nederland Afname kredietvraag MKB gestopt en kredietvraag woninghypotheken stijgt verder Fundamentele analyse m.b.v de NAIC methode Aktief zijn binnen onze vereniging! .. Je bent nooit te oud om te leren Bron: bestuur HCC Beleggen  "Je bent nooit te oud om te leren" Voor de 65e keer wordt er een symposium georganiseerd. Ikzelf kan me de eerste keer niet herinneren maar in de loop van de jaren heb ik heel wat inspiratie opgedaan op het symposium. Dit komt door de grote diversiteit aan sprekers en uiteraard door goede presentaties (misschien is er trouwens iemand die er de eerste keer wel bij was en daar een klein stukje over zou willen schrijven?). Om die reden hebben we er dit keer voor gekozen om een aantal oude bekenden terug te vragen. Daarnaast zijn er ook weer een nieuwe sprekers die elk vanuit een verschillende invalshoek met het beleggen bezig zijn. Een paar van de oude bekenden zijn Royce Tostrams (Tostrams) en Willem Middelkoop (Commodity Discovery Fund). Zoals altijd zullen ze heldere uitspraken, over hoe zij de toekomst zien, doen. Mooi om hun uitspraken te vergelijken en als elementen voor je eigen beleggingsplan te gebruiken. Daarnaast zijn er ook nieuwe sprekers zoals Arthur Hopstaken (HJCO) over de mogelijkheden van alternatieve beleggingen, Barbara Kos (Pictet) over thematisch beleggen en Selwyn Duijvestijn (marktgevoel.nl) over contrair beleggen. Keynote-sprekers:   Willem Middelkoop Nederlands publicist, fotograaf, ondernemer en voormalig beurscommentator op RTL Z.  Auteur van diverse spraakmakende boeken w.o. "Als de dollar valt", "Overleef de kredietcrisis" en "The big Reset". In 2008 richtte hij het Commodity discovery Fonds op en starte hij de webshop Amsterdamgold.com welke hij later verkocht aan Value8. Royce Tostrams Sinds zijn afstuderen in 1976 in Amsterdam houdt Tostrams zich als technisch analist bezig met het beoordelen van beurskoersen aan de hand van de grafieken. Hij werkte onder meer voor Robeco, IRIS en de ING Bank. In 1999 richtte hij zijn eigen bedrijf op, de Tostrams Groep, om beleggingsadviezen uit te brengen. Kortom, zorg dat je er op 10 oktober bij bent het belooft een leuke dag te worden! Op  beleggerssymposium.nl worden in de komende tijd alle details over dit symposium gepubliceerd. Kijk hier dan ook regelmatig want vanaf half augustus begint hier de inschrijving. ^  Inhoud China blijft koersen drukken Bron:  Jeffrey Stafford, Morningstar De prijzen van steenkool, koper en ijzererts blijven laag nu de Chinese economie transformeert van investeringsgedreven naar vraaggedreven. Voor één grondstof is er een uitzondering: uranium. In het kort De sector basismaterialen wordt dicht verhandeld tegen de Morningstar’s waardering met een gemiddelde koers/fair value van 0,97 en een koers/fair value van 0,99. De prijzen van delfstoffen die flink hebben geprofiteerd van China’s investeringen in infrastructuur en de hausse op de Chinese vastgoedmarkt zullen niet herstellen. Morningstar ziet echter één uitzondering en dat is voor uranium nu China bouwt aan nieuwe kernenergiecentrales. De opleving van de Chinese huizenmarkt in het tweede kwartaal is tijdelijk. Jeffrey Stafford, CFA Aandelen analist bij Morningstar Jeffrey heeft zijn opleiding gehad aan: University of Notre Dame BBA, Finance 2001 – 2005 en vervolgens The University of Chicago - Booth School of Business (MBA) 2013 – 2016 Nu is hij werkzaam als aandelen analist bij Morningstar met als specialisatie landbouw en chemische bedrijven Als de Chinese economie weer in balans is denkt Morningstar dat een vertraging in de investeringen onvermijdelijk is. Deze vooruitblik schildert dan ook geen mooi plaatje voor veel industriële grondstoffen voor welke China het afgelopen decennium de motor achter de vraag was. Recente gegevens laten een verzwakking van de vraag uit China zien. De wereldwijde staalproductie daalde op jaarbasis zowel in april als in mei als gevolg van een lagere Chinese productie. De Chinese staalconsumptie daalde in 2014 voor het eerst in tien jaar en Morningstar verwacht dat de Chinese vraag naar staal ook in 2015 en 2016 zal afnemen. De verandering in de samenstelling van het Chinese bbp (minder investeringen, meer binnenlandse consumptie) zal op de metaalprijzen drukken. Morningstars langetermijnverwachting voor ijzererts is een prijs van USD 60/ton tegenover een gemiddelde prijs in de afgelopen vijf jaar van USD 128/ton. We voorzien een prijs voor steenkool van USD 110/ton tegenover een gemiddelde van USD191/ton in de afgelopen vijf jaar. Koper wordt later in het bouwproces gebruikt dan bijvoorbeeld staal en daarom is de koersdaling van koper iets vertraagd, maar de prijs van koper is met die van andere metalen omlaag gegaan en we voorzien een koers van USD 2,46/pond tegenover gemiddeld USD 3,44/ton in de afgelopen vijf jaar. De afnemende vraag in China naar elektriciteit en de afkeer van vervuilende elektriciteitscentrales op steenkool t zorgt voor een verwachte prijs van thermische steenkool van USD 67/ton waar dat de afgelopen vijf jaar gemiddeld USD 91/ton was. Uranium is echter een opmerkelijke uitzondering onder de industriële grondstoffen. Waar China goed is voor ongeveer de helft van de wereldwijde vraag naar steenkool , koper en ijzererts neemt het minder dan 10 procent van de wereldwijde vraag naar uranium voor zijn rekening. Morningstar verwacht dat de Chinese vraag naar uranium zal verviervoudigen in het komende decennium. Want China breidt zijn arsenaal kernreactoren uit om elektriciteitscentrales op steenkool te vervangen. Het uraniumaanbod zal moeite hebben om de extra vraag bij te benen en we verwachten dat de uraniumprijs toeneemt van USD 50/pond op dit moment naar USD 75/ pond in de komende jaren. Tijdelijke maatregelen Ofschoon de Chinese huizenmarkt in het afgelopen kwartaal enige levenstekens liet zien en de laatste gegevens een toename in de vraag naar huizen laten zien, is Morningstar voor de lange termijn negatief over de Chinese huizenbouw. Renteverlagingen en het wegvallen van restricties op de koop van een tweede huis helpen om de prijzen op korte termijn overeind te houden, maar deze tijdelijke maatregelen lossen de problemen niet op waarmee de Chinese huizenmarkt op de lange termijn kampt. Topaandelen in de sector basismaterialen Peabody Energy (BTU) Peabody Energy delft thermische steenkool in de Verenigde Staten en thermische en metallurgische steenkool in Australië. Peabody’s steenkoolactiviteiten in de Verenigde Staten worstelden omdat de lage aardgasprijs heeft gezorgd voor een aanzienlijk overstap van steenkool naar aardgas. Tegen een aardgasprijs van - in de Verenigde Staten – tussen USD 2 en 3 per duizend kubieke voet kan steenkool moeilijk concurreren. Als de prijs van aardgas klimt naar USD 4 per duizend kubieke voet, wat de energie-analisten van Morningstar verwachten, dan is de steenkool die Peabody uit het Amerikaanse Powder River Basin en Illinois Basin haalt weer concurrerend. Voor zijn Australische activiteiten is Peabody afhankelijk van de prijzen van overzeese steenkool, omdat zijn steenkool wordt geëxporteerd. Deze prijzen zijn voortdurend gedaald omdat het aanbod zich maar langzaam aanpast aan de afgenomen vraag. Als het overaanbod wordt gerationaliseerd dan zal Peabody’s Australische steenkool profiteren van de hogere prijzen voor overzeese steenkool. Cloud Peak Energy (CLD) Cloud Peak Energy haalt thermische steenkool uit de grond in het Powder River Basin in de Verenigde Staten tegen lage productiekosten. De problemen in het afgelopen jaar met de afvoer van de steenkool per spoor zijn grotendeels verdwenen. Maar net als Peabody kampt ook Cloud Peak met de lage aardgasprijs en de switch van steenkool naar gas. Door de milde winter hebben energiecentrales op organische wijze een voorraad steenkool opgebouwd, omdat ze minder kolen stookten terwijl de aanvoer van steenkool doorging. Tegen een aardgasprijs van - in de Verenigde Staten – tussen USD 2 en 3 per duizend kubieke voet kan steenkool moeilijk concurreren. Als de prijs van aardgas klimt naar USD 4 per duizend kubieke voet, zoals de energie-analisten van Morningstar verwachten, dan is de steenkool die Cloud Peak uit het Powder River Basin haalt weer concurrerend waardoor de resultaten van de mijnbouwer verbeteren. Arrium (ARI) Arrium is betrokken bij het delven van ijzererts, staalproductie en de levering van consumptiematerialen voor de mijnbouw zoals maalkogels die worden gebruikt bij de productie van koper en goud. Arrium is ondergewaardeerd wat het negatieve sentiment van de markt reflecteert wat betreft de relatief dure ijzerertsproductie. Morningstar vindt ook dat die beperkt waarde heeft. De lage Australische dollar zal de marges op staal en de winst op mining consumeables verbeteren. De consumptiematerialen voor de mijnbouw bieden een broodnodige basis voor een stabiele winst. Morningstar denkt dat de winst en de koers van Arrium zullen verbeteren ten opzichte van de huidige lage niveaus, maar erkent dat Arrium een belegging is voor beleggers met een hoge risicotolerantie. Denkt u alles te weten over beleggen? ^  Inhoud CBS: Conjunctuurbeeld verbetert opnieuw Bron:  CBS Het conjunctuurbeeld volgens de Conjunctuurklok is in juli 2015 weer beter dan in juni, maakt CBS bekend. Vanaf de zomer van 2013 tot het voorjaar van 2014 verbeterde de conjunctuur continu, daarna ging de verbetering stapsgewijs. Vanaf mei versnelt de opgaande lijn. In juli zet de positieve trend verder door. De Conjunctuurklok van CBS is een hulpmiddel voor het bepalen van de stand en het verloop van de Nederlandse conjunctuur. In de conjunctuurklok komt vrijwel alle belangrijke economische informatie samen die CBS tijdens de afgelopen maand c.q. het afgelopen kwartaal heeft gepubliceerd. In juli presteerden bijna alle indicatoren in de Conjunctuurklok beter dan hun langjarige trend. Producenten en consumenten blijvend positief Het vertrouwen van de ondernemers in de industrie valt iets terug in juli, maar hun stemming blijft positief. Sinds oktober 2014 hebben positief gestemde ondernemers de overhand. Producenten in de industrie waren minder positief over de toekomstige productie. Ze waren ook een fractie minder positief over hun orderportefeuille. Verder is de bezettingsgraad van de machines en installaties bij aanvang van het derde kwartaal van 2015 uitgekomen op ruim 82 procent. Dat is het hoogste percentage sinds het uitbreken van de crisis eind 2008. Het vertrouwen van consumenten is ook iets minder positief. Dit komt doordat consumenten aanzienlijk minder positief oordelen over het economisch klimaat. Zowel het producenten- als het consumentenvertrouwen ligt ruim boven het langjarig gemiddelde. Export, investeringen en consumptie huishoudens groeien De export van goederen groeide in mei aanzienlijk. Het volume van de export van goederen was 7,5 procent groter dan in mei 2014. De stijging is groter dan in de voorgaande maand. In mei groeide vooral de export van machines, apparaten, aardolie- en chemische producten. Ook de investeringen zijn weer gegroeid. Het volume van de investeringen in materiële vaste activa was bijna 7 procent groter dan in mei 2014. Deze stijging is vooral te danken aan hogere investeringen in woningen. Verder is ook weer meer geïnvesteerd in wegvervoer zoals vracht- en bestelauto’s en in telecommunicatie. Consumenten hebben in mei 1,1 procent meer besteed aan goederen en diensten dan in mei 2014. Consumenten gaven meer uit aan voedings- en genotmiddelen. Ook aan duurzame goederen besteedden ze meer. Ze gaven ook deze maand vooral meer uit aan woninginrichting en huishoudelijke apparaten. Consumenten hebben in mei ook weer wat meer gas verbruikt dan een jaar eerder. De stijging is echter veel kleiner dan in de voorgaande 4 maanden. Ten slotte gaven ze meer uit aan diensten, zoals woninghuur, reizen met bus of trein, bezoek aan restaurant of kapper, en verzekeringen. Uitgaven aan diensten maken ruim de helft van de totale binnenlandse consumptieve bestedingen uit. Industrie produceert meer dan vorig jaar De gemiddelde dagproductie van de Nederlandse industrie was in mei hoger dan in mei 2014. De productie van de industrie wordt nog steeds negatief beïnvloed door de het wegvallen van productiecapaciteit in de tabaksindustrie. Zonder die weggevallen capaciteit zou de productiegroei van de industrie nog groter geweest zijn. Dalende trend faillissementen Het aantal uitgesproken faillissementen van bedrijven lag in juni op het laagste niveau sinds januari 2009. Sinds de zomer van 2013 is er sprake van een dalende trend. Minder werklozen, arbeidsmarkt herstelt in laag tempo In juni waren er opnieuw minder mensen werkloos. Het aantal werklozen daalde de afgelopen 3 maanden met gemiddeld 5 duizend per maand. Het werkloosheidspercentage kwam uit op 6,9. Het aantal banen is in het eerste kwartaal niet gestegen ten opzichte een kwartaal ervoor. In de 3 kwartalen ervoor groeide het aantal banen nog. Daardoor lag het aantal banen in vergelijking met het eerste kwartaal van 2014 wel 72 duizend hoger. Eind maart waren er 125 duizend openstaande vacatures in Nederland. Dit zijn er 6 duizend meer dan een kwartaal eerder. Het aantal neemt al 7 kwartalen op rij toe, maar het totale aantal vacatures is nog steeds maar de helft van de recordaantallen tijdens de hoogtijdagen in 2007 en 2008. Het totale aantal uitzenduren neemt al sinds begin 2013 toe. In het eerste kwartaal van 2015 is zowel het langlopende uitzendcontracten in de vorm van detachering of payrolling als het aantal kortdurende contracten weer toegenomen. De toename is wat minder sterk dan in het vierde kwartaal van 2014. In het eerste kwartaal van 2015 werkten er 225 duizend uitzendkrachten in Nederland. Economische groei steeds breder gedragen Uit de tweede berekening op 24 juni bleek dat de Nederlandse economie in het eerste kwartaal van 2015 voor de vierde keer achtereen is gegroeid. De groei kwam uit op 0,6 procent ten opzichte van een kwartaal eerder. Deze groei wordt steeds breder gedragen: investeringen, consumptie en de export leveren een positieve bijdrage. Ten opzichte van de hoogconjunctuur in de eerste helft van 2008 is de Nederlandse economie nog 0,2 procent kleiner. In vergelijking met het eerste kwartaal van 2014 is de omvang van de Nederlandse economie 2,5 procent groter. Vrijdag 14 augustus 2015 komt het CBS met de eerste uitkomsten over de economische groei en het aantal banen in het tweede kwartaal van 2015. Meer cijfers staan in het dossier Conjunctuur. Voor meer conjunctuurinformatie zie: conjunctuurbericht. ^  Inhoud Monetaire en financiële statistieken Nederland Bron:  DNB Op de statestiekpagina's van De Nederlandse Bank vind u behalve onderstaand (dagelijks geupdated)  overzicht  een aantal  downloadable interactieve grafieken  klik hier ^  Inhoud Hypotheekrente daalt sneller dan spaarrente Bron:  DNB,  27 juli 2015 Al geruime tijd nemen de spaar- en hypotheekrentes van banken af. In de afgelopen twaalf maanden zijn beide rentes gedaald, de spaarrente met 30 basispunten en de hypotheekrente met 60 basispunten. In mei van dit jaar kregen Nederlandse huishoudens een rente van gemiddeld 1,04% op hun eenvoudig opneembaar spaargeld. Op nieuw afgesloten hypotheken moest gemiddeld 2,83% worden betaald. Ten opzichte van april is de spaarrente in mei met 2 basispunten gedaald en de hypotheekrente met 11 basispunten. Nederlandse huishoudens hadden in mei bijna EUR 300 miljard aan eenvoudig opneembaar spaargeld tegen een gemiddelde spaarrente van 1,04 procent. De afgelopen periode is de spaarrente afgenomen (zie grafiek 1). Hierbij hebben onder meer de afgenomen vraag van banken naar financiering, het nog steeds grote aanbod van spaargeld en de relatief lage kosten van andere vormen van financiering op de geldmarkt een rol gespeeld. Grafiek 1: Verschil hypotheekrente en spaarrente Ook de spaarrente op het vaststaand spaargeld is afgenomen. Huishoudens hebben ruim EUR 50 miljard aan vaststaand spaargeld. Op het spaargeld dat in mei werd vastgezet, werd een rente van gemiddeld 1,88% vergoed. Ongeveer zestig procent van het in mei op een spaardeposito geplaatste spaargeld kende een vaste looptijd van maximaal één jaar. De omvang van de hypotheken van Nederlandse huishoudens bij banken bedroeg in mei bijna EUR 520 miljard. Op deze uitstaande hypotheken betalen huishoudens een gemiddelde rente van 4,16%. Ook deze rente op uitstaande hypotheken is afgenomen (de afgelopen twaalf maanden met 23 basispunten), maar veel minder dan de rente op eenvoudig opneembaar spaargeld. Dit komt doordat huishoudens hun rente vaak voor langere tijd vast zetten. Op de nieuwe hypotheken die banken in mei hebben verstrekt bedroeg de rente gemiddeld 2,83 procent. Ook deze rente op nieuwe hypotheken is door de banken verlaagd. Deze verlaging was gedurende de afgelopen twaalf maanden sterker dan de verlaging van de spaarrente (zie grafiek 2). Hierdoor neemt het verschil tussen de spaarrente en de rente op nieuw afgesloten hypotheken langzaam af. Het verschil tussen de rente op eenvoudig opneembaar spaargeld en de rente op nieuwe hypotheken bedroeg in mei zo’n 180 basispunten (zie grafiek 1). Grafiek 2: Cumulatieve maand-op-maand mutaties (in basispunten) ^  Inhoud Afname kredietvraag MKB gestopt en kredietvraag woninghypotheken stijgt verder Bron:  DNB Volgens de Nederlandse banken is de vraag naar woninghypotheken in het tweede kwartaal van 2015 verder gestegen. Deze ontwikkeling, die in het eerste kwartaal van 2014 is ingezet, zet zich daarmee versterkt voort. Wat bedrijfskredieten betreft is het de eerste keer in ruim zes jaar tijd dat er geen vraagafname vanuit het midden- en kleinbedrijf (MKB) wordt gemeld door de banken. De banken geven verder aan dat de kredietvraag vanuit het grootbedrijf is gestegen. Dit blijkt uit de driemaandelijkse Bank Lending Survey (BLS) van de ECB. Deze enquête verschaft kwalitatieve informatie over de kredietverlening door in Nederland gevestigde banken aan huishoudens en bedrijven in het eurogebied en de acceptatiecriteria die zij hanteren. Vraag naar woninghypotheken stijgt verder In het tweede kwartaal van 2015 melden alle deelnemende banken in de enquête een stijgende kredietvraag naar woninghypotheken (grafiek 1). Als relevante factoren voor de toename van de hypotheekvraag worden het betere vooruitzicht op de woningmarkt, het gegroeide consumentenvertrouwen en de lage rentetarieven genoemd. Voor het derde kwartaal van 2015 voorzien banken met een gezamenlijk marktaandeel van 77 procent een verdere opleving. De deelnemende banken hebben in de enquête aangegeven dat hun acceptatiecriteria voor woninghypotheken onveranderd zijn gebleven. De laatste keer dat banken per saldo een versoepeling rapporteerden van hun acceptatie­criteria was in het eerste kwartaal van 2008. Afname van kredietvraag MKB gestopt Bij kleine en middelgrote ondernemingen zien de Nederlandse banken in het tweede kwartaal van 2015 geen verandering in de vraag naar krediet (grafiek 2). Het is de eerste keer sinds begin 2009 dat de bankensector een gelijkblijvende vraag vanuit het MKB rapporteert, in plaats van een afname van de vraag. Voor het derde kwartaal van 2015 verwacht, gewogen naar marktaandeel, 57 procent van de Nederlandse banken een stijging van de vraag naar deze vorm van krediet. Verder melden de banken dat hun acceptatiecriteria voor krediet aan het MKB onveranderd zijn gebleven. Bij grote ondernemingen melden banken met een gezamenlijk marktaandeel van 59 procent een aantrekkende vraag. Deze ontwikkeling is sinds het eerste kwartaal van 2014 gaande. Tot slot hebben banken aangegeven dat acceptatiecriteria voor krediet aan grote ondernemingen ongewijzigd zijn gebleven. Toelichtende noot: Deze analyse is gebaseerd op een gewogen berekening van de antwoorden van de banken in de enquête, waarbij uitkomsten zijn uitgedrukt in netto gewogen percentages (gewogen som van het aantal banken dat een stijging rapporteert minus het aantal banken dat een daling aangeeft). De antwoorden van banken worden gewogen met hun aandeel in betreffend marktsegment. Vanaf juni 2015 wordt Tabel 5.5 over de Bank Lending Survey gepubliceerd volgens de nieuwe gewogen berekening. Dit heeft geleid tot beperkte bijstellingen in de historische data. ^  Inhoud Fundamentele analyse m.b.v de NAIC methode Bron:  HCC Beleggen Cosa werkgroep De NAIC-methode berekent van een beursgenoteerd bedrijf de gemiddelde groeipercentages per jaar voor zowel de WpA (winst per aandeel)  als de omzet. Als men de historische waarden van de WpA en de omzet logaritmisch uitzet tegen de jaren, zullen zij min of meer op een rechte lijn komen te liggen. De trendlijnen zijn gemiddelden die de beste aanpassing van rechte lijnen langs of door de punten geven. Deze lijnen worden vervolgens gebruikt voor de prognose van de WpA en de omzet. De NAIC-methode neemt (onder voorwaarden) aan, dat zowel de hoogste als de laagste koersen even hard zullen groeien als de WpA, wat een constante koers/winst-verhouding in de prognoseperiode impliceert. We zien dat weergegeven als een oplopend  koerskanaal in de jaren 2013 t/m 2017. De NAIC-methode gaat m.b.v. de tot nu toe verkregen resultaten nog een stap verder om tot een koop-, houden- of verkoopadvies te komen. Daartoe wordt de laagst voorgekomen koers in de laatste vijf historische boekjaren afgetrokken van de geprognosticeerde hoogste koers in het vijfde jaar erna, dus 2017. Van het verschil neemt NAIC globaal het middelste derde deel als de breedte van wat we de NAIC-zone noemen. De onder- en de bovengrens ervan zijn in de grafiek met horizontaal lopende streepjeslijnen aangegeven. Tot slot wordt in de grafiek nog de koers op het moment van de te nemen beslissing afgebeeld, hier door middel van een dikke ronde blauwe stip in mrt. 2013. Het NAIC-advies is “kopen“ als die stip onder de ondergrens van de  NAIC-zone ligt, “verkopen“ als de stip boven de bovengrens van de zone ligt en “houden“ als de stip tussen de zone-grenzen ligt. Grafiek: In de hier getoonde grafiek zijn drie van de gegevens die bij de NAIC-methode worden gebruikt zichtbaar gemaakt. Geïsoleerde punten en lange strepen zijn historische gegevens, lijnen en streepjeslijnen zijn berekend. Computerprogramma’s nemen het handmatig rekenwerk over en geven consistent en snel de in dit voorbeeld globaal aangegeven waarden plus afgeleide uitkomsten weer. Zo worden ook prognoses berekend voor te verwachten hoogste en laagste jaaropbrengsten, o.a. rekening houdend met dividenden. De CoSA-werkgroep stelt zich tot taak om fundamenteel beleggen o.b.v. de NAIC-methode m.b.v. de daarbij behorende bestanden en programma’s beschikbaar te stellen en houden voor geïnteresseerden. Dat zijn VEB/NCVB- en HCC-leden, die aangegeven hebben onze informatie te willen (blijven) ontvangen. Vanwege een beleidswijziging van de VEB zullen vanaf 2016 alleen bestaande CoSA-abonnees de wekelijkse CoSA-nieuwsbrief ontvangen. Nieuwe CoSA-abonnees zullen vanaf 2016 HCC-lid moeten zijn of worden om zich op te kunnen geven als abonnee van de wekelijkse CoSA-nieuwsbrief. Momenteel wordt door de CoSA-werkgroep gewerkt aan het geschikt maken van het programma Computerondersteunde Selectie van Aandelen, CoFA, voor dividendbeleggen en het aanpassen van de rangtabel om de meest geschikte aandelen te identificeren. Wekelijks wordt daar over gerapporteerd in de CoSA-nieuwsbrief. Indien u meer wilt weten over de NAIC methode en over CoSA, kunt u contact opnemen met de voorzitter: Jan van der Meulen via CoSA-L@beleggersonline.nl U kunt zich bij hem ook aanmelden voor het ontvangen van informatie, zoals de wekelijks verschijnende CoSA-nieuwsbrief en voor het verkrijgen van toegang tot de voor CoSA-leden beschikbare Europese CoSA/SSG-verzameling. _____ *) NAIC :  National Association of Investors Corporation, de Amerikaanse zustervereniging van de NCVB.    CoSA:  Computerondersteunde Selectie van Aandelen. ^  Inhoud Aktief zijn binnen onze vereniging! Bron: Redactie HCC Beleggen De HCC Beleggen organiseert een aantal activiteiten. De bekendste activiteiten die wij organiseren zijn de beleggerssymposia, die we tweemaal per jaar houden in De Bilt, de regiogroepen en deze nieuwsbrief. Een toenemend aantal mensen wil ook aktief meedoen. Voor de organisatie van onze symposia zijn wij voortdurend op zoek naar mensen die een bijdrage willen leveren aan de totstandkoming hiervan. Het is niet alleen leuk om dergelijke evenementen te organiseren, maar het is ook een ideale gelegenheid om je netwerk uit te breiden met interessante contacten. Ook voor deelname aan de redactie van de nieuwsbrief en de website zijn wij voortdurend op zoek naar mensen die mee willen doen. Ook zonder deel uit te maken van de organisatie kunt u vanzelfsprekend ook meedoen aan één van de Regio- of Belangstellingsgroepen. Maar ook andere dingen doen zoals het geven van een aardige lezing, het schrijven van een column of artikel,  met anderen handelsstrategieën uitwerken, software onder de knie krijgen of gewoon een groep vormen waarmee je samen de markt analyseert/bespreekt, behoort tot de mogelijkheden. Ben jij enthousiast en denk je dat een vrijwilligersfunctie jou op het lijf geschreven is, neem dan per email contact op met het HCC Beleggen bestuur  of met de redactie  ^  Inhoud | HCC beleggen Website | HCC beleggen Vacatures | Adverteren | Forum | Downloads  Disclaimer: Deze publicatie komt tot stand op de redactie van beleggersonline.nl de website van de HCC IG Beleggen. Noch de mate waarin de berichten, voorgestelde scenario’s, risico’s en voorspellingen de marktverwachtingen weerspiegelen, noch de mate waarin zij in de realiteit zullen tot uiting komen, kunnen worden gewaarborgd. De voorspellingen zijn indicatief. De gegevens in deze publicatie zijn algemeen en louter informatief. Ze mogen niet worden beschouwd als beleggingsadvies. De schrijver(s) van deze publicatie en het bestuur van de HCC IG Beleggen en/of de Redactie van de Nieuwsbrief zijn derhalve niet aansprakelijk voor eventuele verliezen. De waarde van uw beleggingen kan fluctueren, behaalde resultaten uit het verleden geven geen garantie voor de toekomst. ^  Inhoud

8 augustus 2015

...

Nieuwsbrief20150701

.. Juli 2015 Je bent nooit te oud om te leren Verspreid instappen verlaagt risico’s Alternatief voor bankkrediet komt van beleggers Prijsoorlog luxe goederen? Telefoonabonnement met ‘gratis’ toestel blijft lening Waarschuwing tegen risico’s van algoritmische handel Aktief zijn binnen onze vereniging! .. Je bent nooit te oud om te leren Bron: bestuur HCC Beleggen De komende keer is het voor de 65e keer dat er een symposium wordt georganiseerd. Een hele mijlpaal! Als motto hebben we daarom dit keer gekozen "Je bent nooit te oud om te leren". Eén van de rode draden bij beleggen is de noodzaak om steeds op zoek te zijn naar nieuwe wegen. Dit kunnen bijvoorbeeld nieuwe beleggingsideeën, nieuwe technieken, of nieuwe beleggingsstrategieën zijn. Je moet steeds je kennis ontwikkelen. Het komend symposium biedt weer volop de mogelijkheden daartoe. Naast een paar oude bekenden hebben we ook weer een paar nieuwe sprekers. Zoals altijd kan je over een groot aantal onderwerpen kennis opdoen: of je nu bijvoorbeeld een verhaal van een vermogensbeheerder, van een technisch analist of van een hedgefund aanbieder wilt horen. Daarnaast zijn er ook weer een groot aantal leveranciers aanwezig die je graag wegwijs maken in de door hen geboden diensten. Het symposium biedt ook een goede mogelijkheid om de in de loop van de jaren opgedane contacten aan te halen en nieuwe contacten te leggen. Zet vast in uw agenda:  65ste HCC Beleggen symposium op 10 oktober 2015 ^  Inhoud Verspreid instappen verlaagt risico’s behoorlijk Bron: Ronald Kok, Analist.nl Beleggen in aandelen komt in principe neer op het zoeken van ondergewaardeerde aandelen en deze kopen. De zoektocht naar ondergewaardeerde aandelen doen we uiteraard heel zorgvuldig en dit kost normaliter heel veel tijd. Als we eenmaal besloten hebben om bijvoorbeeld het aandeel Philips te kopen dan kunnen we dit ‘a la minute’ doen: met 1 druk op de knop heeft u de aandelen in uw bezit. Random walk Maar waarom zouden we de aankoop van het aandeel niet uitspreiden door de tijd? Veel wetenschappers noemen de beurs immers, sowieso op de korte termijn, 1 groot casino. Dit betekent dat beurskoersen eigenlijk totaal willekeurig bewegen op de korte termijn en dat er pas op de langere termijn enige voorspelbaarheid aanwezig zou kunnen zijn. Dus ook al zijn we nog o zo zeker dat het aandeel Philips nu ondergewaardeerd is, dan moeten we toch erkennen dat het aandeel, vooral op de kortere termijn, alle kanten opgezwieberd wordt (de ‘random walk’). Het risico is dus enorm groot dat stel dat we vandaag inderdaad het aandeel Philips zouden kopen het op 23 euro zouden kopen, dat het morgen meer dan 20 procent lager of hoger zou staan. Het opwaartse ‘risico’ willen we uiteraard maar niet het neerwaartse risico. Het kan u dus als het aandeel in 1x op 1 moment koopt dus enorm meezitten of enorm tegen zitten. Ronald Kok (RBA)  Financieel analist, entrepeneur en uitgever van o.a. Analist.nl Na zijn economie opleiding aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, VBA aan de VU  Universiteit van Amsterdam bleef hij zich verder specialiseren w.o. EFFAS , en  focust hij zich nu vooral op financiële analyse en de praktische toepasbaarheid van beleggingsstrategieën. Zijn aandachtsgebieden zijn vooral de Amerikaanse en Europese aandelen. Daarnaast focust Ronald zich ook op derivatenstrategieën, asset-allocatie en risicomanagement. Timing alleen achter mogelijk Dit is natuurlijk vrij logisch en moet natuurlijk door de beleggers erkend worden. Desalniettemin zien we in de praktijk dat beleggers vaak direct volledig in een aandeel stappen. Hierdoor worden er in onze ogen teveel risico’s genomen want er wordt zo tevens een groot timingsrisico genomen. Wanneer u eerdere publicaties van ons heeft gezien dan heeft u kunnen lezen dat wij van mening zijn dat het timen van individuele aandelen onmogelijk is. Uiteraard kennen wij de onderzoeken naar het momentum-effect maar de meesten daarvan hebben geen consistentie: hiermee bedoelen we dat we inderdaad in het verleden het momentum-effect achteraf hebben kunnen vaststellen maar dat het een speld in een hooiberg/lot uit een casino is om hier vooraf van te kunnen profiteren. Spreiden voorkomt lijden Hoe verlagen we dan het timingsrisico? Hier is helaas geen sluitend antwoord op. Het enige wat wij hiervoor adviseren is om de aankoop van het aandeel Philips in delen te verspreiden door de tijd . Hiermee bedoelen we dat wij de totale aankoop in delen verdelen. Bijvoorbeeld iedere maand 1/12e of zelfs iedere week 1/52e. Dit klinkt natuurlijk erg omslachtig en levert natuurlijk ook extra transactiekosten op. Het feit dat de laatste jaren de transactiekosten hard omlaag zijn gegaan biedt de belegger echter wel meer mogelijkheden om zijn transacties te verspreiden door de tijd. Hoe langer de termijn hoe grotere rendementsuitslagen In de praktijk zien we dat de rendementen op de korte termijn relatief beperkt zijn. Wanneer we bijvoorbeeld kijken naar de rendementen op weekbasis dan zien we dat de gemiddelde uitslagen vrij beperkt zijn. Als we het tijdsframe uitbreiden naar bijvoorbeeld een maand dan zien we dat de rendementsuitslagen verder uit elkaar gaan lopen: meer hogere en meer negatieve uitslagen. Als we kijken naar de rendementen op jaarbasis dan zien we die nog veel verder uiteen lopen. De onderstaande figuur toont de gemiddelde rendementen per week, maand en jaar. Gemiddelde gelijkgewogen rendementen per week, maand en jaar van alle Nederlandse en Belgische aandelen over de periode juni 2005 tot en met juni 2015. We zien dus dat de rendementen op weekbasis met 0,47 procent vrij beperkt zijn. De rendementen op maandbasis worden licht hoger en de rendementen op maandbasis zijn enorm hoger. Laat u in ieder geval niet in de war brengen: toevallig zijn de rendementen over deze periode vrij positief (voor verklaard na het enorme herstel na de grote daling in 2008). Wat we hier duidelijk willen benadrukken is dat de rendementen op de langere termijn fors hoger zijn dan op kortere termijn. Het cirkeldiagram hier toont de gemiddelden; hier vallen de extreme uitslagen (positieve en negatieve) dus min of meer tegen elkaar weg. De verschillen voor individuele aandelen zijn daarom fors hoger. Zie hiervoor de individuele rendementen per aandeel per periode hier onder. Gemiddelde rendementsuitslagen Individuele rendementsuitslagen per week, maand en jaar van alle Nederlandse en Belgische aandelen over de periode juni 2005 tot en met juni 2015. De bovenstaande grafieken laten zien dat op de langere termijn de rendementsuitslagen steeds extremer worden. Wat betekent dit nu voor u als belegger? De grotere rendementsuitslagen op de langere termijn betekenen simpelweg meer volatiliteit voor u. Stel dat u de aandelen Philips koopt en ze gemiddeld een jaar aanhoudt, dan ziet u dat u de rendementen zeer uiteenlopend zijn. We gaan dit middels een simulatie uitzoeken. We gaan bekijken wat de rendementen zijn als we het aandeel Philips in 1x kopen, of iedere maand een 12e of wekelijks een 52e deel. Bij het geheel in het aandeel Philips stappen lopen we dus een groot timingsrisico: het kan enorm mee of tegenzitten. Bij het spreiden van de aankoop door de tijd zou het timingsrisico in principe verlaagd kunnen worden. Bij deze simulatie laten we de transactiekosten en eventuele dividenduitkeringen buiten beschouwing. Simulatie 1x , 12x of 52x aankopen Voor de simulatie doen we 100 simulaties bij de 3 aankoopvarianten: 1x per jaar, iedere maand of iedere week. Er wordt dan respectievelijk 100%, 1/12e van 100% en 1/52e van 100% belegd in het aandeel Philips. Wanneer we kijken naar de simulatie van het direct aankopen van het aandeel Philips dan blijkt er een behoorlijk verschil qua volatiliteit te zijn:                                                 We zien inderdaad dat wanneer we het aandeel direct kopen er bij de simulatie een zeer grote spreiding is van de rendementen: het kan zeer meezitten of zeer tegen. Dit hogere risico uit zich in de hoogste standaarddeviatie. Wanneer we de investering in het aandeel Philips per maand uitspreiden dan zien we dat de standaarddeviatie en het verschil tussen de uitslagen beiden lager worden. Als we wekelijks het aandeel voor 1/52e kopen dan dalen de standaarddeviaties en rendementsverschillen nog fors verder. De bovenstaande staafgrafiek vat het hele effect van het uitspreiden van de aankoop in een notendop samen. We zien dat als u het aandeel in 1x koopt u zeker meer perspectief heeft op een hoger rendement maar ook op een fors lager rendement: de hoogste rode balk en de laagste blauwe balk. Bij het uitspreiden van uw aankoop door de tijd heen verlaagt u uw timingsrisico behoorlijk. Dit omdat u toevalligerwijs koopt in opgaande en in neergaande markten. De positieve en neerwaartse bewegingen middelen elkaar doorgaans redelijk uit. Uiteraard gaat het spreiden door de tijd heen dus gepaard met ook een doorgaans lager rendement. Het voorbeeld van het uitspreiden van uw aankoop van 1x per jaar naar per week een deeltje is natuurlijk een extreem voorbeeld en in de praktijk niet erg handig. We hebben het erbij getoond om sec te onderstrepen wat de impact van timing kan zijn. We raden u dus niet alleen aan uw beleggingen over veel aandelen te spreiden maar ook nog de aan- en verkopen ervan door de tijd te spreiden. ^  Inhoud Alternatief voor bankkrediet komt van beleggers Bron: DNB Middelgrote Nederlandse ondernemingen krijgen in toenemende mate toegang tot alternatieve financieringsbronnen voor bancair krediet. In navolging van de VS komt de markt voor onderhandse leningen (private placements) langzaam van de grond. Dit vermindert de afhankelijkheid van bancaire financiering. Voor banken betekent dit een andere, nieuwe rol waarbij ze kredietvragers en –verschaffers bij elkaar brengen. Voor Nederlandse middelgrote bedrijven die investeringsprojecten hebben van 7 tot 10 jaar is het aantrekken van financiering dikwijls lastig. De weg naar de obligatiemarkt is voor deze 'midkappers' niet open en is relatief kostbaar. Banken verstrekken vaak niet langer dan 5 jaar financiering, en zijn sinds de crisis terughoudender geworden. De groei van langjarige kredieten loopt al kwartalen achtereen terug (zie grafiek 1). Grafiek 1: Banken zijn terughoudender geworden met bedrijfskredieten % verandering in bancaire bedrijfskredieten met looptijd langer dan 5 jaar Banken zijn terughoudender geworden met bedrijfskredieten Tot nog toe waren middelgrote bedrijven aangewezen op financiers in de Verenigde Staten of op de banken voor meerdere kortere leningen die doorgerold moeten worden, met alle onzekerheid van dien. Maar er gloort voor dergelijke ondernemingen licht aan de Europese horizon van de onderhandse leningenmarkt, ook wel de private placement markt genoemd. Deze markt is een springplank voor bedrijven die weliswaar te klein zijn voor de kapitaalmarkt, maar die met hun groei- en investeringsambities van belang zijn voor de economie. Europa kan bij de ontwikkeling van deze markt leren van de VS, waar de marktfinanciering dominant is. In de VS verloopt zo’n 80% van de totale ondernemingsfinanciering van bedrijven via de markt (beleggers), en 20% via banken. In Europa is die verhouding bijna spiegelbeeldig, met circa 70% via banken. In de Verenigde Staten leveren lokale verzekeraars een belangrijke financieringsbron voor onderhandse leningen. Veel Nederlandse bedrijven lenen ook in deze Amerikaanse markt en zijn tevreden over het snelle en voorspelbare resultaat – binnen zes weken na de aanvraag is er duidelijkheid over de leningen en de voorwaarden. In de VS hebben beleggers, veelal de levensverzekeraars, een uniform systeem om de kredietwaardigheid te beoordelen van bedrijven. Om in navolging van de VS ook een goed draaiende pan Europese private placement markt te ontwikkelen is een voldoende stevige beleggersbasis noodzakelijk. Deze beleggersbasis in het eurogebied groeit. De seinen staan op groen. Terwijl de randvoorwaarden om onderhandse leningen te sluiten verbeteren, zit ook het markttij mee om beleggers en bedrijven uit de startblokken te laten komen. Essentieel zijn allereerst de structurele verbeteringen die de markt toegankelijker maken voor zowel de kredietvragers als de aanbieders. In Europa was sprake van een lappendeken aan regelgeving en documentatie voor het afsluiten van onderhandse leningen. Hierdoor is de onderhandseleningenmarkt in de eurozone beperkt gebleven; in 2013 ging er naar schatting slechts EUR 15 mrd in om. Op initiatief van marktpartijen is onder toezicht van de koepelorganisaties ICMA (International Capital Market Association) en de LMA (Loan Market Association) verbetering zichtbaar, bijvoorbeeld dankzij vaste formats en standaarddocumentatie voor de private placements. Ook de Europese Commissie steunt de komst van een Europese onderhandse leningenmarkt in het voorstel voor de kapitaalmarktunie. De randvoorwaarden voor de onderhandse leningenmarkt verbeteren ook voor beleggers dankzij het nieuwe toezichtskader. De kapitaaleisen van Solvency II voor verzekeraars maken de weg vrij voor verdere verdieping van de markt. Het kapitaalbeslag van beleggingen in bedrijven op de private placement markt pakt relatief gunstig uit ten opzichte van beleggingen met een lagere kredietwaardigheid. Hierdoor is het voor verzekeraars relatief aantrekkelijk te beleggen in dergelijke middelgrote bedrijven, waarbij het voor toezichthouders tegelijkertijd belangrijker wordt om de kwaliteit van de kredietanalyses te toetsen. Verder heeft de markt het tij mee. De rentes op gewone bedrijfsobligaties zijn sterk gedaald. Hierdoor raken institutionele beleggers meer geïnteresseerd in private placements . Het verschil met gewone obligatieleningen is dat deze niet op de secundaire markt worden verhandeld, en daardoor ook een liquiditeitspremie (hogere rente) bieden. Dergelijke activa passen daarom niet bij investeerders die hun belegging snel te gelde willen kunnen maken, maar vooral bij beleggers met een langetermijnhorizon die een 'buy and hold'- strategie hanteren, zoals verzekeraars en pensioenfondsen. Het valt te verwachten dat ook Nederlandse pensioenfondsen een groter deel van hun beleggingsmix zullen willen alloceren naar bedrijfskredieten. Europa kent geen uniform systeem kredietbeoordeling door verzekeraars. Europese verzekeraars richten via hun vermogensbeheerders fondsen op waar ook derden in kunnen beleggen. Op die manier ontstaan schaalvoordelen omdat de vaak tijdrovende kredietbeoordeling van bedrijven beter wordt benut en toegankelijk gemaakt voor een grotere groep beleggers. Zo groeit een bredere pool van kredietaanbod. Dat betekent dat bedrijven minder afhankelijk worden van het bancaire kanaal, omdat naast het bankkanaal ook een 'marktkanaal' open komt te staan. Deze markt voor onderhandse leningen vergt wel een andere rol voor banken. Zij zullen optreden als bemiddelaar tussen het bedrijf dat een krediet vraagt, en de belegger die zorgt voor de financiering. Ook ontstaan mogelijkheden voor gezamenlijke financiering , zogeheten harmonicaconstructies waarbij de banken het kortetermijngedeelte van de lening verstrekken en beleggers juist de latere jaren van de financiering voor hun rekening nemen. Dit zijn innovaties, en vergen andere rollen en patronen binnen het bancair bedrijf. De ontwikkeling van de Europese onderhandseleningenmarkt is daarom niet van vandaag op morgen afgerond, maar een langjarig project waarvan het grote voordeel onmiskenbaar een bredere en gevarieerde financieringsmogelijkheid van bedrijfsleningen is. ^  Inhoud Prijsoorlog luxe goederen? - Evaluatie a.d.h.v. Pictet-Premium Brands Fund Bron: Morningstar Een prijsoorlog in de wereld van luxe handtassen, horloges en juwelen. Niet dat de fabrikanten van exclusieve spullen bewust onder elkaars prijzen duiken, het overkomt ze. Oorzaak is de zwakke euro en de sterkere Amerikaanse dollar en Zwitserse franc. Volgens marktonderzoeksbureau Sanford C. Bernstein is de kloof tussen prijzen voor luxegoederen in Europa en China het breedst in drie jaar. Het loont voor Chinezen om in Europa te gaan shoppen.  Maar fabrikanten van luxegoederen willen graag controle houden over waar consumenten hun geld aan hun spullen besteden en staan voor de lastige keus om hun prijzen in Europa te verhogen en in dollar-landen (waaronder veel Aziatische landen) te verlagen. Maar prijsstabiliteit is juist een belangrijke eigenschap van luxegoederen en schommelingen in de prijs tast de merkwaarde en exclusiviteit aan. Elke nadeel heeft overigens zijn voordeel en voor Europese fabrikanten is de buitenlandse (dollar)omzet hoger als deze wordt omgerekend in euro. De valutagolf is één van de problemen waarmee fabrikanten van luxegoederen kampen. Het andere probleem is de teruglopende vraag in met name China. Dat is het resultaat van het anti-corruptiebeleid van president Xi Jinping waardoor er minder exclusieve cadeaus aan hoogwaardigheidsbekleders worden gegeven. Ook de tragere groei van de Chinese economie zet de vraag naar luxegoederen onder druk. Aantrekkelijke belegging Maarten van der Pas Financial Markets Editor bij Morningstar Benelux Maarten heeft Nederlandse taal en letterkunde gestudeerd aan de Radboud Universiteit Nijmengen. Heeft daarna op diverse redacties gewerkt en momenteel is hij werkzaam als Financial Markets Editor bij Morningstar Benelux. Ook is Maarten auteur van het boek:  'Saab over de kop. De nederlaag van Victor Muller' Ondanks de genoemde tegenwind kunnen fabrikanten van luxegoederen een aantrekkelijke belegging zijn. Ze maken gewilde producten waarvoor consumenten bereid zijn om - meer - te betalen. Hun prijsmacht is groot en dat leidt tot hoge en stabiele winstmarges. Hun sterke merken zijn wereldwijd bekend en staan voor exclusiviteit en status. De klantloyaliteit is hoog. Ondernemingen als Burberry, Cie Financière Richemont, Hermès, L Brands, LVMH, Prada, Swatch en Tiffany hebben daarom volgens de aandelenanalisten van Morningstar een ‘wide moat’, wat betekent dat ze beschikken over een groot concurrentievoordeel. De genoemde problemen zijn voor de analisten van Morningstar, langetermijnbeleggers als ze zijn, vooralsnog geen reden om hun waardering van het concurrentievoordeel van deze ondernemingen te verlagen. Zo boekte Hèrmes goede eerstekwartaalcijfers, is de merken- en productportefeuille van LVMH groot genoeg om tegenvallende verkopen in China elders in de wereld te compenseren en sorteert Burberry zich met zijn huidige investeringen goed voor voor de toekomst, zelfs als de groei nu vertraagt. En veel luxemerken bestaan al decennia en sommige zelfs al een eeuw en hebben al het nodige meegemaakt. Overigens zijn sterke merken niet alleen onder luxegoederen te vinden. Bijvoorbeeld een bedrijf als Unilever maakt producten voor alledag (defensieve consumptiegoederen) en beschikt met onder meer Knorr, Dove, Hellmans, Tresemmé, Lipton en Cif ook over sterke merken. Onderlinge verschillen Voor beleggers die willen inspelen op de kracht van en vraag naar luxemerken en sterke merken zijn er behoorlijk wat beleggingsfondsen beschikbaar (zie tabel onderaan dit artikel). Zoals hun naam al aangeeft richten ze zich op ‘luxury brands’, ‘premium brands’ of ‘solid brands’. Andere fondsen benadrukken met ‘Asia consumer’ en ‘emerging consumer’ in hun naam de werelddelen waar de welvaart stijgt en de vraag naar luxe goederen toeneemt. Een belegger moet zich echter niet laten verblinden door de schitterende namen, want een analyse van de top posities van vier beleggingsfondsen in deze categorie leert dat ze het thema heel anders invullen. Er is gekozen voor 4 beleggingsfondsen met een Morningstar een Analyst Rating: Pictet-Premium Brands, NN Luxury Consumer Goods Fund, Robeco Global Consumer Trends Equities en Julius Bär - Luxury Brands Fund (zie tabel). Beheerder Jeff Meys van NN Luxury Consumer Goods Fund hanteert een wel heel vrije interpretatie van het begrip ‘luxe consumentengoederen’. De naam van zijn fonds suggereert dat het belegt in fabrikanten van luxegoederen, maar een blik op de top 10 van zijn portefeuille laat zien dat dat niet het geval is. McDonald’s en Yum! Brands (uitbater van onder meer KFC en Pizza Hut) zijn toch allesbehalve luxe te noemen en Renault legt het wat betreft ‘premium status’ af tegen BMW. Ook bevat het fonds enkele media- en entertainment bedrijven zoals Time Warner en Viacom. Meys lijkt een voorkeur te hebben voor bedrijven boven maar ook onder in de markt. NN Luxury Consumer Goods Fund is door de analisten van Morningstar ‘Under Review’ gezet vanwege een reorganisatie bij NN Investment partners. De vermogensbeheerder voert bij 15 sector- en regiofondsen, waaronder NN Luxury Consumer Goods Fund – veranderingen in het beheerteam en beleggingsproces door. Het fonds had een Analyst Rating Neutral. Robeco Consumer Trends Equities richt zich juist op trends onder consumenten en niet specifiek op luxemerken. Sterke merken is wel de belangrijkste pijler onder het beleggingsproces van het fonds naast de digitale consument en de opkomende consument. In mindere mate is voeding en gezondheid een thema. Dit verklaart de sterke aanwezigheid van de technologiesector in de portefeuille van het beleggingsfonds in vergelijking met de andere fondsen. Robeco Consumer Trends Equities onderscheidt zich van vergelijkbare fondsen met een minder scherp omlijnt mandaat en is het breedst georiënteerd. Pictet-Premium Brands en Julius Bär – Luxury Brands Fund sluiten op basis van de top 10 grootste posities in hun portefeuille nog het beste aan bij het thema luxe goederen. Toch zijn er verderop in de portefeuille wel degelijk verschillen tussen de fondsen te vinden. De beheerders van Pictet – Caroline Reyl, Laurent Belloni en Alice de Lamaze – hanteren ook subthema’s die verdergaan dan luxegoederen zoals toerisme. De portefeuille van het fonds telt ook enkele hotelketens en casino’s. Het verschil in beleggingsstijl tussen deze 4 fondsen uit zich ook in de kapitalisatie van de aandelen waarin wordt belegd. De fondsen van Pictet en Julius Bär schrikken er niet voor terug om ook in mid- en small-cap aandelen te beleggen met respectievelijk 37 en 30,5 procent middelgrote en kleine aandelen. Veel meer dan de fondsen van NN (voornamelijk large-caps) en Robeco (minder small- en mid-caps). Waardevolle optie Pictet-Premium Brands handhaafde recent zijn Morningstar Analyst Rating Bronze (overigens Robeco Consumer Trends Equities ook, maar dat fonds figureerde al eens in deze rubriek) . De analisten van Morningstar vinden Pictet-Premium Brands een waardevolle optie voor beleggers die blootstelling zoeken aan de niche van luxemerken en sterke merken. Het fonds heeft een ervaren beheerteam met Caroline Reyl (foto) aan het hoofd. Zij leidt Pictet-Premium Brands al sinds oprichting in 2005 en heeft meer dan 20 jaar ervaring in de sector. Reyl en haar team hanteren een duidelijke en gedisciplineerd beleggingsproces die beleggers door de tijd heen solide rendementen heeft opgeleverd. Externe specialisten worden geraadpleegd om langetermijntrends op de markt voor luxegoederen te identificeren. De fondsmanagers passen een fundamentele analyse toe om ondernemingen te vinden met aantrekkelijke kerncijfers, lage koersvolatiliteit en grote raakvlakken met het thema. Vanaf zijn oprichting 10 jaar geleden tot en met maart 2015 heeft Pictet-Premium Brands wezenlijk beter gepresteerd dan de Morningstar-categorie ‘Aandelen sector consumentengoederen en diensten’ waarin het met vergelijkbare beleggingsfondsen is opgenomen. Ook ten opzichte van vergelijkbare fondsen met een focus op premium merken heeft het fonds sterke resultaten neergezet en het blijft ook aanzienlijk voor op de bredere aandelenmarkt. Maar beleggers moeten zich er wel van bewust zijn dat de aanpak van de beheerders kan leiden tot periodes met benedengemiddeld rendement zoals in de neergaande markten van 2011 en 2014.   Uitgebreide toelichting Beheerteam Pictet-Premium Brands staat onder leiding van een portefeuillebeheerteam van 3 managers. Die zijn ook lid van de sectie sector- en themafondsen bij Pictet Asset Management (PAM). Caroline Reyl is hoofdbeheerder en Laurent Belloni en Alice de Lamaze zijn co-beheerders. Reyl begon in 2002 bij PAM en kwam van GLG Partners waar ze verantwoordelijk was voor twee long-only beleggingsfondsen in Europese aandelen. Ze heeft meer dan 20 jaar beleggingservaring en krijgt ruggensteun van Belloni en De Lamaze die allebei voormalige buy-side analisten zijn en meer dan 10 jaar beleggingservaring meebrengen. Elke manager is gespecialiseerd in een aantal subsectoren en dat biedt volgens Morningstar diepgaande kennis en verantwoordelijkheid. De beheerders maken gebruik van de kennis van een adviesraad die bestaat uit vier specialisten in consumentengoederen. Deze adviesraad stelt de fondsmanagers in staat om belangrijke toekomstontwikkelingen bij luxemerken en belangrijke thema’s op dit terrein beter te identificeren. Het beheerteam kan ook een beroep doen op de inzichten van PAM als geheel, analistenrapporten en een externe database. Morningstar waardeert het hoge niveau van de informatie en expertise waar de beheerders van Pictet-Premium Brands gebruik van maken. En waardeert ook het gegeven dat de beheerders in hun eigen fonds beleggen, wat blijk geeft van overtuiging van hun beleggingsstrategie en hun belangen gelijk stelt aan die van beleggers in het fonds. Fondshuis Pictet Asset Management (PAM) is de vermogensbeheertak van de Zwitserse private bank Pictet & Cie. PAM heeft een breed aanbod aan beleggingsfondsen die alle belangrijke beleggingscategorieën bestrijken en worden beheerd vanuit Genève, Zürich, Singapore en Tokyo. Aandelenmandaten zijn goed voor iets minder dan de helft van de beheerde fondsen. Per eind maart 2014 hadden de meer dan honderd beleggingsfondsen EUR 109 miljard onder beheer. PAM maakt soms gebruik van externe beleggingsadviseurs. Morningstar vindt PAM vooral sterk in obligaties uit opkomende markten en aan de aandelenkant in diverse sectorfondsen en fondsen in Zwitserse aandelen. De vergoedingen van de aandelenklassen van de fondsen voor particuliere beleggers zijn over het algemeen gemiddeld tot bovengemiddeld. De variabele beloning van de beheerteams komt voor 60 procent van behaald rendement (alfa, rendement ten opzichte van vergelijkbare fondsen en de benchmark) en voor 40 procent van kwalitatieve factoren. Bonussen worden soms uitgesteld en gebaseerd op periodes van 1 en 3 jaar. Dat versterkt de langetermijnhorizon van de fondsmanagers. Het beleid van PAM rond het informeren van beleggers is goed. Gedetailleerde maandelijkse rapportages verklaren de posities in de fondsportefeuilles en de belangrijke drijvende krachten van het rendement. Beleggingsproces Het beleggingsproces van Pictet-Premium Brands is voornamelijk gestoeld op bottom-up aandelenselectie met een thematische laag. Trends zoals de groeiende vraag naar luxe producten in opkomende landen en meer toerisme van en naar opkomende landen worden onderkend en lijken een langetermijntrend. Deze benadering leidt tot beleggingen in premium merken die in elk segment van de consumentenmarkt zijn te vinden. Ondernemingen die geen betekenisvolle blootstelling hebben aan dit thema worden met behulp van een kwantitatieve toets uit het belegbaar universum verwijderd. In dit stadium worden aandelen op basis van vijf criteria getoetst: prijsmacht, merkpositionering, klantloyaliteit, onderscheidende producten en marktkennis en distributiekanalen bij de producent. Als interessante aandelen zijn gevonden dan volgt een diepgaande fundamentele analyse op basis van waarderingscriteria als Holt CFROI (Cash Flow Return on Investment), koers/winst en ondernemingswaarde/EBITDA (bedrijfsresultaat). Andere factoren die de beheerders meenemen zijn de ervaring en kwaliteit van het management van de onderneming, landenrisico en margedruk door de sector en productlevenscyclus. De focus is gericht op het identificeren van de meest aantrekkelijk gewaardeerde ondernemingen van de hoogste kwaliteit. De portefeuille van Pictet-Premium Brands bevat gewoonlijk tussen de 30 en 50 aandelen. Pictet-Premium Brands bevindt zich in de Morningstar Style Box in de positie ‘large-cap aandelen met een neiging naar groeiaandelen' vanwege de bottom-up aandelenselectie. Het beheerteam doet geen beroep op macro-economische cijfers en richt zich volledig op bedrijven met hoge groeivooruitzichten in het segment luxemerken. De themabenadering vertaalt zich in beleggingen die verder gaan dan de markt voor luxegoederen en voorziet het fonds van een grotere diversificatie. De beheerders zijn niet dogmatisch in het aanpak en kijken ook naar mid-cap aandelen als zich daar mogelijkheden voordoen. De blootstelling aan mid-cap aandelen van Pictet-Premium Brands is historisch dan ook groot vergeleken met andere fondsen in de Morningstar-categorie ‘Aandelen sector consumentengoederen en diensten’. Maar de gemiddelde marktkapitalisatii in de portefeuille van het fonds is gestaag toegenomen sinds 2012. Hoewel de beheerders positief blijven over de groeivooruitzichten van de sector op lange termijn, zijn ze recent voorzichtiger geworden. 2014 Was een uitdagend jaar door de economische groeivertraging in opkomende markten en door valuta-ontwikkelingen. Tegen deze achergrond positioneerden de fondsmanagers de portefeuille van Pictet-Premium Brands richting meer defensieve segmenten van de markt. Dat blijkt uit een aanzienlijke toename van beleggingen in de subsector drank en voedinsgmiddelen terwijl de allocatie naar het luxesegment, waar de groei ingetogen was, aanzienlijk is verkleind. Tegelijkertijd blijft de blootstelling aan Aziatische aandelen klein in verhouding tot het verleden. Rendement Sinds zijn start in mei 2005 tot en met maart 2015 heeft Pictet-Premium Brands beter gepresteerd dan de MSCI World Consumer Discretionary Index en het gemiddelde van de Morningstar-categorie ‘Aandelen sector consumentengoederen en diensten’ waarin het met vergelijkbare fondsen is opgenomen. Het fonds boekte geannualiseerd respectievelijk 3,1 en 4,0 procent meer winst. Maar hierbij dient wel te worden opgemerkt, dat de index en de categorie geen goede vergelijkingsmaatstaven zijn voor de nauwere, op merken gerichte focus van Pictet-Premium Brands. In het verleden – met name in 2008 en 2011 - leidden de relatief grote blootstelling aan Aziatische aandelen en de bereidheid van fondsmanager Caroline Reyl om op de marktkapitalisatieladder af te dalen naar mid- en small-caps tot benedengemiddeld rendement. De blootstelling van Pictet-Premium Brands aan bepaalde subsectoren was in zowel absolute als relatieve zin gerechtvaardigd in 2012 en 2013 maar onderpresteerde in de dalende markt van 2014. 2014 Was een lastig jaar voor luxemerkenaandelen door de economische groeivertraging in vooral China en ongunstige wisselkoersontwikkelingen. Pictet-Premium Brands leed onder zijn beleggingen in de luxesector en vooral zijn positie in Swatch. De blootstelling aan deze subsector is verkleind ten gunste van beleggingen in meer defensieve consumentengoederen als drank en voedingsmiddelen waar de fondsbeheerders meer opwaartse ontwikkelingen zien. Dit jaar tot en met maart blijft Pictet-Premium Brands achter bij het gemiddelde rendement van zijn categorie. De beleggingen in luxe- en cosmeticabedrijven als Vince en Elizabeth Arden pakten deels nadelig uit. Kosten De lopende kosten van Pictet-Premium Brands is bovengemiddeld ten opzichte van andere beleggingsfondsen in de Morningstar-categorie ‘Aandelen sector consumentengoederen en diensten’. Bekijk ook deze beleggingsfondsen die beleggen in luxemerken en/of zich focussen op de groeiende vraag naar luxegoederen in opkomende landen. Bron: http://www.morningstar.nl/ Lees verder: fondsanalyse over Pictet-Premium Brands. ^  Inhoud Telefoonabonnement met ‘gratis’ toestel blijft lening Bron: Afm Een telefoonabonnement met een ‘gratis’ toestel blijft een lening en de verstrekking ervan moet daarom aan de regels voor kredietverschaffing voldoen. Dit heeft minister Dijsselbloem besloten naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad die oordeelde dat deze regels ook gelden bij het afsluiten van een telefoonabonnement. Een ‘gratis’ mobiele telefoon bij een telefoonabonnement wordt feitelijk afbetaald gedurende de looptijd van het abonnement. De Hoge Raad heeft op 13 juni 2014 al geoordeeld dat zo’n abonnement een (goederen)krediet is en dat de Wet op het financieel toezicht (Wft) hierop van toepassing is. Deze wet geldt bijvoorbeeld ook voor banken, (web)winkels en autodealers die uitgestelde betaling aanbieden bij de verkoop van goederen. Telecomproviders, VNO-NCW en MKB-Nederland verzochten na het arrest om een uitzondering voor de telecomsector. Minister Dijsselbloem heeft de Tweede Kamer op 1 juli 2015 laten weten dat hij een aanpassing van de wet niet wenselijk en niet te rechtvaardigen vindt. Veel mensen kampen met problematische schulden, omdat zij te veel geld lenen. Kredietregels toepassen op telefoonabonnementen levert volgens de minister een waardevolle bijdrage aan de aanpak van de schuldenproblematiek. Bovendien dwingt het de sector tot meer transparantie over wat zij aanbiedt. Volgens de minister zijn er voldoende mogelijkheden voor de telecomsector om op proportionele wijze de eisen van de kredietregels uit te voeren. Door het besluit van de minister zullen telefoonaanbieders consumenten moeten informeren over de kredietvoorwaarden. Zo moet een overzicht worden verstrekt van het rentepercentage en zal een kredietwaarschuwing moeten worden opgenomen (‘Let op, geld lenen kost geld.’). De kredietaanbieder moet daarnaast toetsen of de consument de bijkomende maandelijkse lasten wel kan dragen. Ook wordt het verleende krediet, als het hoger is dan €250,-, geregistreerd bij het Bureau Kredietregistratie (BKR), zodat de lening bekend is bij andere kredietverschaffers.  Consumenten moeten de mogelijkheid krijgen om geschillen over het voor het toestel verleende krediet voor te leggen aan het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (KiFiD). Uitspraken over geschillen over kredietovereenkomsten zijn bindend voor aangesloten partijen. Lees verder: Lees de de kamerbrief op de website van Rijksoverheid.                  : over Kabinetsplannen en maatregelen Hervorming financiele sector ^  Inhoud Waarschuwing tegen risico’s van algoritmische handel Bron: DNB Een groep van tien Europese prudentiële toezichthouders en de ECB waarschuwt voor mogelijk onvoldoende beheerste risico’s rond Algorithmic Trading. Cijfers De Senior Supervisors Group (SSG) heeft een Note uitgebracht over Algorithmic Trading: handel op basis van computeralgoritmes. Denk daarbij bijvoorbeeld aan High Frequency Trading. Met deze handel kunnen financiële instellingen zeer grote (intraday) posities opbouwen. En dat zonder enige menselijke interventie. In deze handel proberen de instellingen minieme prijsverschillen tussen soortgelijke producten en markten te benutten. De laatste jaren is Algorithmic Trading sterk in opmars. Op sommige markten is deze handel inmiddels goed voor het merendeel van het totaal verhandelde volume. Waarschuwing De SSG waarschuwt dat de risico’s van Algorithmic Trading mogelijk onvoldoende beheerst worden, mede gezien de snelle ontwikkelingen. De Briefing Note geeft een overzicht van de grootste risico’s en de belangrijkste beheersingsprincipes. Ook biedt het een set concrete vragen, aan de hand waarvan instellingen en toezichthouders kunnen beoordelen of de risicobeheersing voldoende op orde is. Met deze notitie wil de SSG een bijdrage leveren aan de discussies en de beheersing van de risico’s rond Algorithmic Trading. SSG De Senior Supervisors Group is een samenwerkingsverband tussen de prudentiële bankentoezichthouders van tien landen en de Europese Centrale Bank. Deze landen zijn: de Verenigde Staten, Canada, Japan, Verenigd Koninkrijk, Zwitserland, Duitsland, Frankrijk, Spanje, Italië en Nederland. DNB vertegenwoordigt Nederland in de SSG. Ref:  De Algorithmic Trading Briefing Note vindt u hier (pdf Engelstalig 940kB). ^  Inhoud Aktief zijn binnen onze vereniging! Bron: Redactie HCC Beleggen De HCC Beleggen organiseert een aantal activiteiten. De bekendste activiteiten die wij organiseren zijn de beleggerssymposia, die we tweemaal per jaar houden in De Bilt, de regiogroepen en deze nieuwsbrief. Een toenemend aantal mensen wil ook aktief meedoen. Voor de organisatie van onze symposia zijn wij voortdurend op zoek naar mensen die een bijdrage willen leveren aan de totstandkoming hiervan. Het is niet alleen leuk om dergelijke evenementen te organiseren, maar het is ook een ideale gelegenheid om je netwerk uit te breiden met interessante contacten. Ook voor deelname aan de redactie van de nieuwsbrief en de website zijn wij voortdurend op zoek naar mensen die mee willen doen. Ook zonder deel uit te maken van de organisatie kunt u vanzelfsprekend ook meedoen aan één van de Regio- of Belangstellingsgroepen. Maar ook andere dingen doen zoals het geven van een aardige lezing, het schrijven van een column of artikel,  met anderen handelsstrategieën uitwerken, software onder de knie krijgen of gewoon een groep vormen waarmee je samen de markt analyseert/bespreekt, behoort tot de mogelijkheden. Ben jij enthousiast en denk je dat een vrijwilligersfunctie jou op het lijf geschreven is, neem dan contact op met het HCC Beleggen bestuur Klik Hier of met de redactie  Klik Hier ^  Inhoud | HCC beleggen Website | HCC beleggen Vacatures | Adverteren | Forum | Downloads  Disclaimer: Deze publicatie komt tot stand op de redactie van beleggersonline.nl de website van de HCC IG Beleggen. Noch de mate waarin de berichten, voorgestelde scenario’s, risico’s en voorspellingen de marktverwachtingen weerspiegelen, noch de mate waarin zij in de realiteit zullen tot uiting komen, kunnen worden gewaarborgd. De voorspellingen zijn indicatief. De gegevens in deze publicatie zijn algemeen en louter informatief. Ze mogen niet worden beschouwd als beleggingsadvies. De schrijver(s) van deze publicatie en het bestuur van de HCC IG Beleggen en/of de Redactie van de Nieuwsbrief zijn derhalve niet aansprakelijk voor eventuele verliezen. De waarde van uw beleggingen kan fluctueren, behaalde resultaten uit het verleden geven geen garantie voor de toekomst. ^  Inhoud

5 juli 2015

...

Nieuwsbrief20150601

.. Juni 2015 Value investing versus innovatie... De werkelijke kosten van een ETF Effecten van een lagere LTV-limiet Monetaire en financiële statistieken Nederland Koersgevoelige informatie Private lease: waar moet je op letten? Overheid mag eigen problemen niet afschuiven op filantropen Aktief zijn binnen onze vereniging! .. Zet alvast in uw agenda: 10 oktober 2015 65 ste HCC Beleggen Symposium   Value investing versus innovatie... Bron: Ben van den Anker Value investing is bekend geworden door Warren Buffet en zijn leermeester Benjamin Graham. Graham’s werken ‘Security analysis’’ en ‘The intelligent investor” zijn weliswaar gedateerd (1934, 1949) maar behoren nog steeds tot de klassiekers die iedere value investor wel gelezen moet hebben. Het ‘margin of safety’ principe is de basis van value investing. Hiermee wordt bedoeld dat de onderliggende waarde met een korting op de intrinsieke waarde aangeschaft wordt. De koers / boekwaarde, of soms als eigen vermogen / aandeel omschreven, bepaalt de veiligheidsmarge. De koers / boekwaarde ligt bij value - of waarde aandelen onder de 1. Wie wil er nu geen euro kopen voor bijvoorbeeld 60 cent? Puristen geloven dat de koers uiteindelijk naar de intrinsieke waarde zal toegroeien, waarmee de investeerder zijn rendement behaalt. Een copycat van Warren Buffet als bijvoorbeeld Mohnisch Pabrai hanteert hierbij de 0.8 als bovengrens om gestegen aandelen weer van de hand te doen en goedkopere aandelen aan te schaffen1. Essentieel hierbij is dat deze ‘buy & hold’ strategy ervan uitgaat dat het bedrijf competitief voordeel bezit om earnings over de lange termijn  te doen groeien. De K / B is als momentopname dus niet voldoende om rendement te behalen, het vermogen toekomstige earnings te realiseren is daarentegen wel bepalend voor de waardeontwikkeling van het bedrijf. Er is dan iets voor te zeggen dat het investeren in lage boekwaarde, laag groeipercentage en laag rendement op vermogen misschien niet verstandig is. Er bestaat tenslotte een reden voor het gegeven dat het aandeel lager dan de boekwaarde noteert. Buy & hold strategieën voor value aandelen lonen dus enkel als er zicht op groei van onderliggende waarden bestaat. Het cyclische karakter van veel sectoren kan hierbij richtinggevend voor toekomstige ontwikkelingen zijn. Naast toekomstige cashflow zal het ratio vreemd / eigen vermogen ook bepalend zijn voor de levensvatbaarheid van het bedrijf. Ben van den Anker (1976) is schrijver / columnist en lid centrale directie aan het Candea College Hij heeft zijn PhD in Business & Management tijdens een negenjarig verblijf in Zuidoost Azië aan de International Graduate School of Business (University of South Australia) behaald. Hij is auteur van het boek The perceived role of Host Country Nationals in Expatriate Adjustment (2010, Ben van den Anker). Zijn onderzoek richt zich met name op de rol van cross-culturele interactie in het functioneren van expatriates. Daarnaast is hij voor de International Business Review revisor voor wetenschappelijke artikelen op het snijvlak business en management. Value investors gaan hierbij regelmatig voorbij aan aandelen die ver boven de boekwaarde noteren, maar wel degelijk groeipotentieel bezitten. Een aantal sectoren bevinden zich traditioneel relatief laag in de K /B verhouding ( bijv. banksector), maar sectoren als Health care hebben een hoge K /B verhouding en de laatste jaren hoge rendementen behaald. Deze bedrijven hebben per definitie een lage kwaliteit earnings met weinig voorspellende waarde voor de toekomst. Een biotechnology bedrijf kan voor het succes afhankelijk zijn van de ontwikkeling van een bepaald medicijn. De huidige earnings zijn dan als het ware irrelevant voor toekomstige ontwikkelingen. Naast de focus op earnings volgt een andere school van value investors bedrijven waarmee het om de een of andere reden niet goed gaat. Zij kopen bijvoorbeeld de grootste verliezers op de beurs in de verwachting dat de beleggers overdrijven in hun reactie. Een vliegtuigongeluk zorgt ervoor dat de koers van Lufthansa onderuit gaat. Een afgewezen bod op een biotechnology bedrijf (omdat het management het geboden bedrag onvoldoende vindt) zorgt voor een lagere koers van dat bedrijf. Wacht even…, omdat management het bedrijf meer waard vindt straffen beleggers het bedrijf af… Hier zit iets onlogisch in waar ‘contrarians’ hun voordeel mee kunnen behalen. Centraal staat dus het verschil tussen prijs en waarde. Het loont hierbij niet enkel de ‘oude school’ te volgen, maar ook innovatieve bedrijven te onderzoeken die waarde creëren voor prijzen die weliswaar afwijken van conventionele K/B verhoudingen, maar sterke groei en waardeontwikkeling kunnen creëren in de toekomst. Dit herkennen van ‘fair value’ gaat nadrukkelijk voorbij aan de intrinsieke waarde van het moment. In die zin is de parallel met innovatie, dat zich ook verder ontwikkelt dan de praktijk van alledag, duidelijk aanwezig… 1) Het navolgen van bekende beleggers is inmiddels door gurufocus.com geïnstitutionaliseerd en beleggers kunnen voor een relatief laag bedrag meeliften op successen van ‘guru’s. .. ^  Inhoud De werkelijke kosten van een ETF Bron: Jeffrey Schumacher, Morningstar Door hun lage kosten zijn ETFs geliefd onder beleggers. Maar zijn ETFs wel zo goedkoop als veel beleggers denken? Morningstar analyseert alle kosten en opbrengsten van een ETF om zo tot het totale kostenplaatje te komen. “Lage kosten hoofdreden voor particulieren om in indexproducten te beleggen”. Dat was de kop van een gezamenlijk persbericht van ETF-aanbieders iShares en Think ETFs over de resultaten van een onderzoek onder bijna duizend beleggers. Van deze door TNS NIPO in ondervraagde beleggers gaf 42 procent aan dat zij de lage beheerkosten het meest positieve aspect van indexbeleggen vindt. De vraag is echter of de beheerkosten een goede afspiegeling vormen van de werkelijke kosten van een ETF en of ETFs wel zo goedkoop zijn als veel beleggers denken. Prijsverschillen Een ETF beschikt over een aantal aantrekkelijke eigenschappen. Eén daarvan is de lage lopende kosten. Omdat een ETF simpelweg tracht een onderliggende index zo goed als mogelijk te volgen, is er geen dure fondsbeheerder met analistenteam nodig om een actieve portefeuille samen te stellen waarmee de index mogelijk verslagen kan worden. In geval van volledige fysieke replicatie belegt het ETF in dezelfde namen als de index, waarbij de effecten ook dezelfde weging hebben als in die index. Een simpele kopie dus. Die eenvoud spaart kosten uit en dat zien beleggers terug in de lage lopende kosten van een ETF. Zo bedragen de lopende kosten van de iShares Core S&P 500 ETF, die belegt in grote Amerikaanse aandelen uit de S&P 500 Index, 0,07 procent. Daarentegen komt de kostenmediaan voor actief beheerde beleggingsfondsen in de Morningstar-categorie ‘Aandelen Amerika large-cap gemengd’ uit op 1,04 procent. De mediaan voor lopende kosten van actieve fondsen ligt dus bijna 15 keer zo hoog als die van de iShares-ETF. Aan het lage prijskaartje van 7 basispunten zit alleen wel de restrictie dat beleggers de ontvangen dividenden niet uitgekeerd krijgen. Deze worden geherinvesteerd in het belegingsfonds. Beleggers die wel het dividend uitgekeerd willen krijgen kunnen opteren voor de iShares S&P 500 Dist ETF. Maar daar betalen ze wel bijna zes keer zo veel voor, want iShares brengt voor deze dienst 40 basispunten in rekening. Dit is iets waar de op kosten gerichte passieve belegger zich wel bewust van dient te zijn. Een vergelijkbare casus kan zich voordoen bij het vestigingsland of domicilie van een ETF. Wanneer een belegger in Europese aandelen wil beleggen, dan kan hij daarvoor de iShares STOXX Europe 50 ETF aanschaffen. Dit fonds is gehuisvest in Ierland en in Duitsland. De Ierse variant wordt aan verschillende beurzen in Europa verhandeld, waaronder Amsterdam, en kost 0,35 procent. De Duitse variant die aan de Zwitserse beurs in Zurich wordt verhandeld kost daarentegen 0,51 procent. De oorzaak zit hem onder andere in verschillen tussen de belastingregimes in Ierland en Duitsland. Specialisatie is kostbaar Wanneer het ETF-landschap verder wordt onderzocht op kosten, dan wordt duidelijk dat niet alle ETFs voor een paar basispunten over de toonbank gaan. Grote aanbieders zoals iShares, db-x trackers en Lyxor kunnen hun ETFs die de bekende indices volgen tegen minimale kosten aanbieden. Maar des te complexer of specialistischer een ETF wordt, des te hoger het prijskaartje. Het assortiment van db-x trackers op de S&P 500 index geeft dit goed weer. De recht-toe-recht-aan ETF op de S&P 500 kost 0,20 procent. Een gelijkgewogen variant kost 10 basispunten meer. Short gaan kan tegen 50 basispunten, terwijl beleggen met een hefboom van factor 2 kan voor 0,60 procent voor een long-ETF en 0,70 procent voor een short-ETF (zie tabel). Hoe meer toeters en bellen, hoe duurder het ETF. Hetzelfde geldt voor ETFs op nichemarkten zoals opkomende markten of grondstoffen, die vanwege hun specifieke focus een beduidend hoger prijskaartje hebben waardoor het relatieve verschil in kosten met actief beheerde beleggingsfondsen kleiner is dan bij de kerncategorieën. Indexrendement minus kosten =/= ETF rendement Het rendement van een ETF is simpel te berekenen. In theorie staat dit gelijk aan het rendement van de index minus de lopende kosten. De praktijk wijst echter anders uit. Net als bij actieve fondsen zijn namelijk niet alle kosten verwerkt in de lopende kosten van een ETF. Er zijn meerdere factoren naast de lopende kosten die invloed hebben op het rendement van een ETF en die dus het uiteindelijke verschil in rendement bepalen tussen een ETF en de index die wordt gevolgd. Hierdoor kan een ETF minder rendement behalen dan het indexrendement minus de lopende kosten, maar er zijn ook ETFs die – wellicht verbazingwekkend – na kosten beter presteren dan hun onderliggende index. Het absolute verschil tussen het rendement van de ETF en het rendement van de benchmark wordt tracking difference genoemd. Deze tracking difference is dus in de meeste gevallen negatief, wat betekent dat de ETF een lager rendement dan de benchmark boekt. Er zijn echter diverse factoren die de hoogte van de tracking difference zowel positief als negatief beïnvloeden. Tracking Difference De belangrijkste negatieve factor zijn de lopende kosten. Deze gaan direct ten laste van het rendement. Wanneer er geen andere factoren zijn die het rendement van een ETF beïnvloeden, dan zou dat rendement gelijk staan aan het rendement van de index minus de lopende kosten. Voor een synthetische ETF komen daar nog de kosten voor de swap bij. Waar een ETF met fysieke replicatie belegt in alle effecten van de index (of in een deel daarvan) sluit een ETF met synthetische replicatie een swap overeenkomst met één of meerdere tegenpartijen om het rendement van de index te leveren. Tegenover de swap kosten staat dat een synthetische ETF vaak beter in staat is om de index te volgen dan een fysieke ETF. Onderoek van Morningstar definieert daarnaast nog andere factoren die de tracking difference beïnvloeden: Jeffrey Schumacher CFA, Senior Fondsanalist bij Morningstar Benelux na zijn opleiding aan de VU Amsterdam en het behalen van het certificaat Chartered Financial Analyst (CFA) aan het CFA Institute is hij vanaf juni 2011 als Senior Fund Analyst werkzaam bij Morningstar. Daavoor  was hij van 2006 tot 2009 werkzaam bij Theodoor Gilissen Bankiers als Equity/Commodity Analyst en aansluitend tot juni 2011 werkzaam als Vermogensbeheerder Services / Fund Trading bij SNS Securities. Transactie- en herbalanceringskosten Deze kostenpost komt voor bij ETFs die fysieke replicatie toepassen en zijn het gevolg van mutaties in de onderliggende index. Voor aankopen van effecten in het Verenigd Koninkrijk moet daarnaast belasting (stamp duty) worden betaald, wat ook impact heeft op de tracking difference. Kasgeld Een ETF kan in bepaalde perioden kasgeld aanhouden als gevolg van het herbalanceringsproces wanneer er verschil zit in de tijd waarin de ene positie wordt afgebouwd en de andere positie wordt opgebouwd. Ook het distributiebeleid met betrekking tot dividenden of coupons heeft invloed wanneer de ETF deze uitkeringen ontvangt, maar niet direct doorgeeft aan beleggers. Herinvesteringsaannames Verschillen in herinvesteringsaannames tussen de index en de ETF kunnen invloed hebben op de tracking difference. De index kan er bijvoorbeeld vanuit gaan dat dividenden direct geïnvesteerd worden op de ex-dividend datum, terwijl de ETF moet wachten totdat het dividend daadwerkelijk is uitbetaald voordat het kan herinvesteren. Dividendbelasting Verschillen in aannames met betrekking tot de hoogte en de mate van terugvorderbaarheid van dividendbelasting tussen de index en de ETF kan de tracking difference beïnvloeden. Securities lending Fysieke ETFs kunnen extra rendement behalen door (een deel) van hun effecten in de portefeuille uit te lenen tegen een vergoeding. Hier komt echter in de vorm van tegenpartijrisico wel een extra bron van risico bij kijken. Replicatie-methode ETFs die volledige fysieke replicatie toepassen kunnen het rendement van hun benchmark doorgaans beter benaderen dan de ETFs die via optimized sampling in een selecte groep indexnamen belegt en hierbij de kleinste, minst liquide indexnamen uitsluit. Optimized sampling kan kostenbesparend werken, maar het heeft ook invloed op de tracking difference. De tabel geeft een overzicht weer van de effecten van de genoemde factoren op de tracking difference van ETFs. Tracking difference in de praktijk Onderstaande tabel geeft een overzicht van de prestaties over 2014 van ETFs die de MSCI Emerging Markets Index volgen. De tracking difference is voor alle ETFs – zoals verwacht – negatief. De ETFs zijn dus achter gebleven bij hun benchmark. Voor alle ETFs geldt echter dat de gerealiseerde tracking difference groter is dan de lopende kosten van het product, wat dus laat zien dat de andere factoren die hierop van invloed zijn per saldo negatief hebben uitgepakt voor de belegger in deze ETFs. Het rendement van een ETF staat dus niet gelijk aan het rendement van de index minus de lopende kosten van de ETF. Dat tracking difference niet altijd negatief hoeft te zijn wordt bewezen door een aantal ETFs die de Euro Stoxx 50 Index volgen. Het is dus mogelijk: beter presteren dan de benchmark via een passieve belegging als gevolg van de genoemde positieve effecten van onder andere securities lending en dividendbelasting. De volgende tabel geeft een overzicht van de prestaties over 2014 van ETFs die de Euro Stoxx 50 Index als benchmark hanteren. (Klik op de tabel voor groter formaat) Uit de hiervoor beschreven situaties wordt duidelijk dat de lopende kosten niet het hele verhaal vertellen als het gaat om het verschil in prestaties tussen de ETF en de benchmark. In een zeldzaam geval pakt het positief uit, zoals bij de Euro Stoxx 50 ETFs, maar in veel gevallen is de tracking difference hoger dan alleen de lopende kosten. De tabel voor opkomende markten- ETFs laat zien, dat de werkelijke wijking van het rendement bij deze onderzochte ETFs kan oplopen tot een factor 3 van de gerapporteerde lopende kosten. Spread De tracking difference houdt rekening met veel factoren die het verschil in rendement tussen de ETF en de benchmark verklaren, maar er is nog een andere kostenfactor waar ETF-beleggers rekening mee moeten houden. Een voordeel van een ETF ten opzichte van een indexfonds en de meeste actieve fondsen is de liquiditeit. Doordat een ETF beursgenoteerd is, kan een belegger op ieder moment van de handelsdag het product kopen of verkopen. Dit voordeel komt echter ook met een additionele kostenfactor: de spread. Vanwege de beursnotering heeft het handelen in een ETF veel gelijkenis met het handelen in aandelen. Dat betekent ook dat er sprake is van een bied- en laat prijs. In tegenstelling tot indexfondsen en veel actieve fondsen kan een belegger dus niet aan- of verkopen tegen de werkelijke onderliggende waarde van de ETF, maar wordt er een opslag of afslag gehanteerd ten opzichte van de werkelijke onderliggende waarde (Net Asset Value of NAV). Een belegger koopt de ETF voor de laat-prijs (NAV plus opslag) en verkoopt tegen de bied-prijs (NAV minus afslag). Dit vormt dus een extra kostenpost voor ETF-beleggers. Voor veel ETFs die een index volgen die bestaat uit veel liquide effecten zal de spread slechts enkele basispunten bedragen. Zo is de spread voor de Vanguard S&P 500 ETF 0,01 procent. Voor ETFs die in minder liquide markten beleggen kan die spread echter duidelijk hoger uitvallen. Voor de iShares Stoxx Select Europe Dividend 30 ETF bedraagt de spread 0,12 procent, maar voor een small-cap ETF als de iShares STOXX Europe Small 200 bedraagt de spread al 0,23 procent en voor de iShares MSCI Emerging Markets ETF zelfs 0,44 procent. Er kan echter ook een duidelijk verschil in spread zitten tussen ETFs die dezelfde index volgen. De onderstaande tabel geeft dit weer voor de emerging market ETFs. Werkelijke kosten ETFs vormen onder andere vanuit kostenperspectief een aantrekkelijke optie voor beleggers. Dit betekent echter niet dat beleggers er vanuit kunnen gaan dat het rendement van een ETF gelijk staat aan het rendement van de gevolgde index minus de lopende kosten. Net als bij actief beheerde beleggingsfondsen zijn er meerdere kosten en opbrengsten die niet worden meegenomen in de lopende kosten, maar weldegelijk invloed hebben op het totale kostenplaatje. Beleggers die overwegen om een ETF aan te schaffen doen er daarom goed aan zich een beeld te vormen van de werkelijke kosten van de ETF. ^  Inhoud Effecten van een lagere LTV-limiet Bron: DNB Een lagere Loan-to-Value (LTV)-limiet voor woninghypotheken vergroot de financiële weerbaarheid van met name jonge huiseigenaren, zorgt voor een stabielere huizenmarkt en economie, en maakt de marktfinanciering van banken minder kwetsbaar. Hierdoor wordt definanciële stabiliteit versterkt. Bij een lagere LTV-limiet zullen starters meer moeten sparen voordat ze een eigen woning kunnen kopen. De macro-economische kosten hiervan zijn beperkt en manifesteren zich vooral in de transitiefase naar een structureel lagere LTV-limiet De LTV-limiet wordt als uitvloeisel van het kabinetsbeleid jaarlijks met 1%-punt verlaagd, van 103% nu tot 100% in 2018. Het kabinet, het IMF en de Commissie Wijffels hebben aangegeven dat een verdere verlaging na 2018 wenselijk is. Naar aanleiding hiervan en op verzoek van het Financieel Stabiliteitscomité heeft DNB in de studie “Effecten van een verdere verlaging van de LTV-limiet” de gevolgen van een stapsgewijze verlaging van de LTV-limiet naar 90% voor de financiële stabiliteit en de macro-economie in kaart gebracht. Starters minder kwetsbaar Een lagere LTV-limiet vergroot de financiële weerbaarheid van met name starters op de woningmarkt. In 2013 stond tweederde van de starters die sinds 2004 een woning hadden gekocht onder water. Indien annuïtaire aflossing en een LTV-limiet van 100% in 2004 al de norm waren geweest, zou in 2013 nog altijd bijna de helft van de starters onder water hebben gestaan. Bij een LTV-limiet van 90% zou dat 13% zijn geweest, terwijl bij een LTV-limiet van 80% geen van deze starters onder water zou hebben gestaan in 2013 (grafiek 1). Grafiek 1 - Aandeel starters onder water in 2013 bij verschillende LTV-limieten De grafiek heeft betrekking op hypotheken afgesloten die in de periode 2004-2012 zijn afgesloten door starters, en toont het aandeel van deze hypotheken dat in 2013 onderwater zou hebben gestaan bij hypothetische LTV-limieten van 100, 90 respectievelijk 80%. De huizenprijsontwikkeling is onveranderd verondersteld. Stabielere huizenmarkt en economie Een lagere LTV-limiet beperkt het risico van boom-bust cycli op de huizenmarkt. Uit internationaal onderzoek blijkt dat structureel lagere LTV-ratio’s gepaard gaan met minder volatiele huizenprijzen. Via een stabielere huizenmarkt draagt een lagere LTV-ratio bij aan beperking van het type conjuncturele schommelingen waar de Nederlandse economie in de afgelopen decennia door is getroffen. Waar sterke huizenprijsstijgingen de Nederlandse bestedingen in de jaren negentig fors hebben gestimuleerd, heeft de neergang van de woningmarkt in de periode 2008-2013 de recessie juist versterkt. Verbeterde beschikbaarheid marktfinanciering banken Lagere LTV-ratio’s beperken het kredietrisico van banken en verminderen de bancaire afhankelijkheid van marktfinanciering. Met zijn zeer hoge hypotheekschulden en LTV-ratio’s loopt Nederland internationaal gezien uit de pas. Dit vormt – vooral in tijden van stress – een risico voor de beschikbaarheid van marktfinanciering voor banken. Een LTV-limiet die meer in lijn is met omringende landen maakt marktfinanciering minder kwetsbaar. Macro-economische effecten De macro-economische kosten van een lagere LTV-limiet manifesteren zich vooral in de transitiefase. Een deel van de potentiële starters beschikt niet over het benodigde eigen vermogen en zal eerst moeten sparen voordat zij een woning kunnen kopen. Dit leidt tot minder vraag naar koopwoningen, wat ceteris paribus neerwaartse druk op de huizenprijzen en woninginvesteringen geeft. Bij een LTV-limiet van 90% is bijna 73% van de potentiële starters gerestricteerd. Naar verwachting kunnen zij, na gemiddeld bijna 3 jaar sparen, uiteindelijk vrijwel allemaal alsnog een woning kopen. Dit beperkt de gevolgen voor de woningmarkt en de macro-economie in belangrijke mate. De vraag naar koopwoningen daalt bij een LTV-limiet van 90% uiteindelijk met maximaal 190.000. Bij een stapsgewijze verlaging van de LTV-limiet komen huizenprijzen na 5 jaar 3½ à 4% en op langere termijn 4 à 5% lager uit dan bij ongewijzigd beleid. Als starters – na voldoende te hebben gespaard – met een groter budget de woningmarkt op gaan, zal de huizenprijsontwikkeling zich uiteindelijk herstellen. De extra vraag naar huurwoningen bedraagt tijdens het afbouwen van de LTV-limiet 11.000 tot 19.000 woningen per jaar. Het is op dit moment onzeker of de huurmarkt deze extra vraag kan accommoderen. Flankerend beleid kan dit vergemakkelijken. Ref:  DNB Occasional Studies: Effecten van een verdere verlaging van de LTV-limiet,    mei 2015, door Johan Verbruggen, Remco van der Molen, Steven Jonk, Jan Kakes en Willem Heeringa. Download Nederlands(pdf, 893,5kB) ^  Inhoud Monetaire en financiële statistieken Nederland Bron: http://www.statistics.dnb.nl/ Op de statestiekpagina's van De Nederlandse Bank vindt, u behalve onderstaand (dagelijks geupdated)  overzicht , een aantal  downloadable interactieve grafieken  klik hier ^  Inhoud Koersgevoelige informatie Bron: Redactie Koersgevoelige informatie is informatie die invloed kan hebben op de koers. Het is informatie die een belegger waarschijnlijk wil gebruiken om te beslissen over zijn beleggingen, maar het is verboden om koersgevoelige informatie te gebruiken die niet algemeen verkrijgbaar is. Wat wordt verstaan onder voorwetenschap? Voorwetenschap is ‘bekendheid met informatie die concreet is en die rechtstreeks of middellijk betrekking heeft op een uitgevende instelling waarop de financiële instrumenten betrekking hebben of omtrent de handel in deze financiële instrumenten, welke informatie niet openbaar is gemaakt en waarvan openbaarmaking significante invloed zou kunnen hebben op de koers van de financiële instrumenten of op de koers van daarvan afgeleide financiële instrumenten.’ In de Wet op het financieel toezicht staat op grond van artikel 1:107, lid 3, sub c, onder 2, Wft: Dat de AFM de verplichting heeft een openbaar register aan te houden voor deze persberichten. In dit register kunt u persberichten vinden van uitgevende instellingen die, zoals vermeld in artikel 5:25i lid 1 onder a Wft, met hun toestemming worden verhandeld in Nederland. Op grond van artikel 5:25 i lid 2 Wet financieel toezicht (Wft) zijn deze uitgevende instellingen verplicht koersgevoelige informatie algemeen verkrijgbaar te stellen door middel van (o.a.) een persbericht. Het verbod gebruik te maken van voorwetenschap door een transactie te verrichten of te bewerkstelligen is van toepassing op een ieder. Er bestaan echter uitzonderingen  waarbij grosso modo geldt dat de aard van de transacties geen bedreiging mag vormen voor de integriteit van de kapitaalmarkt of voor de belangen van de op die markt opererende partijen. Een uitvoerige uitleg hieromtrent is terug te vinden in de door de AFM uitgegeven publicatie "Handel met voorwetenschap" (pdf) Koersgevoelige informatie is echter geen voorwetenschap meer nadat deze algemeen beschikbaar is gemaakt. U mag er dan gerust op handelen. Wat is algemeen beschikbaar? Er is slechts één toegestane manier om informatie algemeen verkrijgbaar te stellen­: publicatie moet plaatsvinden door middel van een persbericht, dat gelijktijdig (voor zover mogelijk) wordt aangeboden via een in de markt gebruikelijke combinatie van algemene en specifieke financiële media( denk hierbij aan Bloomberg, Dow Jones of ANP/Reuters enz). Ook moet het persbericht tegelijkertijd op de eigen website worden geplaatst en naar de AFM worden gestuurd. En hier zit natuurlijk gelijk het angeltje.... hoewel dat in de praktijk reuze mee valt. Hoe snel  je die informatie vervolgens zelf krijgt is afhankelijk van jouw bron. Een abonnement bij een gerenommeerde nieuwsleverancier levert je de informatie het snelst. Diverse financiele nieuwssites (IEX, FD etc) zijn doorgaans een goede tweede. De AFM stelt deze informatie ook beschikbaar (zij hebben immers een verplichting als 'register') maar met enige (in de praktijk enkele minuten tot uren) vertraging. Wel is de Registerspagina 'Register koersgevoelige informatie' van de AFM een eenvoudig nazoekbare bron. Ref: AFM --> Alle huidige Registers --> koersgevoelige informatie Overheidsinformatie: https://www.overheid.nl/ Wet of het Financieel toezicht: http://wetten.overheid.nl/BWBR0020368/1/Hoofdstuk16/Afdeling162/Artikel1107 ^  Inhoud Private lease: waar moet je op letten? Bron: AFM Je ziet tegenwoordig steeds meer advertenties voor het privé leasen van een auto. Ook kun je bijvoorbeeld een computer of een wasmachine leasen. Maar wat is private lease eigenlijk en waar kun je als consument op letten als je overweegt een private lease aan te gaan? Wat is private lease? Private lease is te vergelijken met het huren van een product. Voor een 'vast' bedrag per maand rijd je in een gloednieuwe auto of kun je een nieuwe tv, laptop of wasmachine in gebruik nemen. Je wordt niet de eigenaar van het product en doorgaans geef je na afloop van het contract het product terug aan het leasebedrijf. Gebruik onderstaande vier tips van de AFM om onnodige risico’s te voorkomen. 1 Ga na of je de lasten van private lease kunt dragen Bij private lease ga je een contract aan voor soms wel enkele honderden euro’s per maand. Je moet dus iedere maand een deel van je inkomen afdragen om de private lease te betalen. Dat geld kun je niet meer gebruiken voor andere uitgaven zoals de hypotheek, huur, ziektekosten, alimentatie of levensbehoeften. Private lease verhoogt dus je maandelijkse vaste lasten en je houdt minder geld over voor andere (noodzakelijke) uitgaven. Als je moeilijk rond komt, kan een nieuwe maandelijkse vaste last ervoor zorgen dat je in de schulden terecht komt. 2 Kijk of tussentijds beëindigen van het contract mogelijk is en welke kosten hieraan verbonden zijn Een private lease contract ga je aan voor langere tijd. Het is bij private lease vaak niet mogelijk om tussentijds het contract te beëindigen of alleen tegen hoge kosten. Raadpleeg de aanbieder en de voorwaarden van private lease als je wilt weten of tussentijdse opzegging van het private leasecontract mogelijk is en welke kosten hieraan zijn verbonden. 3 Bereken wat je voor de private lease van het product betaalt Als je bijvoorbeeld een tv in gebruik neemt via private lease, kan het totale bedrag dat je over de hele periode voor het gebruik van deze tv uitgeeft veel hoger zijn dan de prijs van de tv in de winkel. Omdat je maandelijks betaalt, lijkt de tv ‘goedkoop’ maar de optelsom van deze maandelijkse betalingen kan aanzienlijk hoger zijn dan de aanschafprijs van de tv. 4 Onderzoek welke service is inbegrepen Private lease contracten kunnen van elkaar verschillen. Sommige contracten bieden extra service als er iets kapot gaat aan bijvoorbeeld de auto of tv die je least. Andere contracten bieden deze extra service niet. ^  Inhoud Overheid mag eigen problemen niet afschuiven op filantropen Bron: Bastiaan Zoeteman, Ted van den Bergh, Me Judice, 22 mei 2015. Buiten de aandacht van de media groeit een economie die wordt aangestuurd door filantropen. Hoe groot is dit verschijnsel? Wie trekken daarbij aan de touwtjes? Wat zijn hun intenties? Sommigen zien filantropie als een stap op weg naar een economie van het schenken. Maar is de realiteit wel zo hoogdravend? Volgens Zoeteman en Van den Bergh zijn er onterechte verwachtingen over de bijdrage van filantropie aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken en moet de overheid niet haar problemen over de heg gooien naar de filantropen De herontdekking van de filantropie Op 24 april 2015 vond de jaarlijks door de VU Amsterdam georganiseerde ‘Dag van de filantropie’ plaats (Bekkers, 2015). Uit de hier gepresenteerde cijfers blijkt dat in 2013 in ons land €4,4 miljard werd geschonken tegen €4,2 miljard in 2011. Hoewel veel burgers in Nederland schenken, gaat de meeste aandacht uit naar vermogende particulieren en organisaties die grote bedragen geven voor goede doelen. Nederland kent (CBS, 2015) sinds 2008 een tamelijk stabiel aantal van circa 150.000 miljonairs, die een belangrijke rol spelen bij de filantropie met hun totale vermogen van ruim €300 miljard. In Nederland is de filantropie minder ontwikkeld dan in de VS. Het jaarlijkse schenkgeld omvat 0,5% van het Nederlandse nationaal inkomen, tegen 2,1% in de VS. Bastiaan  Zoeteman Hoogleraar Duurzaamheids beleid aan de Universiteit Tilburg sinds 2000 hoogleraar Duurzaamheidsbeleid in internationaal perspectief aan de Universiteit van Tilburg, lid van Tilburg Sustainabilty Center (TSC) en voormalig voorzitter van het Instituut voor Globalisering en Sustainable Development (Globus) aan deze universiteit. Hij was van 2001-2013 voorzitter van de Commissie Genetische Modificatie, die de Nederlandse regering adviseert over vergunningen om genetisch gemodificeerde organismen in het milieu te brengen. Van 2000-2004 fungeerde hij als voorzitter van het Bestuur van het Europees Milieu Agentschap te Kopenhagen en was van 1989-2001 plaatsvervangend directeur-generaal Milieubeheer bij het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Het aantal miljardairs in de wereld neemt jaarlijks toe met minstens 10%. In 2015 zijn het er in totaal 1,828 (Forbes, 2015). De uitdaging voor zeer vermogende particulieren is niet het vergaren van meer bezit, maar het benutten van hun vermogen om gewenste ontwikkelingen in de samenleving tot stand te brengen. De meeste filantropen besluiten een stichting met een fonds op te richten met een door hen gewenste missie en een staf om het maatschappelijke doel te helpen bereiken. Het resultaat is dat in toenemende mate professionalisering van de uitvoering van filantropische projecten optreedt. Naast de opbrengst van particuliere vermogens kunnen ook landelijk geldinzamelingsacties worden ingezet. Als gevolg hiervan treden goede-doelen-organisaties vaak in de voetsporen van de overheid. Hoe beter de filantropen hun werk doen, hoe minder het bijspringen van de overheid nog nodig is. Met het bezuinigen door overheden wordt het extra aantrekkelijk om meer expliciet een beroep te doen op filantropische organisaties en taken bewust aan hen over te laten. Hoe reëel dit perspectief is hangt af van de omvang die de filantropie aanneemt. Is filantropie werkelijk een alternatief voor genoemde publieke taken van overheden en zo ja, is er daarbij voldoende aandacht voor de democratische legitimering van de met filantropie tot stand gebrachte ontwikkelingen? Ook speelt de vraag of de voor filantropie in te zetten middelen zijn vergaard op een manier die maatschappelijk wenselijk is. Kortom, vertegenwoordigt de opbloei van filantropie een belangrijke vernieuwing van het economische systeem of is het niet meer dan window dressing van het klassieke kapitalisme? In beide gevallen liggen er uitdagingen voor de overheid om negatieve bijwerkingen te helpen voorkomen en wenselijke ontwikkelingen te faciliteren. De opkomst van The Giving Pledge De problematiek komt het meest uitgesproken naar voren bij de door Warren Buffet en Bill & Melinda Gates in 2010 gestarte The Giving Pledge campagne. Het doel hiervan is om miljardairs uit te nodigen een belofte te doen om tenminste de helft van hun vermogen te schenken aan goede doelen. In 2014 was deze ‘pledge’ door ruim 120 miljardairs aangegaan (Lewis, 2014). In beginsel is hiermee een bedrag van honderden biljoenen euro’s aan schenkvermogen gemoeid. Ted van den Bergh  Directeur van de Stichting Triodos Foundation, Zeist Ted van den Bergh is sinds 2006 directeur van de Stichting Triodos Foundation te Zeist en fungeerde van 2006-2010 tevens als managing director van de Stichting Prof. Dr. Bernard Lievegoed Fonds. Hij was van 1997-2005 private banker bij de Triodos Bank en daarvoor van 1979-1987 team manager sales bij Centraal Beheer Achmea. Critici betwijfelen of er als gevolg van The Giving Pledge veel meer geld richting filantropie gaat dan daarvoor, omdat het eerder ook al in liefdadigheidsfondsen was ondergebracht (Goldberg, 2014). Ook zou het schenken meer worden nagestreefd om minder belasting te betalen dan om goede doelen te steunen. Verder wordt niet bijgehouden wat er met de investeringen wordt bereikt. Het belangrijkste nut van deze campagne is dat aandacht voor het fenomeen van filantropie is gegenereerd en dat de miljardairs van elkaar leren hoe ze maximaal maatschappelijk effect kunnen bereiken. Want het lenigen van maatschappelijk nood met schenkgeld klinkt makkelijker dan het is. Bill Gates heeft zich bijvoorbeeld ontpopt als een geweldige organisator van het grootschalig aanpakken van problemen zoals Aids in Afrika. Warren Buffet heeft daarop besloten zijn gelden bij de Bill & Melinda Gates Foundation te plaatsen om er een maximaal effect mee te bereiken. De slagkracht die hiermee is ontstaan stelt het werk van veel overheden in de schaduw. De indruk mag echter niet ontstaan dat filantropie alleen maar effectief is als het via megafondsen verloopt (Husock, 2014). Grootschaligheid mag als voordeel gelden voor massaproductie van bijvoorbeeld vaccins, dat geldt niet voor het beheren van bijvoorbeeld natuurparken of theaters. In de Verenigde Staten is de discussie over de rol van filantropie bij het voorzien in zaken van algemeen belang heftiger dan in Nederland (Husock, 2015). De discussie spitst zich toe op de mate waarin voor filantropie belasting voordelen gelden. Kan de overheid effectiever voorzien in het organiseren van publieke taken dan de particuliere filantropie? Het antwoord op deze vraag wordt bepaald door de cultuur en bestuurspraktijk van een land. De filantropie functioneert in een eigen marktomgeving die deels door de overheid wordt mogelijk gemaakt en begrenst. Verschuivingen in belastingen kunnen deze markt sterk beïnvloeden. Ook kan een overheid niet toestaan dat zaken van algemeen belang alleen aan filantropie worden overgelaten. Daarom zal bij veranderingen in de rol van de filantropie steeds ook een passende respons van de kant van de overheid moeten komen. Nieuwe filantropie De primaire associatie bij het begrip schenken is het geven van geld, arbeid of aandacht uit compassie met een ander. In de praktijk blijken er echter gradaties te bestaan (Zoeteman en Slabbekoorn, 2014). Het geven aan de ander kan gepaard gaan met anticiperen op een toekomstige wederdienst. Extremer wordt het als die vorm van schenken tot omkoping of chantage vervalt. Meestal is het schenken op een of andere manier verbonden met een ruiltransactie: voor-wat- hoort-wat. Voorbeelden zijn sponsoring, relatiegeschenken, en deels ook loterijen zoals de Nationale Postcode Loterij. Het werkelijk altruïstische schenken is uitsluitend gericht op het dienen van een maatschappelijk doel zoals vertegenwoordigd door Rode Kruis, Friends of the Earth, etc. Dit schenkgeld wordt als het ware uit de markteconomie gehaald en maakt daarmee niet langer onderdeel uit van het op vergaren van bezit gerichte streven. In het verlengde hiervan kan schenken ook gezien worden als een voorloper van een toekomstige samenlevingsvorm die is gebaseerd op de ‘nieuwe filantropie’, waarin het geven tot de dominante morele waarde is geworden (Eisenstein, 2011). In landen waar een dergelijke samenleving als wenselijk wordt gezien kan de overheid met regels en fiscale instrumenten initiatieven in die laatste richting stimuleren. De overheid en filantropie in Nederland Hoe ontwikkelt de filantropie zich nu in Nederland? En welke opstelling heeft de overheid daarbij? Nederland kent ruim 700 goede-doelen-fondsen. Deze fondsen kenmerken zich deels als fondsen met een ruilkarakter (bijvoorbeeld Stichting DOEN gefinancierd door de Nationale Postcode Loterij) maar doorgaans als fondsen die uitsluitend een maatschappelijk doel dienen, bijvoorbeeld kankerbestrijding (Fonds1818) of cultuurbevordering (Prins Bernard Cultuurfonds). In Figuur 1 zijn enkele van de grotere fondsen in ons land vermeld. Het is overigens vaak lastig om gegevens over de omvang van deze fondsen te vinden, vooral als particulieren deze hebben opgericht. Figuur 1: Enkele grote filantropische fondsen in Nederland, Bron: Zoeteman en Slabbekoorn (2014) Vermogensfondsen kennen een verschuiving van doneren naar investeren, volgens voorzitter Van Gendt van de Vereniging van Fondsen. Buiten de grote fondsen van buitenlandse miljardairs, waarbij ‘impact monitoring’ steeds meer een rol speelt, zijn in Nederland vooral de middelgrote goede-doelen-organisaties van belang. Ook hier speelt professionalisering en doelmatigheid een rol onder druk van donateurs en sociale media. Een andere trend is de commercialisering van de fondsenwerving. Bij de kleinere organisaties in Nederland met een vermogen beneden circa €25 miljoen liggen er andere accenten. Fondsenwerving hangt daar meer af van particuliere donaties en professionalisering uit zich in het starten van innovatieve initiatieven in lijn met de wensen van de filantroop. Over de heg Door de forse bezuinigingen van de Nederlandse overheid van de laatste jaren op bijvoorbeeld zorg en cultuur heeft de rol van filantropie extra aandacht gekregen. Na het bekendmaken van de bezuiniging in 2013 op cultuur van €200 miljoen door de rijksoverheid en van € 125 miljoen door provincies en gemeenten is bijvoorbeeld op initiatief van Joop van den Ende door vier cultuurfondsen een nieuw fonds opgericht om grootschalige culturele evenementen mogelijk te blijven maken. Nieuw is dat hierbij met de overheid afspraken zijn gemaakt om dit (fiscaal) zo aantrekkelijk mogelijk te maken (zie Blockbusterfonds). Vaak is er geen vangnet voor de gevolgen van overheidsbezuinigingen. Van de in 2012 gesubsidieerde 589 culturele instellingen waren er in 2014 al 173 verdwenen (NRC, 2014). Minister Bussemaker geeft aan dat de regering van culturele instellingen verwacht dat zij zich nog meer op ondernemerschap richten. Zij moeten zorgen voor meer eigen inkomsten en de band met het publiek versterken. Nu de overheid de invulling van zijn taak beperkter invult worden filantropische fondsen door culturele en zorginstellingen extra aangesproken, echter niet altijd met succes. Filantropie en overheidstaken zijn twee aparte werelden die elkaar wel kunnen versterken maar ook tegenover elkaar kunnen staan. Filantropen, en dat geldt zeker voor de miljonairs, onderscheiden zich van overheden door een eigen kijk op de te lenigen noden in de samenleving die sterk kan afwijken van de politieke voorkeur van een zittend bestuur. Het laatste wat filantropen willen is de gaten in de rijksbegroting helpen dichten (Schuyt, 2014). Dat wil echter niet zeggen dat overheden filantropische instellingen niet zouden kunnen betrekken bij het gezamenlijk vinden van oplossingen voor urgente maatschappelijke vraagstukken. Naarmate de rol van de filantropie in de samenleving groeit, bijvoorbeeld doordat er meer ondernemende zeer vermogende particulieren komen, zal daarvoor meer gelegenheid zijn. Voorwaarde is dat de overheid deze sector op voet van gelijkwaardigheid wil   behandelen en er niet op anticipeert dat filantropen overheidstaken gaan financieren. Ref:  Zie onderaan artikel op Me Judice: http://www.mejudice.nl/artikelen/detail/overheid-mag-eigen-problemen-niet-afschuiven-op-filantropen ^  Inhoud Aktief zijn binnen onze vereniging! Bron: Redactie HCC Beleggen De HCC Beleggen organiseert een aantal activiteiten. De bekendste activiteiten die wij organiseren zijn de beleggerssymposia, die we tweemaal per jaar houden in De Bilt, de regiogroepen en deze nieuwsbrief. Een toenemend aantal mensen wil ook aktief meedoen. Voor de organisatie van onze symposia zijn wij voortdurend op zoek naar mensen die een bijdrage willen leveren aan de totstandkoming hiervan. Het is niet alleen leuk om dergelijke evenementen te organiseren, maar het is ook een ideale gelegenheid om je netwerk uit te breiden met interessante contacten. Ook voor deelname aan de redactie van de nieuwsbrief en de website zijn wij voortdurend op zoek naar mensen die mee willen doen. Ook zonder deel uit te maken van de organisatie kunt u vanzelfsprekend ook meedoen aan één van de Regio- of Belangstellingsgroepen. Maar ook andere dingen doen zoals het geven van een aardige lezing, het schrijven van een column of artikel,  met anderen handelsstrategieën uitwerken, software onder de knie krijgen of gewoon een groep vormen waarmee je samen de markt analyseert/bespreekt, behoort tot de mogelijkheden. Ben jij enthousiast en denk je dat een vrijwilligersfunctie jou op het lijf geschreven is, neem dan contact op met het HCC Beleggen bestuur Klik Hier of met de redactie  Klik Hier ^  Inhoud | HCC beleggen Website | HCC beleggen Vacatures | Adverteren | Forum | Downloads  Wilt u reageren, heeft u een lezerstip of wilt u zelf ook een artikel aanleveren: Neem dan even contact op met de redactie door deze mail te retourneren met in het onderwerp: Reactie tav redactie ... . Disclaimer: Deze publicatie komt tot stand op de redactie van beleggersonline.nl de website van de HCC IG Beleggen. Noch de mate waarin de berichten, voorgestelde scenario’s, risico’s en voorspellingen de marktverwachtingen weerspiegelen, noch de mate waarin zij in de realiteit zullen tot uiting komen, kunnen worden gewaarborgd. De voorspellingen zijn indicatief. De gegevens in deze publicatie zijn algemeen en louter informatief. Ze mogen niet worden beschouwd als beleggingsadvies. De schrijver(s) van deze publicatie en het bestuur van de HCC IG Beleggen en/of de Redactie van de Nieuwsbrief zijn derhalve niet aansprakelijk voor eventuele verliezen. De waarde van uw beleggingen kan fluctueren, behaalde resultaten uit het verleden geven geen garantie voor de toekomst. ^  Inhoud

2 juni 2015

Actueel

'Meld je aan voor de nieuwsbrief' van HCC!beleggen

'Abonneer je nu op de nieuwsbrief en blijf op de hoogte van onze activiteiten!'

Aanmelden