...

Nieuwsbrief20140801

Augustus 2014 Manipulatie met misleidende orders en/of transacties Lage inflatie hindert economisch herstel Eurozone Nederlandse spaartegoeden verder toegenomen Sparend Nederland Europees betaalsysteem SEPA ingevoerd Voorinschrijving op effecten valt onder prospectusplicht Meedoen kan Zet 4 oktober 2014 - alvast in uw agenda ! wat 63 ste HCC Beleggen Symposium "Goed gereedschap is het halve werk" waneer 4 oktober 2014 aanvang 10.00 uur waar Cultureel & Vergader Centrum H.F. Witte Henri Dunantplein 4  3731 CL  De Bilt activiteit hele dag diverse lezingen in twee zalen door boeiende sprekers, kennismaken met en hernieuwen van contact met medebeleggers,  kennismaken met regiogroepen, nieuwe ontwikkelingen, boeken en programmatuur kennis maken met financiele diensten, producten en innovaties bij flink een aantal leveranciers locatie-info: Gezellig lunch-restaurant aanwezig, gratis parkeren, in midden van Nederland met goede aansluiting op snelwegen, bereikbaar per openbaar vervoer advertentie Terug naar Inhoud RG Flevoland-Overijssel RG Flevoland-Overijssel is een van de HCC Beleggen Regio Groepen. Dit zijn regio georienteerde groepen van beleggers die geregeld bijeenkomen om in ontspannen sfeer met elkaar ervaringen, kennis en beleggings ideeën te delen  Onderwerpen als ervaring met broker software, handelssystemen, indicatoren, werking van opties/turbo's enz. kunnen aan bod komen. Benieuwd geworden naar deze groep beleggers, meld je dan per email aan bestuur@beleggersonline.nl . Manipulatie met misleidende orders en/of transacties Bron: AFM In deze interpretatie legt de AFM uit waarom het inleggen (en annuleren) van orders en/of het doen van transacties, waarvan het primaire doel ‘het beïnvloeden van andere marktpartijen’ lijkt te zijn, kan duiden op manipulatie. Achtergrond De AFM ziet in de praktijk met enige regelmaat orders en/of transacties die slechts bedoeld lijken te zijn om het handelsgedrag van andere marktpartijen te beïnvloeden. Mogelijk zijn deze orders/transacties misleidend of is daarvan misleiding te duchten ten aanzien van de koers, de vraag of het aanbod van financiële instrumenten zoals aandelen. In sommige gevallen lukt het een partij met dergelijk beïnvloedend handelsgedrag een andere partij (structureel) te verleiden tot het meebewegen met ingelegde orders/transacties.* Deze andere partij beweegt mee door steeds orders rond hetzelfde prijsniveau in te leggen als de orders van de misleidende partij. Op dit prijsniveau kan de misleidende partij vervolgens gunstiger handelen waarbij de meebewegende partij wordt benadeeld. Volgens de Wet op het financieel toezicht (Wft) is sprake van overtreding van het verbod op marktmanipulatie  als van een order of een transactie een onjuist of misleidend signaal uitgaat of te duchten is met betrekking tot het aanbod van, de vraag naar of de koers van een financieel instrument, of als een order of transactie wordt verricht of bewerkstelligd om de koers op een kunstmatig niveau te houden. Onder op een kunstmatig niveau te “houden” wordt in dit verband ook verstaan naar een kunstmatig niveau te “brengen”. Gelet op deze wet is mogelijk sprake van marktmanipulatie bij orders en/of transacties die slechts bedoeld lijken te zijn om het gedrag van een andere partij te beïnvloeden. Hoe vaker een partij binnen een bepaalde tijdspanne orders en/of transacties verricht waarvan mogelijk een onjuist of misleidend signaal uitgaat of is te duchten, des te sterker is het vermoeden van mogelijke marktmanipulatie. Dit vermoeden wordt nog eens versterkt als uit nader onderzoek blijkt dat deze partij ook profiteert van dergelijk gedrag. Frequentie, tijdspanne van de handelingen en eventuele winstgevendheid worden meegenomen bij de beoordeling van het bewijs en de ernst van een eventuele overtreding van het verbod op marktmanipulatie. Uitleg aan de hand van een praktijkvoorbeeld** Stel de situatie voor dat voor een bepaald aandeel de beste verkooporder in de markt ligt op €11 en de beste kooporder op €10,85. Een partij P legt dan een verkooporder in op €10,99 en verbetert daarmee de beste verkooporder . Een andere partij X reageert direct daarop door op haar beurt de markt te verbeteren, namelijk naar €10,98. Partij P verbetert die prijs weer en ook partij X reageert daar weer op met een verbetering van die prijs. Dit tegen elkaar afgeven van steeds lagere (betere) verkoopprijzen verkrapt de spread en gaat zo door totdat uiteindelijk partij P een verkooporder inlegt op, bijvoorbeeld, €10,89. Partij X verbetert die prijs weer naar €10,88. Partij P stuurt dan een kooporder in om de verkooporder van partij X op €10,88 uit te nemen. Zodoende heeft partij P in plaats van €11 nu €10,88 per aandeel betaald. De verkooporders die eerder zijn gelegd op €10,89 en hoger, worden nu (of zijn al eerder) door partij P geannuleerd. Partij P gaat vervolgens orders inleggen om te kopen op steeds hogere niveaus waarmee partij X dan ook steeds weer meebeweegt. Partij P zal, als partij X tot haar hoogste niveau is meegegaan met de kooporders van partij P, dan verkopen aan partij X. Door deze repeterende manier van handelen zal partij P steeds winst maken ten koste van partij X. Afbeelding van gedrag partij P en reactie partij X In de afbeelding die je via de link hierboven kunt bekijken, is te zien dat partij X steeds de door partij P ingelegde verkooporders verbetert en daarmee de spread verkleint, waarbij partij P als partij X zijn verkoopprijs op een laag niveau heeft ingelegd, tegengesteld aan zijn eerder ingelegde verkooporders, juist koopt. Daarna gaat partij X weer mee als partij P steeds betere kooporders inlegt. Op het hoogste gaat P, tegengesteld aan zijn eerder ingelegde kooporders, verkopen aan partij X. Het transactieresultaat is een winst voor partij P en een verlies voor partij X. Dit voor partij P winstgevende en voor partij X verlieslatende gedragspatroon kan gedurende de handelsdag nog vele keren volgen.*** De AFM heeft ook gedrag gesignaleerd dat in de eindsituatie, vlak voorafgaande aan de transactie tussen partij P en partij X, partij X niet meer de order van partij P verbetert, maar op hetzelfde niveau dat partij P stelt komt bijliggen. In voorgesteld voorbeeld zou partij P bijvoorbeeld een verkooporder op €10,89 inleggen die partij X niet verbetert naar een lagere prijs, maar waar partij X dan komt bijliggen door ook een verkooporder in te leggen op datzelfde prijsniveau van €10,89. Dan merkt partij P dat partij X niet bereid is om tegen nog lagere prijzen te verkopen. Echter, partij P ligt op dat prijsniveau  vooraan in het orderboek door de toepassing van de zogeheten prijs-tijd prioriteit regel****. Partij P past haar verkooporder op €10,89 aan, bijvoorbeeld door het verhogen van de ordergrootte. Het gevolg is dat de order van partij P haar tijd prioriteit op de andere order (die van partij X) verliest en daarachter wordt geplaatst. Vervolgens legt partij P een kooporder in tegen €10,89 voor het deel wat partij X in verkoop heeft liggen op dat prijsniveau. In dit geval is het des te duidelijker dat partij P niet wilde verkopen tegen de door haar ingelegde steeds lagere prijsniveaus maar juist wilde kopen op dat lagere niveau. Van het hiervoor omschreven handelsgedrag gaat naar het oordeel van de AFM een onjuist of misleidend signaal uit of is dat daarvan te duchten met betrekking tot het aanbod van, de vraag naar of de koers van het financiële instrument. Op basis van de Wft is dan sprake van verboden marktmanipulatie. Samenvattend Partij P manifesteerde zich als verkoper die zich in het orderboek bereid toonde om tegen steeds lagere prijzen te verkopen maar kocht dan op die lagere prijzen als de andere partij X mee was gegaan met de prijzen die partij P inlegde. Dit deed partij P ook andersom. Dus kooporders inleggen tegen steeds hogere prijzen maar juist verkopen tegen die hogere prijzen als de andere partij X daarin mee was gegaan. Partij P gaf hiermee misleidende signalen af over het aanbod van, de vraag naar of de koers van een financieel instrument. Volgens de AFM heeft partij P orders ingelegd die louter tot doel hadden om (een handelsalgoritme van) partij X te beïnvloeden om mee te gaan met deze orders of deze orders te verbeteren. Het inleggen van orders en/of het doen van transacties met het doel om andere partijen te verleiden/te misleiden tot het afgeven van gunstigere prijzen om daarvan gebruik te maken gaat in tegen gebruikelijk en integer handelsgedrag. Tot slot De AFM beschouwt dit handelsgedrag als een overtreding van het verbod op marktmanipulatie zoals dat in de Wft is vastgelegd. Handelsgedragingen zijn zelden identiek. De genoemde voorbeelden zijn bedoeld om in algemene zin de generieke kenmerken te beschrijven van dit soort manipulatieve gedragingen bij transacties in financiële instrumenten. Voetnoten: Marktmisbruik – gebruik van voorwetenschap, manipulatie of misleiding – is verboden. Het verbod op marktmanipulatie is neergelegd in artikel 5:58, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht. Als de AFM marktmanipulatie constateert kan de AFM onder meer aangifte doen bij het Openbaar Ministerie of een bestuurlijke boete opleggen. Het basisbedrag van deze wettelijk vastgestelde, bestuurlijke boete is €2.000.000. * Zie artikel 5:58 van de Wft. ** In verband met haar geheimhoudingsplicht kan de AFM niet in detail ingaan op dit praktijkvoorbeeld. Vandaar dat in de voorbeelden desbetreffende partijen en het financieel instrument niet bij naam worden genoemd. De AFM heeft passende maatregelen genomen om dit gedrag te stoppen. *** De reden dat een tegenpartij steeds maar ‘mee’ blijft gaan en niet direct beseft dat zij misleid wordt, kan liggen in het feit dat veel partijen gebruik maken van geautomatiseerde handelsalgoritmen die vaak, tot op zekere hoogte, standaard en voorspelbaar reageren op acties van andere marktpartijen. **** Prijs-tijd prioriteit zorgt ervoor dat de beste prijzen vooraan staan voor uitvoering. Als op een bepaald prijsniveau meerdere orders zijn ingelegd, dan heeft de order die als eerste is ingestuurd prioriteit op de andere orders die op datzelfde prijsniveau maar later zijn ingestuurd. Terug naar Inhoud Doe het zelf beleggers in de regio Helmond Wij zijn een klein studie-beleggerclubje dat zich richt op het uitwisselen van kennis en ervaringen om zelf actief en succesvoller te kunnen beleggen. Wat we doen?: We bespreken elkaars aanpak en strategieën, wisselen criteria uit die iedereen maakt bij de keuzes van aandelen, opties en andere derivaten. Ook gaan we dieper in op specifieke (optie-) constructies die succesvol kunnen zijn. We nemen ook deel aan seminars of andere studiebijeenkomsten en wisselen alle relevante informatie over zelf beleggen uit. We komen elke 3e maandag van de maand bij elkaar en tussentijds wisselen we zaken uit via de mail. We zoeken uitbreiding van ons groepje met enkele actieve beleggers die kennis en ervaringen willen delen om beter voorbereid te kunnen beleggen. Neem bij interesse contact op via de mail met het bestuur van de HCC Beleggen. Vermeld in de mail dat het om de groep Helmond gaat. Terug naar Inhoud Lage inflatie hindert economisch herstel Eurozone Bron: Me Judice, 30 juli 2014 Een hoger niveau van inflatie, met behoud van het verschil in inflatie tussen Noordelijke en Zuidelijke lidstaten, zou onevenwichtigheden in de prijsconcurrentiepositie binnen de Eurozone sneller rechttrekken. Dit zou het economisch herstel in de Eurozone ten goede komen. Maar voorlopig liggen hogere inflatiecijfers niet in het verschiet, stelt Rabo-econoom Michiel Verduijn. Inflatie fors omlaag Sinds eind 2011 is het gemiddelde inflatietempo in de eurozone geleidelijk gedaald tot 0,5% (jaar-op-jaar) in juni. Dit ligt beduidend onder de ECB-doelstelling van ‘onder maar dicht bij de 2%’ (figuur 1). In vergelijking met de afgelopen decennia is dit uitzonderlijk laag. Sinds begin jaren negentig was de gemiddelde inflatie in de huidige eurozone slechts één keer lager. Na de financiële crisis was er medio 2009 kortstondig sprake van lichte deflatie, een daling van het gemiddelde prijspeil. Een aanzienlijk deel van de inflatiedaling sinds eind 2011 kunnen we verklaren door tijdelijke factoren. Een goed voorbeeld is het wegvallen van de positieve bijdrage vanuit energie- en voedselprijzen. In vergelijking met de inflatiepiek van 3% in oktober 2011 is de bijdrage van energie- en voedselprijzen in mei 2014 1,4%-punt lager. Deze lagere bijdrage is overigens deels een gevolg van de appreciatie van de euro sinds medio 2012, zeker ten opzichte van de dollar. Het is dus niet zo dat de gehele afname van het inflatietempo een gevolg is van een zwakke conjunctuur. Figuur 1. Inflatie scherp omlaag Afname bestedingsdruk Toch kunnen we een deel van de algehele inflatiedaling in de eurozone wel degelijk toeschrijven aan de afname van de bestedingsdruk. De kerninflatie, waarbij de prijsontwikkeling van energie en onbewerkt voedsel buiten beschouwing wordt gelaten, is de afgelopen jaren immers ook gedaald en dit kunnen we slechts gedeeltelijk verklaren door de afname van het prijsverhogende effect van hogere indirecte belastingen. Als onderdeel van hun bezuinigingsinspanningen verhoogden diverse overheden de afgelopen jaren hun btw-tarief of accijnzen op bijvoorbeeld alcohol en tabak. Dergelijke maatregelen vertalen zich direct in hogere prijzen, maar het jaar-op-jaareffect op het inflatietempo loopt er na twaalf maanden weer uit. Aangezien overheden dergelijke indirecte belastingverhogingen momenteel minder inzetten dan een paar jaar geleden, is hun inflatiebijdrage afgenomen van een piek van 0,6%-punt in september 2012 naar momenteel 0,2%-punt. Grote verschillen tussen lidstaten De inflatieverschillen tussen de eurozonelidstaten zijn op dit moment groot, waarbij Spanje, Portugal en Griekenland de afgelopen maanden te maken hebben gehad met een gestage daling van de prijzen, ofwel deflatie (figuur 2). De verschillen binnen de eurozone komen niet uit de lucht vallen: de lidstaten met zeer lage inflatie of zelfs deflatie zijn precies die lidstaten die de afgelopen jaren een bezuinigings- en hervormingsprogramma hebben doorlopen als voorwaarde voor financiële steun vanuit Europa en het IMF. Deze programma’s zijn geënt op het op orde brengen van de overheidsfinanciën en op een zogeheten ‘interne devaluatie’: het herwinnen van de (prijs-)concurrentiekracht. Dit moet dan gebeuren zonder wisselkoersaanpassing omdat dit binnen een muntunie nu eenmaal per definitie niet mogelijk is. De grote bezuinigings- en hervormingsinspanningen in deze landen hebben geleid tot een enorme krimp van de binnenlandse vraag, wat een daling van de kerninflatie of zelfs deflatie in de hand werkt. Figuur 2. Grote inflatieverschillen Een belangrijke oorzaak van de eurocrisis is dat de concurrentiepositie van de lidstaten sterk uiteen is gelopen. Verschillende perifere landen zagen hun concurrentiepositie verslechteren doordat hun (loon-)inflatie duidelijk hoger lag dan die in de kernlanden. Om hun concurrentiepositie te herstellen, moeten zij hun loonkosten (per eenheid product) weer in lijn brengen met de sterkere landen. Dat kan door relatieve verlaging van de loonkosten of door opvoering van de arbeidsproductiviteit. De inflatieverschillen tussen de Noordelijke en Zuidelijke lidstaten zijn vanuit dat perspectief dus gewenst. Een hoger inflatietempo in de gehele eurozone, waarbij het onderlinge inflatieverschil tussen de sterkere en zwakkere landen intact blijft, zou daarbij zeer wenselijk zijn. Michiel Verduijn Rabobank Utrecht Michiel Verduijn MSc. (1986) is sinds 15 september 2010 werkzaam bij het directoraat Kennis en Economisch Onderzoek (KEO) van Rabobank Nederland. Daarvoor heeft hij stage gelopen bij het Economisch Bureau van de ING en bij de Nederlandsche Bank. Hij heeft algemene economie gestudeerd en vervolgens een tweede master behaald in Finance. Zolang de gemiddelde eurozone-inflatie vanaf het huidige lage niveau niet oploopt, blijven de Zuidelijke lidstaten kampen met zeer lage inflatie of zelfs deflatie, anders kunnen zij hun concurrentiepositie niet herstellen, en hieraan kleven (op termijn) diverse nadelen. Ten eerste kan deflatie in theorie leiden tot uitstel van consumptieve bestedingen en tot een rem op investeringen vanwege een te hoge reële rente. Ten tweede ondermijnt deflatie in de Zuidelijke lidstaten de houdbaarheid van hun hoge nominale publieke en private schulden. Die stijgen immers in reële waarde. Het proces van schuldafbouw zal op deze manier alleen maar langer duren. Ten derde kan nominale loonstarheid ervoor zorgen dat lonen zeker in eerste instantie onvoldoende dalen in lijn met de afnemende inflatie. Op de korte termijn levert dit weliswaar een positieve impuls op vanwege de stijgende koopkracht, maar op de iets langere termijn zal een hieruit volgende stijging van de reële loonkosten negatief doorwerken op de werkgelegenheid. Vooruitblik: inflatie langer laag Een langdurige periode van lage inflatie of zelfs deflatie is dus ongewenst voor het economische herstel in de eurozone omdat deze de convergentie van de relatieve concurrentieposities van de lidstaten bemoeilijkt en het proces van schuldafbouw remt. Naar onze verwachting moeten wij voor de komende jaren helaas wel van een lage gemiddelde inflatie uitgaan. Een zwakke vraagontwikkeling en een negatieve output gap -het verschil tussen de huidige productie en de potentiële productie- ondersteunen deze verwachting (IMF, 2010; ECB, 2011). Een negatieve output gap gaat immers gepaard met werkloosheid boven het evenwichtsniveau (gedefinieerd als werkloosheid bij gesloten output gap), wat resulteert in een lagere loongroei en daarmee een lagere inflatiedruk. Een inschatting van de omvang van de huidige output gap en van het tempo waarmee deze de komende jaren wordt gesloten is cruciaal voor de toekomstige inflatieontwikkeling. Er zijn diverse redenen om aan te nemen dat de huidige negatieve output gap in de eurozone relatief beperkt is (Wereldbank, 2014): 1. Ten eerste is het realistisch om te denken dat een deel van de sterke (investerings-)groei in de jaren voorafgaand aan de crisis onhoudbaar was en daarom niet zal terugkeren. Het structurele groeipad is lager dan eerder geraamd, de output gap is daardoor minder negatief. 2. Ten tweede is sprake van zogeheten hysterese-effecten. Onder hysterese verstaan wij de gevolgen van een negatieve output gap op de lange termijn, bijvoorbeeld in de vorm van het verlies van vaardigheden en motivatie van werklozen of door een afname van de investeringen. Het (endogeen) afnemen van de potentiële groei door bijvoorbeeld hysterese kan resulteren in een minder negatieve output gap en daardoor een hogere inflatiedruk. Ondanks de inschatting dat de omvang van de huidige output gap relatief beperkt is, kan het lang duren voordat deze volledig is gesloten. Dit komt met name door de aanhoudend zwakke binnenlandse vraag. Gedurende het sluiten van deze output gap zal de inflatie naar verwachting slechts zeer geleidelijk terugkeren naar de ECB-doelstelling van ongeveer 2%. Figuur 3. Overheidsfinanciën eurozone Er zijn diverse factoren die ervoor zorgen dat de binnenlandse vraag in de eurozone de komende jaren slechts zeer geleidelijk zal herstellen (voetnoot 1): 1. Ten eerste blijft in veel lidstaten de komende jaren een begrotingsinspanning noodzakelijk, conform de regels van het Stabiliteits- en Groeipact. In tal van landen moeten overheden hun begrotingstekort onder de grens van 3% van het BBP brengen. Vrijwel iedere lidstaat moet bovendien zijn overheidsschuld geleidelijk tot de 60%-BBP-grens laten afnemen (figuur 3). 2. Ten tweede blijft er de komende jaren vermoedelijk sprake van afbouw van schulden in de private sector. Figuur 4 laat zien dat de schuldafbouw door bedrijven en huishoudens in de Zuidelijke lidstaten weliswaar is begonnen, maar dat de schuld als percentage van het BBP, deels vanwege het zogeheten noemer-effect, slechts bescheiden is afgenomen. 3. Ten derde speelt balansherstel niet alleen bij bedrijven en huishoudens, maar ook in de bancaire sector. Mede door de Basel 3-richtlijnen streeft vrijwel het gehele Europese bankwezen naar hogere kapitaalratio’s, waardoor veel banken zich gedwongen voelen hun balans (verder) te laten krimpen. Figuur 5 toont dat de kredietverlening aan het niet-financiële bedrijfsleven de afgelopen jaren zwaar onder druk heeft gestaan. Voor een deel is dit het gevolg van vraaguitval door de zwakke conjunctuur. Maar het is waarschijnlijk dat ook het proces van balansversterking bij banken een grote impact heeft gehad op de kredietverlening aan het niet-financiële bedrijfsleven. 4. Ten vierde zorgt de aanhoudend hoge werkloosheid in de eurozone voor relatief lage loongroei, hoewel nominale starheden dit proces remmen, zoals hierboven beschreven. De hoge werkloosheidspercentages zullen de komende jaren waarschijnlijk afnemen vanwege het verwachte economische herstel, maar vanuit het arbeidsaanbod (terugkeer van ‘ontmoedigden’, pensioenhervormingen) zijn er diverse factoren die er voor zorgen dat deze afname slechts zeer geleidelijk zal verlopen. Figuur 4. Schuldafbouw periferie Figuur 5. Kredietverlening onder druk Tot slot constateren wij dat het voor beleidsmakers lastig is om de bestedingsontwikkeling te stimuleren omdat de gereedschapskist met budgettaire en monetaire beleidsinstrumenten zeer mager is gevuld. De conventionele budgettaire en monetaire instrumenten zijn beperkt vanwege respectievelijk de reeds hoge overheidsschulden en de zeer lage beleidsrente. Bij gebrek aan conventionele instrumenten hint de ECB daarom al langer op de mogelijkheid van kwantitatieve verruiming. De concrete invulling hiervan is echter nog onbekend, maar op voorhand al omstreden, omdat het opkopen van staatsschuld riekt naar monetaire financiering van overheidstekorten. Naast het controversiële karakter kan men vraagtekens plaatsen bij de effectiviteit van het opkopen van bijvoorbeeld bancair schuldpapier als Asset Backed Securities (ABS). Het doel hiervan is het creëren van ruimte aan de activazijde van banken voor nieuwe kredietverlening. Het transmissiemechanisme zal echter de komende jaren verstoord blijven door het proces van kapitaalversterking en balansverkorting. Het is dus twijfelachtig of dit de bestedingen van bedrijven en huishoudens zal stimuleren. De gebrekkige Europese toolkit, in combinatie met de beperkte bereidheid om controversiële beleidsopties te gebruiken, ondersteunt onze basisverwachting van een periode van lage inflatie. Conclusies In vergelijking met de afgelopen decennia is de gemiddelde inflatie in de eurozone momenteel uitzonderlijk laag. Hoewel we een aanzienlijk deel van de inflatiedaling sinds eind 2011 kunnen verklaren door tijdelijke factoren is een deel van de daling ook toe te schrijven aan de zwakke bestedingsdruk. De huidige inflatieverschillen tussen Noordelijke en Zuidelijke lidstaten zijn cruciaal om het opgebouwde verschil in prijsconcurrentiepositie te herstellen. Maar vanwege de nadelen van zeer lage inflatie en zeker deflatie zou een hogere inflatie in zowel de Zuidelijke als de Noordelijke lidstaten, waarbij het onderlinge inflatieverschil intact blijft, wenselijk zijn. Een moeizame afbouw van de nominale publieke en private schulden en een afname van de werkgelegenheid vanwege een stijging van de reële loonkosten vormen de belangrijkste risico’s van te lage inflatie, vooral voor Zuid-Europa. Vanwege de huidige negatieve output gap en de diverse factoren die de binnenlandse vraag de komende jaren blijven drukken, toont ons basisscenario een slechts geleidelijk economisch herstel met een inflatie die langer laag blijft. De zeer beperkte beleidsmogelijkheden om de vraagzijde stimuleren en het controversiële karakter van enkele resterende instrumenten ondersteunen dit beeld. Voetnoten (1) De focus ligt daarmee op de bestedingsinflatie, mede omdat een toekomstige inschatting van de kosteninflatie zeer lastig is vanwege het grillige verloop van bijvoorbeeld energie- en voedselprijzen, wisselkoersen en indirecte belastingen. Een belangrijke aanname onder ons basisscenario is dus dat de inflatiebijdrage van dergelijke exogene factoren de komende jaren beperkt is. Referenties -Europese Commissie (2014), European Economic Forecast: Spring 2014, Brussel. -IMF (2010), Still minding the gap: inflation dynamics during episodes of persistent large output gaps, IMF working paper 10/189, Washington. -Wereldbank (2014), Sluggish postcrisis growth: polices, secular stagnation and outlook, Economic Premise no. 139, April. Terug naar Inhoud Nederlandse spaartegoeden verder toegenomen Bron: DNB Statistisch Nieuwsbericht 25 juli 2014     Nederlandse huishoudens hebben in de eerste helft van 2014 bijna EUR 6,6 miljard meer spaargeld gestort dan opgenomen bij Nederlandse banken. Hierdoor hebben zij eind juni zo’n EUR 335 miljard op binnenlandse spaarrekeningen staan, een niveau dat niet eerder bereikt is. Per particulier huishouden komt dit gemiddeld neer op ruim EUR 44.000. De netto-inleg van spaargeld is in het eerste half jaar van 2014 positief geweest en kwam in zijn totaliteit uit op bijna EUR 6,6 miljard. Vooral bij de vrij opneembare deposito’s werd geld ingelegd. Ook bij de deposito’s met vaste looptijd was in het eerste half jaar van 2014 een lichte instroom van spaargeld te zien. Het grootste deel van de Nederlandse spaartegoeden, ruim 85 procent, staat op vrij opneembare spaarrekeningen, zoals internetspaarrekeningen. De totale hoeveelheid spaargeld die huishoudens bij banken hebben uitstaan is sinds eind 2013 gestaag gestegen naar EUR 335 miljard, een niveau dat niet eerder is bereikt (zie grafiek). Grafiek:   Spaargeld Nederlandse huishoudens aangehouden bij banken en netto-inleg spaargeld Het huidige niveau van de spaartegoeden betekent dat een particulier huishouden in Nederland gemiddeld ruim EUR 44.000 op spaarrekeningen heeft staan. Tien jaar geleden was dat EUR 30.000. Niet alleen in absolute termen is het huidige niveau van de spaartegoeden niet eerder gehaald, dit geldt ook wanneer de spaartegoeden gerelateerd worden aan het besteedbaar inkomen van huishoudens. Momenteel zijn de gemiddelde spaartegoeden van de particuliere huishoudens ruim 30 procent hoger dan het besteedbare inkomen, in 2004 lagen spaartegoeden en besteedbaar inkomen beide nog op het niveau van gemiddeld EUR 30.000 per huishouden. De achterliggende ontwikkeling in de hoeveelheid spaargeld van huishoudens kan verder inzichtelijk worden gemaakt aan de hand van de maandelijkse inleg en opname van spaargeld. Ook dit jaar is een duidelijk herkenbaar seizoenpatroon zichtbaar met hoge netto-inleggen in de maanden januari en mei. Dit komt vooral door de eindejaarsbonussen en het vakantiegeld die in de respectievelijke maanden worden uitgekeerd. De maandelijkse netto-inleg van spaargeld is in het eerste half jaar van 2014 met uitzondering van de maand februari positief geweest en kwam dus in totaal uit op bijna EUR 6,6 miljard. Ter vergelijking: in het eerste half jaar van 2013 legden de Nederlandse huishoudens per saldo voor EUR 3,6 miljard aan spaargeld in. Een analyse van de onderliggende stromen wijst uit dat zowel de inleg als de opname van spaargeld in de eerste helft van 2014 lager is dan dezelfde periode in voorgaande jaren. De opname van spaartegoeden daalde echter veel sterker dan de inleg waardoor het netto effect positief was. Er werd vooral weinig vrij opneembaar spaargeld opgenomen (in de eerste helft van 2014 ruim EUR 8 miljard tegenover bijna EUR 16 miljard in dezelfde periode van 2013) ondanks dat de rente die op deze spaar­gelden wordt vergoed in 2014 licht is gedaald. Link:   Binnenlands bankbedrijf (monetair) Terug naar Inhoud Sparend Nederland Bron: DNB In de afgelopen decennia is het saldo op de lopende rekening van Nederland sterk toegenomen. Dit ‘spaaroverschot’ ontstaat doordat ons land meer inkomsten heeft dan uitgaven. Huishoudens sparen minder dan vroeger, maar de bedrijven aanzienlijk meer. De grote multinationals, het omvangrijke pensioenvermogen en de lange huishoudbalansen hebben een grote statistische invloed op de Nederlandse besparingen. Vanwege deze uitzonderlijke financieel- economische structuur moet het saldo op de lopende rekening met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.  Dit zijn enkele conclusies uit een Occasional Study van DNB over het spaaroverschot. Het saldo op de lopende rekening staat sinds de crisis meer in de belangstelling. De Europese Commissie gebruikt het als indicator voor mogelijke macro-economische onevenwichtigheden. Met een gemiddelde omvang in de afgelopen drie jaar van 9,2% ligt het Nederlandse overschot historisch en internationaal gezien op een hoog niveau, en boven de Brusselse grenswaarde van 6%. Een hoog saldo op de lopende rekening wordt gereflecteerd door een hoog spaaroverschot: het betekent immers dat niet alle inkomsten worden omgezet in consumptie en binnenlandse investeringen. Voor een verklaring van de toename van het saldo op de lopende rekening is het inzichtelijk om het spaaroverschot nader te ontleden, omdat zo de bijdragen van huishoudens en bedrijven kunnen worden onderscheiden. Huishoudens sparen minder Wie slechts kijkt naar de stijgende tegoeden op spaarrekeningen zou de conclusie kunnen trekken dat Nederlandse huishoudens nijvere spaarders zijn. Maar of huishoudens per saldo sparen is afhankelijk van de veranderingen in álle financiële vorderingen en verplichtingen, en niet slechts van de spaartegoeden. Door die bril verandert het beeld. In de jaren tachtig werd er daadwerkelijk veel gespaard door de Nederlandse huishoudens. Maar vanaf halverwege de jaren negentig kwam daar door de grote toename van de hypotheekschulden verandering in; na de eeuwwisseling was het spaarsaldo van huishoudens zelfs enkele jaren negatief. Hoewel het spaarsaldo van huishoudens sinds de crisis is opgelopen, ligt het nog altijd ruim onder het niveau uit de jaren tachtig. De belangrijkste reden voor het lagere spaarsaldo van huishoudens is dat de overwaarde op de eigen woning is verzilverd. Doordat de waarde van hun huis was gestegen, konden huishoudens extra krediet opnemen. Tegelijkertijd zijn ook hun collectieve besparingen voor het pensioen gedaald. De pensioenpremies zijn weliswaar toegenomen, maar door de vergrijzing zijn de pensioenuitkeringen ook gestegen. De beleggingsinkomsten van pensioenfondsen zijn bovendien als gevolg van lagere rente- en dividendinkomsten gedaald. Een kanttekening is dat die beleggingsinkomsten (en daarmee het saldo op de lopende rekening) neerwaarts worden vertekend door de winstinhouding van de bedrijven waarin de pensioenfondsen aandelen hebben. Koersstijgingen blijven in de systematiek van de betalingsbalans namelijk buiten beschouwing. Bedrijven sparen meer Sinds eind jaren negentig zijn Nederlandse bedrijven juist meer gaan sparen. Die oploop reflecteert lagere binnenlandse investeringen, alsook hogere ingehouden winsten. Bij het hoge spaarsaldo spelen multinationals een belangrijke rol. In landen waar het bedrijfsleven veel in het buitenland investeert, zoals Nederland, spaart het bedrijfsleven doorgaans meer. Dat komt voor een belangrijk deel door de statistische afspraak dat de winsten die buitenlandse dochtermaatschappijen van multinationals behalen volledig als inkomsten aan de moedermaatschappij toekomen,ook als ze lokaal worden ingehouden ter financiering van investeringen. De winsten uit buitenlandse belangen gaan in Nederland vooral naar beursgenoteerde bedrijven, die voor een belangrijk deel in buitenlandse handen zijn. Voor zover zij die winst als dividend uitkeren, stroomt die grotendeels naar buitenlandse beleggers. Maar voor zover zij deze winst inhouden, draagt dit bij aan een hoger Nederlands spaaroverschot. Economische structuur beïnvloedt het spaaroverschot Nederland heeft een uitzonderlijke financieel-economische structuur. Door de fiscale stimulering van zowel hypotheekschuld als pensioenvermogen hebben huishoudens lange balansen. Het pensioenvermogen is erg groot ten opzichte van de omvang van de economie, en mede om die reden voor een belangrijk deel in het buitenland belegd. Om historische redenen heeft Nederland bovendien een relatief groot aantal multinationals binnen haar grenzen. Gecombineerd met de toegenomen handels- en inkomensstromen als gevolg van de globalisering van de economie maken deze omstandigheden het saldo op de lopende rekening moeilijk eenduidig te interpreteren. Figuur 1 laat dit zien. In deze figuur wordt gecorrigeerd voor het niet-uitkeren van ingehouden winst aan het buitenland (door multinationals) en aan Nederland (voor de pensioenbeleggingen). In de jaren voor de crisis heeft het gecombineerd effect het saldo op de lopende rekening behoorlijk verhoogd. In recente jaren heffen deze effecten elkaar ongeveer op, maar hebben andere bijzonderheden, zoals de procylische werking van het pensioenstelsel en de woningmarkt, het saldo vertekend. Dit illustreert in de eerste plaats dat het saldo op de lopende rekening met voorzichtigheid moet worden geïnterpreteerd. Geeft het hoge saldo op de lopende rekening nu aanleiding tot zorg over macro-economische onevenwichtigheden? Het antwoord op die vraag is gemengd. Niemand zal betogen dat Nederland minder multinationals zou moeten hebben. En de uitsplitsing van het spaaroverschot laat zien dat niet eenvoudigweg kan worden gesproken van ‘onderbesteding’. Het hoge saldo op de lopende rekening is veeleer een uiting van een ander soort onevenwichtigheid: de uitzonderlijke financieel-economische structuur van Nederland. Het verdient aanbeveling – zoals het SER-rapport ‘Nederlandse economie in stabieler vaarwater’ vorig jaar ook al betoogde – om deze structuur geleidelijk te normaliseren. De eerste stappen daartoe zijn overigens al gezet. In dit licht is het verstandig dat de Europese Commissie het saldo op de lopende rekening slechts als een startpunt gebruikt voor nadere analyse, en de onderliggende ontwikkelingen analyseert in plaats van direct beleidsconclusies te verbinden aan de omvang van het saldo. Download: Het nationale spaaroverschot ontleed (PDF: 377.0 Kb) Terug naar Inhoud Europees betaalsysteem SEPA ingevoerd Bron: Redactie Op 1 augustus 2014 is Nederland, net als andere eurolanden, overgegaan op het Europese betalingssysteem SEPA (Single Euro Payments Area) . Het onderscheid tussen nationale en internationale betalingen binnen de eurozone is daardoor verdwenen. De overgang naar het betalingssysteem SEPA betekent dat iedereen een IBAN  (International Bank Account Number) van 18 tekens krijgt. Daarnaast zal er betaald worden met de Europese overschrijving (SCT = SEPA Credit Transfer) en de Europese incasso (SDD = SEPA Direct Debit) . Alle banken in Europa (behalve Rusland, Wit-Rusland, Oekraïne en Moldavië) gebruiken het IBAN-systeem. Ook in Israël, Tunesië, Mauritius, Turkije, Saoedi-Arabië en Libanon is dit Europese systeem overgenomen. De introductie van één geïntegreerde Europese betaalmarkt, de Single Euro Payments Area (SEPA), is in januari 2008 gestart. Dit was een initiatief van de eurozone (zie overzichtskaartje), die toen uit dertien landen bestond. Er zijn plannen om dit uniforme betaalgebied zelfs uit te breiden tot alle 28 lidstaten van de Europese Unie. Iedereen zou dan in alle EU-lidstaten zonder problemen met dezelfde pinpas kunnen betalen. Dat moet transactiekosten voor consumenten verlagen, maar sommige deskundigen betwijfelen of dit ook zal gebeuren. Het nieuwe pinnen, waar in 2011 al mee is kennisgemaakt, maakt ook onderdeel uit van het nieuwe betalingssysteem. De Nederlandse acceptgiro krijgt geen Europese opvolger, maar wordt aangepast aan de Europese standaarden. Naar verwachting zal de acceptgiro uiterlijk in 2019 zijn uitgefaseerd; voor die tijd worden er alternatieven ontwikkeld. De invoering was aanvankelijk gepland voor 1 februari 2014, maar omdat de invoering van SEPA in veel EU-landen langzaam verliep, werd de overgangstermijn naar het Europese betalingssysteem verlengd tot 1 augustus 2014. Nu kan er dus geen gebruik meer worden gemaakt van oude rekeningnummers, maar alleen nog van IBAN-rekeningnummers. Alleen goede doelen kunnen (voorlopig) blijven gebruikmaken van korte rekeningnummers, zoals giro 555. Bedrijven die nog niet over zijn naar IBAN kunnen geen automatische incasso's meer innen en vertraging oplopen bij betalingen. 200 tot 300 ondernemingen die elke maand duizenden transacties verwerken kunnen daardoor zelfs in financiële problemen komen, meldde De Nederlandsche Bank (DNB) onlangs. Volgens DNB is 94 procent van de Nederlandse consumenten bekend met de 18-cijferige code. Van de ouderen is slechts de helft klaar voor IBAN, blijkt uit onderzoek van seniorenorganisatie ANBO. Bijna 22 miljard euro wordt met de invoering van SEPA bespaard. Bedrijven hoeven nu niet meer per Europees land een aparte rekening aan te houden, waardoor 9 miljoen bankrekeningen kunnen worden geschrapt. Dat stellen analisten van accountantskantoor PwC, die in opdracht van de Europese Commissie keken naar de gevolgen. Lees meer: Over SEPA, de totstandkoming, voor en nadelen en toepassingsgebied van de Single Euro Payments Area (SEPA) . Klik hier voor uitgebreid artikel op wikipedia Over IBAN, de regelgeving, structuur w.o. samenstelling, validatie en landenspecifieke regels  van dit International Bank Account Number. Klik hier voor uitgebreid artikel op wikipedia Over op Iban: Campagne - website: Klik Hier Terug naar Inhoud Voorinschrijving op effecten valt onder prospectusplicht Bron: AFM 25-07-2014 In de aanloop van het aanbieden van effecten door middel van een goedgekeurd prospectus geven marktpartijen in sommige gevallen beleggers al de mogelijkheid om zich (voor) in te schrijven op deze effecten. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) merkt op dat een dergelijke (voor) inschrijving valt onder het verbod effecten aan te bieden zonder een goedgekeurd prospectus door de AFM of een andere toezichthouder van een lidstaat. Het verbod om in Nederland zonder een goedgekeurd prospectus door de AFM effecten aan te bieden staat in artikel 5:2 van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Wat onder aanbieden van effecten aan het publiek moet worden verstaan, is uitgewerkt in artikel 5:1 onder a van de Wft:         "het doen van een tot meer dan een persoon gericht voldoende bepaald aanbod als bedoeld in artikel 217, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, tot het aangaan van een overeenkomst tot het kopen of anderszins verkrijgen van effecten dan wel een uitnodiging tot het doen van een aanbod op dergelijke effecten." Een uitnodiging aan beleggers geldt als een aanbod Deze ruime definitie van ‘aanbieden’ gaat verder dan enkel het civielrechtelijk aanbod. Ook een uitnodiging tot het doen van een aanbod, zoals bij de veilingfusie en bookbuilding, valt onder het bereik van de effectenrechtelijke definitie van ‘aanbieden’. In beide voorbeelden is er sprake van het peilen van het aantal gegadigden en hun interesse met de bedoeling te komen tot een koopovereenkomst. Na het verstrekken van het goedgekeurd prospectus maken de beleggers kenbaar of en hoeveel effecten zij voor welke prijs willen kopen. Ook andere vormen van ‘uitnodiging tot het doen van een aanbod’ zijn mogelijk. Voor een uitnodiging tot het doen van een aanbod is niet vereist dat aanvaarding direct mogelijk is, zoals dat wel het geval is bij het aanbod in de zin van art. 6:217 lid 1 BW. Er hoeft dus ook nog geen overeenkomst tot stand te kunnen komen. Voorinschrijvingen zijn niet toegestaan De mogelijkheid om beleggers te laten voorinschrijven op effecten waarvan het prospectus nog moet worden goedgekeurd, valt dus onder het verbod van artikel 5:2 Wft. Ook als het gaat om bijvoorbeeld vrijblijvende reserveringen waarbij nog geen overeenkomst tot stand komt en beleggers na de goedkeuring van het prospectus wederom (schriftelijk) moeten aangeven dat men de effecten wil afnemen. Algemene bekendmakingen zijn wel toegestaan Het verstrekken van algemene informatie over de op handen zijnde aanbieding is wel toegestaan. Mededelingen of verzoeken die niet het karakter van een voorstel of het doen van een uitnodiging in zich dragen, gelden niet als ‘aanbieden’. Een mededeling en/of een verzoek op de website aan beleggers om hun gegevens achter te laten om op de hoogte te worden gehouden over de publicatie van het prospectus is toegestaan. Terug naar Inhoud   IG: Computerbeleggersgroep-ZH Sinds de oprichting in 2002 houden wij ons bezig met “Beleggen met behulp van de computer”. Het accent ligt daarbij op het vergroten van de kennis van het ontwikkelen en exploiteren van handelssystemen. Deze zijn vooral gebaseerd op methoden uit de kwantitatieve en statistische analyse. Uiteraard wordt daarbij ook aandacht besteed aan ondersteunende software. Regelmatig besteden we echter ook aandacht aan andere vormen van beleggen zoals Fundamentele analyse. Daarbij gaan we altijd uit van het beschrijven en bespreken van een gestructureerde aanpak die gebaseerd is op objectieve grondslagen.  Wij komen 9 keer per jaar bijeen. Afwisselend in Berkel & Rodenrijs en Delft. Klik hier voor meer info    Contactadres: janroozenburg@kpnplanet.nl Meedoen kan Bron: Redactie HCC Beleggen De HCC Beleggen organiseert een aantal activiteiten. De bekendste activiteiten die wij organiseren zijn de beleggerssymposia die we tweemaal per jaar houden in De Bilt en deze nieuwsbrief. Voor de organisatie van onze symposia zijn wij voortdurend op zoek naar mensen die een bijdrage willen leveren aan de totstandkoming hiervan. Het is niet alleen leuk om dergelijke evenementen te organiseren, maar het is ook een ideale gelegenheid om je netwerk uit te breiden met interessante contacten. Ook voor deelname aan de redactie van de nieuwsbrief en de website zijn wij dringend op zoek naar mensen die mee willen doen. Ook zonder deel uit te maken van de organisatie kunt u vanzelfsprekend ook meedoen aan één van de Regio- of Belangstellingsgroepen. Maar ook andere dingen doen zoals het geven van een aardige lezing, met anderen handelsstrategieën uitwerken, software onder de knie krijgen of gewoon een groep vormen waarmee je samen de markt analyseert/bespreekt, behoort tot de mogelijkheden. Ben je enthousiast en denk je dat een vrijwilligersfunctie jou op het lijf geschreven is, neem dan contact op met het HCC Beleggen bestuur Klik Hier of met de redactie  Klik Hier Terug naar Inhoud Nieuwsbrieven archief | HCC beleggen Website | HCC beleggen Vacatures | Adverteren | Forum | Downloads  Disclaimer: Deze publicatie komt tot stand op de redactie van beleggersonline.nl de website van de HCC IG Beleggen. Noch de mate waarin de berichten, voorgestelde scenario’s, risico’s en voorspellingen de marktverwachtingen weerspiegelen, noch de mate waarin zij in de realiteit zullen tot uiting komen, kunnen worden gewaarborgd. De voorspellingen zijn indicatief. De gegevens in deze publicatie zijn algemeen en louter informatief. Ze mogen niet worden beschouwd als beleggingsadvies. De schrijver(s) van deze publicatie en het bestuur van de HCC IG Beleggen en/of de Redactie van de Nieuwsbrief zijn derhalve niet aansprakelijk voor eventuele verliezen. De waarde van uw beleggingen kan fluctueren, behaalde resultaten uit het verleden geven geen garantie voor de toekomst.

3 augustus 2014

...

Nieuwsbrief20140701

Juli 2014 George Soros en de efficiënte markt hypothese Banken en verzekeraars handelen geleidelijk meer in het belang van de klant Vermogen in Nederland gelijker verdeeld sinds eind negentiende eeuw Geen retourprovisies meer bij depotbanken Hoe incidenten doorwerken in een raming Beloning vermogensbeheerders moet eerlijker Het Statistisch jaarboek 2014 is uit Zet 4 oktober 2014 alvast in uw agenda Doet u mee? 4 oktober 2014 -63 ste HCC Beleggen Symposium George Soros en de efficiënte markt hypothese Bron: Dr. Ben J.L. van den Anker  De door beleggers gebruikte twee klassieke benaderingen om aandelen te waarderen zijn vaak gerelateerd aan de technische en fundamentele analyse. Beide methoden hebben in al hun varianten en beperkingen als doel een verklaring te bieden voor de waardering van aandelen en een mogelijke richting naar de toekomst aan te geven. De voormalige hedgefundmanager George Soros zag sterke beperkingen in de traditionele theorie en ontwikkelde de theorie van reflexitiviy verder. Reflexitivity komt voor in een sociaal systeem waar de handelende nadenkt over zijn handelen en de consequenties daarvan, en op grond van deze bevindingen zijn handelen aanpast. Reflexief verwijst dan naar een relatie tussen een entiteit en de eigen persoon. Een investeerder die handelt waardoor prijzen veranderen bevindt zich in een reflexief proces. Hieruit volgt dat individuen in de aandelenmarkt zowel handelenden als observanten zijn. De wetenschapper als het ware als onderdeel en manipulator van hetgeen onderzocht wordt. Voor Soros is de vooringenomenheid van de diverse handelende individuen in het sociale systeem van belang. Deze vooringenomenheid is de drijvende kracht achter het historische proces van prijsvorming. Het denken van de handelende partijen beïnvloedt namelijk de gebeurtenissen die volgen. Cognitie houdt dan in dat perceptie een functie van de situatie is. De actie die volgt impliceert dat de situatie een functie is van de perceptie. De combinatie van perceptie en actie is de opbrengst van reflexitivity. Het volgende voorbeeld illustreert dit principe op een eenvoudige wijze. Als de cognitieve functie geïsoleerd en zonder beïnvloeding van de manipulatieve functie zou handelen kan er kennis ontstaan. Deze kennis is ware kennis, daar de kennis overeenkomt met de feiten. Als er echter beïnvloeding door een manipulatieve functie plaatsvindt zijn de feiten niet langer het onafhankelijke criterium waarop de waarheid van een observatie beoordeeld kan worden.  De manipulatieve beïnvloeding kan (en zal) de feiten namelijk veranderd hebben. Ben van den Anker (1976) is schrijver / columnist en lid centrale directie aan het Candea College Hij heeft zijn PhD in Business & Management tijdens een negen jarig verblijf in Zuidoost Azië aan de International Graduate School of Business (University of South Australia) behaald. Hij is auteur van het boek The perceived role of Host Country Nationals in Expatriate Adjustment (2010, Ben van den Anker). Zijn onderzoek richt zich met name op de rol van cross-culturele interactie in het functioneren van expatriates. Daarnaast is hij voor de International Business Review revisor voor wetenschappelijke artikelen op het snijvlak business en management. Wat betekent dit voor de theorie van de efficiënte markt hypothese? De economische wet van vraag en aanbod impliceert dat een toename van de vraag resulteert in een hogere prijs. Hierdoor neemt het aanbod normaal gesproken ook toe. De veronderstelling dat markten informatie bevatten die is gerelateerd aan de vooringenomenheid van handelende partijen biedt een ander beeld. Een momentum investeerder die de stijgende prijs ziet als een aanleiding om te kopen creëert een opwaartse druk op de prijs. Een dalende prijs is voor veel investeerders een reden om te verkopen; wat weer een neerwaartse druk op de prijs uitoefent. Dit scenario wijkt structureel af van de economische wet van vraag en aanbod en bevestigt het veranderen van de fundamenten door de combinatie van perceptie en actie. Interessant wordt het als Soros zoekt naar verschillen tussen perceptie en realiteit. Een groot verschil suggereert dat het systeem niet stabiel is. Berichten in de pers in 2014 over de opgelopen aandelenwaarderingen en de angst voor een nieuwe bullmarkt suggereren dat wij op een punt zouden kunnen belanden waar perceptie en realiteit weer te ver uit elkaar gegroeid zijn. Het herkennen van deze momenten van instabiliteit biedt echter voor investeerder ook mogelijkheden een buitengewoon rendement te behalen. De vooringenomenheid van investeerders is overigens niet een kwestie die weken, of maanden duurt, maar soms zelfs jaren kan persisteren.  De internet zeepbel van 2001 getuigt van de mogelijke langdurige discrepantie tussen perceptie en realiteit. Reflexivity bied een waardevolle benadering voor het verklaren van de  gepercipieerde werkelijkheid van investeerders. Een benadering waarin oorzaak en gevolg zich in een circulaire relatie bevinden en sociale gebeurtenissen invloed op het proces uitoefenen. Het praktische gebruik van dit inzicht in het monitoren van de markten kan de belegger wellicht de mogelijkheid bieden een succesvolle investeringscontext te creëren en zeepbellen met bijbehorende koers-winstverhoudingen te herkennen. Terug naar Inhoud advertentie Terug naar Inhoud RG Flevoland-Overijssel RG Flevoland-Overijssel is een van de HCC Beleggen Regio Groepen. Dit zijn regio georienteerde groepen van beleggers die geregeld bijeenkomen om in ontspannen sfeer met elkaar ervaringen, kennis en beleggings ideeën te delen  Onderwerpen als ervaring met broker software, handelssystemen, indicatoren, werking van opties/turbo's enz. kunnen aan bod komen. Benieuwd geworden naar deze groep beleggers, meld je dan per email aan bestuur@beleggersonline.nl . Banken en verzekeraars handelen geleidelijk meer in het belang van de klant Bron: AFM Banken en verzekeraars boeken gestage vooruitgang om het belang van de klant centraal te stellen. Zij moeten dit gedachtengoed nog wel duurzaam verankeren in hun bedrijfscultuur. Dat blijkt uit metingen van de AFM. In 2013 scoorden de tien grootste banken en verzekeraars gemiddeld een 3,5 op de vijfpuntschaal van het Klantbelang Dashboard van de AFM. De stijgende trend van de afgelopen jaren wordt hiermee voortgezet. De sector heeft de juiste weg ingeslagen, maar de af te leggen weg is nog lang. Bekijk de uitleg over dit onderwerp van AFM-bestuurder Theodor Kockelkoren en de reacties van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) en het Verbond van Verzekeraars op Youtube. Video op Youtube Klik Hier   De volgende stappen naar het structureel centraal zetten van het klantbelang vereisen verdere veranderingen van het bedrijfsmodel, motivatie van hoog tot laag in de organisatie om de verandering door te zetten, meer regie vanuit de top op de gewenste gedragsverandering bij medewerkers en het daadwerkelijk opbouwen van een ondernemingscultuur die er voor zorgt dat klanten op een veilige manier en eerlijk worden behandeld. “Die cultuurverandering is niet iets wat je van buitenaf kunt afdwingen. De sector is aan zet.” aldus AFM-bestuurder Theodor Kockelkoren. Voor het realiseren van de plannen en het borgen van de verandering is niet alleen de meer harde, instrumentele kant van belang, zoals het aanpassen van het beleid en procedures. Ook de meer zachte, menselijke kant is juist van belang, zoals het beschrijven van nieuw gewenst gedrag. De AFM constateert daarbij een breed gedeeld besef onder de hoofdrolspelers bij grote banken en verzekeraars dat verder veranderen noodzakelijk en urgent is. Onze rol is om deze verandering te stimuleren. Hierin trekt de AFM samen op met DNB. Op onderwerpen waar de AFM al enige jaren naar kijkt, zoals informatieverstrekking, spaarbeleid, claimafhandeling en klachtenmanagement, presteren de grote banken en verzekeraars redelijk goed. Sommige verbeteringen gaan verder dan waar de AFM op heeft gemeten. In het licht van recente berichtgeving, verwacht de AFM dat de sector deze proactieve houding ook laat zien bij de verbetering van de dienstverlening aan zakelijke klanten. Op onderwerpen waar de AFM minder aandacht op heeft gevestigd, zoals beleggingsdienstverlening en pensioenen blijven de prestaties achter. Dit onderstreept het belang van het duurzaam verankeren van het klantbelang in de cultuur. De NVB en het Verbond van Verzekeraars hebben aangegeven de terugkoppeling te gebruiken om de dienstverlening van banken en verzekeraars verder te verbeteren. Een aantal banken en verzekeraars hebben al verbetermaatregelen geïmplementeerd. Onderstaand schema  "Overzicht van Klantbelang Dashboardscores over de afgelopen 4 jaar " geeft de ontwikkelingen weer op de punten die in de AFM in het Klantbelang Dashboard heeft beoordeeld. Het zal tijd vergen voordat banken en verzekeraars het belang van de klant centraal in hun cultuur hebben verankerd. Het is daarom belangrijk om bij klanten begrip te kweken dat een lange termijn proces is ingezet en dat niet alle veranderingen van vandaag op morgen gerealiseerd zijn. De AFM roept de sector dan ook op om actie te blijven ondernemen en te blijven investeren in een maatschappelijke dialoog. In "De belofte om het klantbelang centraal te stellen - de tussenstand" kunt u meer lezen over de ontwikkelingen bij banken en verzekeraars om het belang van de klant centraal te stellen. Terug naar Inhoud Doe het zelf beleggers in de regio Helmond Wij zijn een klein studie-beleggerclubje dat zich richt op het uitwisselen van kennis en ervaringen om zelf actief en succesvoller te kunnen beleggen. Wat we doen?: We bespreken elkaars aanpak en strategieën, wisselen criteria uit die iedereen maakt bij de keuzes van aandelen, opties en andere derivaten. Ook gaan we dieper in op specifieke (optie-) constructies die succesvol kunnen zijn. We nemen ook deel aan seminars of andere studiebijeenkomsten en wisselen alle relevante informatie over zelf beleggen uit. We komen elke 3e maandag van de maand bij elkaar en tussentijds wisselen we zaken uit via de mail. We zoeken uitbreiding van ons groepje met enkele actieve beleggers die kennis en ervaringen willen delen om beter voorbereid te kunnen beleggen. Neem bij interesse contact op via de mail met het bestuur van de HCC Beleggen. Vermeld in de mail dat het om de groep Helmond gaat. Terug naar Inhoud Vermogen in Nederland gelijker verdeeld sinds eind negentiende eeuw Bron: Me Judice 27 jun 2014 | Koen Caminada, Kees Goudswaard, Marike Knoef De verdeling van vermogen in Nederland is scheef, maar een stuk minder scheef als rekening wordt gehouden met opgebouwde pensioenrechten. Tegelijk is de verdeling veel minder ongelijk geworden sinds het einde van de negentiende eeuw. Dit stellen de Leidse economen Koen Caminada, Kees Goudswaard en Marike Knoef. Weinig harde feiten Steeds vaker worden zorgen uitgesproken over de ontwikkeling van de inkomens- en vermogensongelijkheid. Met name het werk van Piketty heeft de laatste tijd veel aandacht getrokken. Kern van zijn boodschap is dat de verdeling van inkomen en vermogen in de tijd steeds meer ongelijk wordt. Koen Caminada, hoogleraar  aan de Universiteit Leiden Prof. dr. Koen Caminada (1966) studeerde economie aan de Erasmus Univesiteit Rotterdam en de Katholieke Universiteit Leuven. Hij is hoogleraar Empirische analyse van sociale en fiscale regelgeving aan de Universiteit Leiden. Zijn proefschrift ging over De progressie van het belastingstelsel (1997). Sindsdien heeft hij wetenschappelijk onderzoek verricht op het terrein van de (empirische) analyse van fiscaal en sociaal overheidsbeleid. Thans verricht hij onderzoek naar de effecten van veranderingen in de socialezekerheidsregelingen en pensioenen voor verschillende sociaal-economische groepen en naar de economische aspecten van belastinghervormingen (in internationaal vergelijkend perspectief). Doordat het rendement op vermogen structureel hoger is dan de groeivoet van de economie, eigenen de vermogenden in de samenleving zich een steeds groter deel van de nationale koek op. In Nederland is het maatschappelijk debat over dit thema ook volop losgebarsten, mede naar aanleiding van de recente studie van de WRR (2014). Van belang is om dit in belangrijke mate normatieve debat te voeren op basis van zo goed mogelijke feiten. Over de (ontwikkeling van de) inkomensverdeling is veel empirisch materiaal beschikbaar (zie ook Caminada et al, 2014). Maar over de vermogensverdeling is minder bekend. Op grond van de CBS-gegevens is duidelijk dat de vermogensverdeling schever is dan de inkomensverdeling. Maar in de gebruikelijke statistieken worden niet alle vormen van vermogen meegeteld. Zo wordt het pensioenvermogen niet meegerekend, terwijl dat in Nederland relatief groot is. Verder worden de vermogensverdeling en de inkomensverdeling veelal los van elkaar geanalyseerd, terwijl ook essentieel is of er ‘stapeling’ van ongelijkheid optreedt. Tamelijk weinig is bekend over de ontwikkeling van de vermogensongelijkheid in Nederland. In de empirische analyse van Piketty wordt Nederland niet meegenomen. In de WRR studie wordt gesteld dat partiële gegevens doen vermoeden dat de ongelijkheid in de vermogensverdeling in Nederland toeneemt (p. 86), zoals Piketty ook voor andere landen constateert. In dit artikel brengen wij de scheefheid van de vermogensverdeling in kaart, inclusief de hiervoor beschreven correctie voor pensioenvermogen. Verder laten we data zien die aangeven dat de vermogensconcentratie aan de top in Nederland in de loop der tijd juist niet groter is geworden. Kees Goudswaard, hoogleraar  aan de Universiteit Leiden Prof. Dr. Kees Goudswaard studeerde economie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij is thans hoogleraar Toegepaste Economie aan de Universiteit Leiden en bijzonder hoogleraar Sociale Zekerheid vanwege de Stichting Instituut GAK. Daarnaast is hij onder meer 14 jaar Kroonlid geweest van de Sociaal-Economische Raad. Hij is voorzitter van de Commissie Toekomstbestendigheid aanvullende pensioenen die een advies heeft opgesteld voor minister Donner over de toekomst van de pensioenen. Private vermogensverdeling 2012 Welke mensen bevinden zich aan de onderkant en de bovenkant van de vermogensverdeling? Onderstaande figuur beschrijft de vermogensverdeling van Nederland voor het jaar 2012 op basis van CBS-data. Zowel de vermogensaandelen per deciel als de Lorenzcurve (cumulatieve aandelen) zijn in beeld gebracht. Het vermogen is het saldo van bezittingen en schulden. De bezittingen bestaan vooral uit banktegoeden, effecten, onroerend goed en ondernemingsvermogen. De schulden omvatten onder meer schulden ten behoeve van een eigen woning en consumptief krediet. Enkele zaken zijn bij de berekening van het vermogen niet meegeteld door gebrek aan gegevens. Zo is met de opgebouwde rechten op een toekomstige pensioen- of levensverzekeringsuitkering (waaronder lijfrente) nog geen rekening gehouden. Evenmin is het tegoed dat is opgebouwd bij spaar- en levenhypotheken tot de bezittingen gerekend. Ontbrekende vormen van bezit zijn verder contant geld, duurzame consumptiegoederen (met uitzondering van de eigen woning), juwelen en antiek. Aan de schuldenkant ontbreken schulden bij postorderbedrijven. Wanneer we allereerst naar de private vermogens exclusief pensioenvermogen kijken, bezat het rijkste percentiel Nederlandse huishoudens in 2012 ongeveer een kwart van het totale private vermogen; de top 5% procent bezat ongeveer 45% en de rijkste 10% huishoudens bezat 61 procent. Deze rijkste 10%-groep bestaat voor een belangrijk deel uit senioren (36%) en ondernemers (29%). Aan de onderkant heeft de eerste 60 procent van alle huishoudens tezamen een privaat vermogen van 0 euro. Dit betekent niet dat 60 procent van de huishoudens een negatief vermogen heeft, maar dat ze zo weinig vermogen hebben, dat ze het negatieve vermogen van de eerste 6 procent huishoudens niet goed maken. Dit betreffen vooral huishoudens met schulden; in het onderste vermogensdeciel bevinden zich vooral werknemers en ambtenaren (76%). Zij hebben consumptief krediet of hun huis staat onder water. Mogelijk heeft een deel van deze huishoudens een spaar- of beleggingshypotheek, maar deze nemen we helaas niet waar. De vermogens zijn dus scheef verdeeld. De mate van scheefheid kan worden uitgedrukt met behulp van één kengetal: de Gini-coëfficiënt van het private vermogen bedraagt 0,80. Figuur 1. Vermogensaandelen per deciel en de Lorenzcurve van vermogen, 2012 Bron: eigen berekeningen op basis CBS Statline Pensioenvermogens dempen ongelijkheid Marike Knoef universitair docent aan de Universiteit Leiden Dr. M.G. (Marike) Knoef werkt als universitair docent aan de Universiteit Leiden. Zij studeerde Econometrie aan de Universiteit van Tilburg en is in 2011 gepromoveerd op haar proefschrift "Essays on Labor Force Participation, Aging, Income and Health". Haar interesses omvatten onderzoek op het gebied van de arbeidsmarkt, inkomens, pensioenen en de sociale zekerheid. In de discussie is er regelmatig op gewezen dat het van belang is om ook de opgebouwde aanvullende pensioenrechten mee te rekenen, zeker bij een internationale vergelijking van de vermogensverdeling. Een opgebouwd pensioenrecht is natuurlijk niet helemaal vergelijkbaar met privaat opgebouwd vermogen (dat overdraagbaar, verkoopbaar en vererfbaar is). Anderzijds gaat het beide om uitgestelde consumptie. Hieronder presenteren we de vermogensverdeling zonder en met opgebouwde pensioenrechten. We gebruiken CBS microdata over pensioenaanspraken, -uitkeringen en vermogen voor het jaar 2010. Ook de inleg in de derde pijler vanaf 1989 is meegenomen (lijfrenten). De horizontale as geeft het vermogenspercentiel. Alle bedragen zijn bruto berekend. Zowel op privaat vermogen als op aanvullende pensioenrechten rust een belastingclaim, zij het in verschillende mate (mede afhankelijk van de precieze samenstelling van het private vermogen). Het is niet op voorhand duidelijk welk effect (uitgestelde) belastingheffing zou kunnen hebben op de mate van scheefheid van de vermogensverdeling. De rode lijn illustreert de private vermogensverdeling (zonder opgebouwde aanvullende pensioenrechten) en de blauwe lijn de vermogensverdeling inclusief pensioenvermogen. De blauwe lijn ligt boven de rode lijn dus de vermogens inclusief opgebouwd aanvullend pensioen zijn minder scheef verdeeld dan de vermogens exclusief pensioen (Lorenz Dominantie). Figuur 2. Lorenzcurve vermogensverdeling in Nederland, exclusief en inclusief pensioenen Bron: berekeningen op basis CBS IPO en CBS microdata over pensioenaanspraken, -uitkeringen en vermogen Door rekening te houden met aanvullende pensioenrechten valt op dat veel minder huishoudens een negatief vermogen hebben. Wanneer de huishoudens worden gerangschikt van laag naar hoog vermogen, heeft nu nog maar 35 procent van de huishoudens tezamen een vermogen van 0 euro, terwijl dit snijpunt met de x-as bij louter private vermogens bij het 60ste percentiel ligt. De afvlakking van de scheefheid is ook op een andere manier te illustreren. Zo weten we dat de top 1% in Nederland een kwart van het private vermogen bezit. Rekenen we vervolgens ook de opgebouwde rechten van het aanvullend pensioen mee, dan zakt dit percentage naar 17. De Ginicoëfficiënt van vermogen daalt van 0,80 naar 0,68 wanneer aanvullende pensioenopbouw wordt meegerekend. Pensioenvermogens hebben dus een dempend effect op de vermogensongelijkheid. De totale vermogensongelijkheid in Nederland is aldus berekend kleiner dan wanneer louter naar de verdeling van privaat vermogen wordt gekeken (zoals eerder gerapporteerd door het CBS en Van Bavel in de recente WRR-verkenning). Tabel 1. Vermogensverdeling in Nederland (met en zonder pensioenvermogen) Bron: berekeningen op basis CBS IPO en CBS microdata over pensioenaanspraken, -uitkeringen en vermogen Stapeling van ongelijkheid In hoeverre bevinden zich aan de linkerkant van de vermogensverdeling mensen met een laag inkomen en aan de rechterkant mensen met een hoog inkomen? Een stapeling van de inkomens- en vermogensongelijkheid is zorgwekkend, terwijl de ongelijkheid minder ernstig is wanneer blijkt dat sommige mensen veel inkomen en weinig vermogen hebben, terwijl anderen veel vermogen en weinig inkomen hebben. In figuur 3 zijn de vermogens toegerekend aan inkomenspercentielen, waarbij het besteedbaar huishoudinkomen op de horizontale as is gezet. Wanneer we nu naar de ‘rijksten’ kijken aan de rechterkant van de figuur (in termen van inkomen dus in plaats van in termen van vermogen), dan is de ongelijkheid minder groot. De lijnen in figuur 3 zijn immers vlakker dan in figuur 2. De rijkste 1% (in termen van inkomen) bezit 9% van het vermogen en de rijkste 10% bezit zo’n 31% van het vermogen. De curven met (blauw) en zonder pensioenvermogen (rood) snijden elkaar nu. Dit komt omdat aanvullend pensioen vooral voor de middeninkomens een belangrijke rol speelt. De rijkste 10%-groep huishoudens bestaat nu ineens voor een belangrijk deel uit werknemers en ambtenaren (53%) en ondernemers (36%), terwijl we veel minder senioren aantreffen (7%). Aan de onderkant treffen we in het laagste inkomensdeciel nu veel studenten aan (30%), en veel minder werknemers en ambtenaren (19%). Aldus benaderd lijkt de ongelijkheid minder scherp. Sommige groepen huishoudens blijken weliswaar schulden of weinig vermogen te hebben maar veel inkomen (werknemers en ambtenaren), terwijl andere groepen huishoudens juist relatief veel vermogen hebben maar weinig inkomen (senioren). Ondernemers zijn een bijzondere groep: zij zijn zowel oververtegenwoordigd in het laagste als het hoogste inkomensdeciel, maar als het gaat om de vermogensverdeling dan schuiven ze op, en bevolken ze steeds vaker de hogere decielen. Vooral in het topdeciel van vermogen bevinden zich relatief veel ondernemers – die 200 duizend ondernemers (= 2½ % van alle huishoudens) bezitten samen maar liefst 21% van het totale private vermogen. Figuur 3. Cumulatieve vermogensaandelen over de inkomensverdeling, exclusief en inclusief pensioenen Bron: berekeningen op basis CBS IPO en CBS microdata over pensioenaanspraken, -uitkeringen en vermogen Groeiende vermogensconcentratie in Nederland? Het is lastig om iets te zeggen over de al dan niet groeiende vermogensongelijkheid in Nederland vanwege gebrek aan data. Onderstaande figuur laat de meest recente cijfers zien die iets zouden kunnen zeggen over de trend van het aandeel van de top 1% in het totale private vermogen in de periode 1894-2011. Ondanks het klein aantal waarnemingen, is de trend sterk dalend. Van toegenomen vermogensconcentratie aan de top is dus geen sprake. Voor de meest recente periode 1993-2011 vinden we geen significante trend: het aandeel van de top 1% is min of meer stabiel op een kwart van het totale private vermogen. Dit is in lijn met de door het CBS gepubliceerde cijfers over de vermogensongelijkheid in Nederland; die tijdreeks is echter korter (2006-2012), maar geeft hetzelfde beeld. De Nederlandse vermogensverdeling is scheef, maar het aandeel van het toppercentiel in de periode 2006-2012 is stabiel. Er is in de periode 2006-2012 een zeer kleine toename waarneembaar aan de top-1% (niet-significant en ook niet-eenduidig), maar bezien vanuit de fors afgenomen vermogensconcentratie in de afgelopen eeuw is de recente ontwikkeling verwaarloosbaar. Figuur 4. Private vermogensverdeling; aandeel toppercentiel, 1894-2011 Bron: Roine & Waldenström (2014); eigen berekeningen Samenvattend kunnen we constateren dat de scheefheid van de vermogensverdeling weliswaar groot is, maar duidelijk afneemt wanneer rekening wordt gehouden met pensioenen en met de samenhang tussen inkomen en vermogen. Verder duiden de schaarse beschikbare gegevens juist niet op een toenemende concentratie van vermogens aan de top in Nederland. Referenties: -Caminada, K. J. Been, K. Goudswaard en M. de Graaf-Zijl (2014), 'De ontwikkeling van inkomensongelijkheid en inkomensherverdeling in Nederland 1990-2012', Department of Economics Research Memorandum 2014.02, Leiden University, 46 p. -Piketty, T. (2014), Capital in the Twenty-First Century, Cambridge: The Belknap Press of Harvard University Press. -Roine, J., and D. Waldenström (2014), 'Long-Run Trends in the Distribution of Income and Wealth', IZA discussion paper no. 8157, April 2014 -WRR (2014), Hoe ongelijk is Nederland? Een verkenning van de ontwikkeling en gevolgen van economische ongelijkheid, WRR-Verkenning nr. 28, M. Kremer, M. Bovens, E. Schrijvers en R. Went (red.), Amsterdam: Amsterdam University Press. Terug naar Inhoud Geen retourprovisies meer bij depotbanken Bron: AFM Het provisieverbod heeft ervoor gezorgd dat depotbanken geen retourprovisies meer betalen aan beleggingsadviseurs en vermogensbeheerders. Dat blijkt uit een informatie-uitvraag van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) bij de vijf grootste depotbanken in Nederland. Depotbanken zijn banken die orders uitvoeren en effecten bewaren voor klanten van beleggingsadviseurs en vermogensbeheerders. Voor de invoering van het provisieverbod betaalden depotbanken vergoedingen aan beleggingsadviseurs en vermogensbeheerders wanneer zij de opdracht kregen om, namens beleggers, orders uit te voeren. Vanaf 1 januari 2014 zijn deze zogeheten retourprovisies verboden. Depotbanken bieden hun service aan beleggingsadviseurs en vermogensbeheerders aan conform de verdienmodellen die in lijn zijn met het provisieverbod. De AFM juicht de inspanningen van de sector die de omslag heeft gemaakt naar rechtstreekse betalingen voor beleggingsdienstverlening toe. "Wij realiseren ons dat de impact van het afschaffen van retourprovisies groot is voor veel beleggingsadviseurs en vermogensbeheerders. Wij zijn blij dat de sector de omslag heeft gemaakt naar verdienmodellen waarbij sprake is van directe betaling door klanten", aldus Tim Mortelmans, hoofd toezicht financiële ondernemingen bij de AFM. Voorafgaand aan het provisieverbod konden retourprovisies een prikkel zijn voor beleggingsadviseurs of vermogensbeheerders om meer of andere orders te laten uitvoeren dan in het belang is van de belegger. Ook konden prikkels bestaan om orders uit te laten voeren bij partijen die hogere transactiekosten in rekening brengen dan noodzakelijk. Terug naar Inhoud Hoe incidenten doorwerken in een raming Bron: DNB DNB voorziet voor 2014 een economische groei van 0,2%. Dit groeicijfer wordt behoorlijk vertekend door een aantal incidentele factoren. De invloed van deze incidentele factoren op de groeiraming kan inzichtelijk worden gemaakt door de raming op kwartaalbasis te bekijken. Incidentele factoren In het eerste kwartaal van 2014 kromp het reëel bruto binnenlands product (bbp) volgens de meest recente inzichten van het CBS met 1,4% ten opzichte van het laatste kwartaal van 2013. Dit tegenvallende cijfer was het gevolg van een aantal incidentele factoren. Door de uitzonderlijk zachte winter waren de consumptie en uitvoer van aardgas substantieel lager. Ook speelt een rol dat huishoudens en bedrijven eind 2013 veel personenauto’s hebben aangeschaft om nog te kunnen profiteren van gunstige fiscale regels. Als gevolg hiervan waren de consumptie en investeringen in het vierde kwartaal van 2013 hoger, en in het eerste kwartaal van 2014 lager. Van kwartalen naar jaren In de publieke discussie over ramingen spelen afzonderlijke kwartalen vaak geen rol van betekenis, de nadruk ligt op jaarcijfers. Toch spelen de kwartaalcijfers een cruciale rol bij het opstellen van ramingen, want het uiteindelijke jaarcijfer wordt bepaald uit een combinatie van de kwartaalcijfers van het lopende en het voorafgaande jaar. Het voorbeeld in Tabel 1 laat zien hoe dit werkt. De eerste rij geeft de realisaties (2013K1-2014K1) en de ramingen (2014K2-K4) voor de bbp-groei op kwartaalbasis. Om deze kwartaalcijfers tot een jaarcijfer te aggregeren kan een algemeen gehanteerde vuistregel worden gebruikt. Volgens deze vuistregel krijgt elk kwartaal een bepaald gewicht, variërend tussen 0 en 1; zie de tweede rij in de tabel. Het eerste kwartaal in 2014 telt volledig mee voor de groei in dat jaar, terwijl het laatste kwartaal nog maar voor een kwart meetelt. Door de groei op kwartaalbasis te vermenigvuldigen met de gewichten, en de bijdragen vervolgens op te tellen wordt (bij benadering) het jaargroeicijfer berekend, 0,2% in dit geval. Een deel van de groei in de laatste kwartalen van een jaar wordt aldus toegerekend aan het volgende jaar, de groei “loopt over”. In 2014 bedraagt deze overloop vanuit 2013 0,8 procentpunt. Anders gezegd: als in alle kwartalen in 2014 de bbp-groei op kwartaalbasis 0% zou bedragen, zou de groei in 2014 op jaarbasis 0,8% bedragen. Tabel 1 - Samenstelling Bbp-groei 2014 naar kwartalen Invloed van incidentele factoren DNB baseert zich bij het opstellen van haar raming op de meest recente kwartaalcijfers van het CBS, en vult deze aan met ramingen van de economische groei, eveneens op kwartaalbasis. Het gevolg is dat incidentele factoren in de eerste kwartalen van het jaar sterk doorwerken in de raming van het jaarcijfer. Zo drukt de uitzonderlijke krimp in het eerste kwartaal het jaarcijfer met 1,4 procentpunt. Als we deze negatieve incidentele factoren zouden wegdenken, dan was de raming van de economische groei in 2014 hoger uitgekomen. Een onzekere factor is in hoeverre de achtergebleven groei in het eerste kwartaal in het tweede kwartaal van 2014 zal worden ‘ingehaald’. DNB schat dit inhaaleffect beperkt in, mede gezien de rol van het gas, met een groei in het tweede kwartaal van 0,7 %. Terug naar Inhoud Beloning vermogensbeheerders moet eerlijker Bron: AFM De Autoriteit Financiële Markten (AFM) vindt dat de beloning die een vermogensbeheerder ontvangt voor het beheren van het vermogen van zijn klant in het belang van die klant moet zijn. Een vaste procentuele vergoeding van het belegd vermogen, onafhankelijk van de dienstverlening of het beheerde vermogen, is niet verboden, maar kan onwenselijk zijn. Het is immers de vraag of een klant met een vermogen van €300.000 daadwerkelijk drie keer meer inspanning van de vermogensbeheerder vergt dan een klant met een vermogen van €100.000. Ook is het de vraag of bij deze vorm van beloning de belangen van de beleggingsonderneming en de klant parallel lopen. Een beloning voor de vermogensbeheerder zou, analoog aan de beloning voor adviseurs en bemiddelaars, eerlijk en niet onredelijk moeten zijn. De klant zou alleen moeten betalen voor de dienstverlening die de vermogensbeheerder daadwerkelijk biedt. Sinds de invoering van het provisieverbod voor beleggingsondernemingen op 1 januari 2014 mogen vermogensbeheerders geen provisies meer ontvangen. De klant betaalt nu direct voor zijn dienstverlening. De vermogensbeheerder moet dus duidelijk maken waarvoor de klant betaalt. Vaste vergoedingen zijn het meest duidelijk voor de klant. Maar ook een beheervergoeding die gelimiteerd is en daarmee beperkt is in hoogte is mogelijk en kan in het belang van de klant zijn. De vergoeding die een vermogensbeheerder vraagt, moet aansluiten bij de doelgroep waaraan de dienst wordt verleend. Als de doelgroep zo divers is dat de ene klant duidelijk de andere klant subsidieert kun je je vragen stellen bij de instelling van een procentuele vergoeding, omdat deze er in een aantal gevallen voor zal zorgen dat de klant met het kleinere vermogen duidelijk gesubsidieerd wordt door de klant met het grotere vermogen. De AFM ziet verschillende vormen van beloning ontstaan en moedigt de sector aan die ontwikkeling door te zetten, gekoppeld aan overige innovatie in de sector. Ook door bijvoorbeeld online en/of geautomatiseerde tools kan de dienstverlening goedkoper worden. Het is van belang dat de vermogensbeheerder in de veranderende wereld nadenkt over de wijze waarop hij beloond/betaald wil worden door zijn klanten en daarover ook met klanten in gesprek gaat. Voor 1 januari van dit jaar betaalde je indirect voor beleggingsdienstverlening. Een beleggingsonderneming ontving provisie als hij een bepaald beleggingsproduct afsloot. Deze beloning ontving hij van de bank of het beleggingsfonds. Daardoor was zijn advies mogelijk niet altijd in het belang van zijn klant, omdat hij bijvoorbeeld koos voor een product dat hem een hoge provisie opleverde. Het provisieverbod heeft als doel daar een einde aan te maken. Dat moet leiden tot betere dienstverlening, waar de belegger van profiteert. Terug naar Inhoud Statistisch jaarboek 2014 is uit Bron: CBS Het Statistisch jaarboek 2014 geeft een kleurrijke indruk van de informatie die het CBS samenstelt. De cijfers zijn per thema geordend. Speciale aandacht is er in deze editie voor de arbeidsdeelname van ouderen, het gebruik van sociale media, en leefstijl. In zijn negentigjarige bestaan is het Statistisch jaarboek steeds met zijn tijd meegegaan. Het onmisbare naslagwerk veranderde in een zakboek met kerncijfers. Dit jaar is het in een fris nieuw jasje gestoken. Download het Statistisch jaarboek 2014 als pdf Klik Hier U kunt het Statischtisch jaarboek ook gedrukt bestellen via het CBS Klik Hier voor meer info Terug naar Inhoud Zet 4 oktober 2014 - alvast in uw agenda ! wat 63 ste HCC Beleggen Symposium waneer 4 oktober 2014 aanvang 10.00 uur waar Cultureel & Vergader Centrum H.F. Witte Henri Dunantplein 4  3731 CL  De Bilt activiteit hele dag diverse lezingen in twee zalen door boeiende sprekers, kennismaken met en hernieuwen van contact met medebeleggers,  kennismaken met regiogroepen, nieuwe ontwikkelingen, boeken en programmatuur kennis maken met financiele diensten, producten en innovaties bij flink een aantal leveranciers locatie-info: Gezellig lunch-restaurant aanwezig, gratis parkeren, in midden van Nederland met goede aansluiting op snelwegen, bereikbaar per openbaar vervoer Terug naar Inhoud   IG: Computerbeleggersgroep-ZH Sinds de oprichting in 2002 houden wij ons bezig met “Beleggen met behulp van de computer”. Het accent ligt daarbij op het vergroten van de kennis van het ontwikkelen en exploiteren van handelssystemen. Deze zijn vooral gebaseerd op methoden uit de kwantitatieve en statistische analyse. Uiteraard wordt daarbij ook aandacht besteed aan ondersteunende software. Regelmatig besteden we echter ook aandacht aan andere vormen van beleggen zoals Fundamentele analyse. Daarbij gaan we altijd uit van het beschrijven en bespreken van een gestructureerde aanpak die gebaseerd is op objectieve grondslagen.  Wij komen 9 keer per jaar bijeen. Afwisselend in Berkel & Rodenrijs en Delft. Klik hier voor meer info    Contactadres: jhbvdmeulen@kpnmail.nl Doet u mee? Bron: Redactie HCC Beleggen De HCC Beleggen organiseert een aantal activiteiten. De bekendste activiteiten die wij organiseren zijn de beleggerssymposia die we tweemaal per jaar houden in De Bilt en deze nieuwsbrief. Voor de organisatie van onze symposia zijn wij voortdurend op zoek naar mensen die een bijdrage willen leveren aan de totstandkoming hiervan. Het is niet alleen leuk om dergelijke evenementen te organiseren, maar het is ook een ideale gelegenheid om je netwerk uit te breiden met interessante contacten. Ook voor deelname aan de redactie van de nieuwsbrief en de website zijn wij dringend op zoek naar mensen die mee willen doen. Ook zonder deel uit te maken van de organisatie kunt u vanzelfsprekend ook meedoen aan één van de Regio- of Belangstellingsgroepen. Maar ook andere dingen doen zoals het geven van een aardige lezing, met anderen handelsstrategieën uitwerken, software onder de knie krijgen of gewoon een groep vormen waarmee je samen de markt analyseert/bespreekt, behoort tot de mogelijkheden. Ben je enthousiast en denk je dat een vrijwilligersfunctie jou op het lijf geschreven is, neem dan contact op met het HCC Beleggen bestuur Klik Hier of met de redactie  Klik Hier Terug naar Inhoud | HCC beleggen Website | HCC beleggen Vacatures | Adverteren | Forum | Downloads  Disclaimer: Deze publicatie komt tot stand op de redactie van beleggersonline.nl de website van de HCC IG Beleggen. Noch de mate waarin de berichten, voorgestelde scenario’s, risico’s en voorspellingen de marktverwachtingen weerspiegelen, noch de mate waarin zij in de realiteit zullen tot uiting komen, kunnen worden gewaarborgd. De voorspellingen zijn indicatief. De gegevens in deze publicatie zijn algemeen en louter informatief. Ze mogen niet worden beschouwd als beleggingsadvies. De schrijver(s) van deze publicatie en het bestuur van de HCC IG Beleggen en/of de Redactie van de Nieuwsbrief zijn derhalve niet aansprakelijk voor eventuele verliezen. De waarde van uw beleggingen kan fluctueren, behaalde resultaten uit het verleden geven geen garantie voor de toekomst.

2 juli 2014

...

Nieuwsbrief20140601

Juni 2014 Welvaart in Nederland 2014 Nieuwe zeepbellen op de internationale huizenmarkt Eigenaar overschat waarde eigen woning Beleggingsfondsen beleggen meer in aandelen E-books een hoofdstuk apart Meedoen kan Welvaart in Nederland 2014 Bron: CBS In de tweede uitgave van Welvaart in Nederland presenteert het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) de meest actuele gegevens over de welvaart van huishoudens en personen in Nederland. De welvaartspositie is in beeld gebracht aan de hand van het inkomen, de bestedingen en het vermogen. De cijfers tonen aan dat de economische crisis die sinds eind 2008 Nederland in zijn greep heeft, de welvaart van de bevolking niet onberoerd heeft gelaten. Vanaf 2010 daalde de koopkracht maar liefst drie jaar op rij en steeg het armoederisico. Toch heeft het doorsnee-huishouden ondanks het koopkrachtverlies van de afgelopen jaren, nog steeds 15 procent meer te besteden dan begin jaren negentig. Verder is het vermogen van huishoudens tussen 2008 en 2012 nagenoeg gehalveerd. Het aandeel huishoudens met een fiscale hypotheekschuld hoger dan de woningwaarde is in die periode verdrievoudigd. Gaandeweg de crisis zakten de bestedingen van huishoudens aan goederen en diensten steeds verder in en tot 2013 daalde ook het consumentenvertrouwen. Tegenover al deze economische tegenslag staan ook positieve ontwikkelingen. Vanaf begin 2013 heeft het consumentenvertrouwen weer de weg naar boven gevonden. Bovendien is het risico op armoede of sociale uitsluiting in Nederland het laagst van alle lidstaten van de Europese Unie. Voorbeelden van nieuwe thema’s in Welvaart in Nederland 2014 zijn het (pensioen) inkomen van ouderen en de inkomensontwikkeling van zelfstandigen met en zonder personeel. Zichtbaar is dat van de 65-plus huishoudens bijna een tiende deel nauwelijks boven de kale AOW uitkomt. Daar staat tegenover dat 55 procent bovenop de AOW aanvullende inkomsten heeft van maandelijks ten minste 1000 euro. Ook komt naar voren dat van de werkenden de zelfstandigen zonder personeel de meest kwetsbare groep zijn. Hun gemiddeld persoonlijk inkomen is lager dan dat van werknemers en aanzienlijk lager dan dat van zelfstandigen met personeel. Bovendien investeren zij het minst in de eigen sociale zekerheid. Download Rapport Welvaart in Nederland 2014 hier als pdf     hier als E-book Meer cijfermateriaal over de verschillende onderdelen van materiële welvaart is terug te vinden op StatLine, de elektronische databank van het CBS (www.cbs.nl). Terug naar Inhoud advertentie Terug naar Inhoud RG Flevoland-Overijssel RG Flevoland-Overijssel is een van de HCC Beleggen Regio Groepen. Dit zijn regio georienteerde groepen van beleggers die geregeld bijeenkomen om in ontspannen sfeer met elkaar ervaringen, kennis en beleggings ideeën te delen  Onderwerpen als ervaring met broker software, handelssystemen, indicatoren, werking van opties/turbo's enz. kunnen aan bod komen. Benieuwd geworden naar deze groep beleggers, meld je dan per email aan bestuur@beleggersonline.nl . Nieuwe zeepbellen op de internationale huizenmarkt Bron: Hans Stegeman, Me Judice, 12 mei 2014 In Nederland zijn we blij dat de huizenprijzen inmiddels lijken te stabiliseren, maar dat beeld geldt niet voor veel andere Westerse landen. Noorwegen, Canada en Australië hebben de afgelopen jaren gemiddeld genomen een stijging van de huizenprijzen meegemaakt, in het Verenigd Koninkrijk is het herstel van de huizenprijzen ronduit spectaculair en in Duitsland zijn de prijzen sinds het begin van de crisis ook gemiddeld met meer dan 20% nominaal gestegen. Hoe is dit te verklaren? Is hier wat tegen te doen? Of is dit weer een nieuwe opmaat voor een zeepbelepisode? Huizenprijzen nog steeds betrekkelijk hoog De afgelopen jaren is er veel gezegd en geschreven over de daling van de huizenprijzen die inderdaad in sommige landen fors was. De gemiddelde daling van de reële huizenprijzen in ontwikkelde landen van het tweede kwartaal van 2007 tot het vierde kwartaal van 2012 was 14% (figuur 1). Uitschieters daarbij waren Ierland (-47%), Spanje (-35%) de VS (-24%) en Nederland (-23%). Sinds het afgelopen jaar stijgen de huizenprijzen in de Westerse landen gemiddeld genomen weer. Dit komt vooral doordat de prijsdaling in een aantal landen is omgeslagen in een relatief sterke prijsstijging, zoals in de VS en het VK.Daarbij zijn de huizenprijzen in de Westerse wereld op een historisch hoog niveau gebleven. Hoewel niemand kan zeggen wat het juiste niveau is, en de verschillen tussen landen groot zijn, is het wel opmerkelijk. Figuur 1: Gemiddeld weer stijging huizenprijzen, en nog altijd op hoog niveau Verschillen in fundamenten Zoals altijd is de prijsontwikkeling deels te verklaren op basis van ‘fundamenten’. Dit begint bijna een vies woord te worden, omdat iedereen graag alles met fundamenten, ofwel structurele economische factoren zoals inkomensgroei en renteontwikkeling, wil verklaren. Vaak komt men er te laat achter dat die fundamenten toch wat wankeler zijn dan van tevoren gedacht. En dan kom je in de buurt van ‘bubbles’ of zeepbellen op de huizenmarkt. Hans Stegeman Rabobank, Utrecht Hans Stegeman werkt sinds 2007 bij Economisch Onderzoek als econoom en sinds 2009 als hoofd van het team Nationaal Onderzoek. Daarbij is hij verantwoordelijk voor al het onderzoek van KEO naar de Nederlandse en regionale economie en huizenmarkt. Ook is hij een van de auteurs en projectleider van het onlangs verschenen boek "IN2030: Vier vergezichten". Hans studeerde Algemene Economie aan de Universiteit Maastricht en werkte hiervoor onder andere als onderzoeker bij het Centraal Planbureau. Fundamenteel beïnvloedt het verschil tussen vraag en aanbod de ontwikkeling van de huizenprijzen. Hoe inelastischer het aanbod, des te meer werken de vraageffecten in de prijs door. Maar ook een relatief elastisch aanbod, zoals in Spanje of Ierland, kan in perioden van overmoed samengaan met sterke prijsstijgingen. Naast structurele factoren zoals demografie zijn de belangrijkste cyclische componenten in de vraag de inkomens- en renteontwikkeling. Zo was een van de fundamenten in de aanloop naar de crisis in veel landen de stijging van de huishoudschuld als percentage van het BBP ( IMF, 2012). De oorzaak hiervan was een combinatie van een lage rente en verdergaande mondiale financiële integratie en innovatie. Daar zijn inmiddels boeken over vol geschreven. Maar de mate waarin deze ontwikkelingen zich in diverse landen tot 2008 hebben voorgedaan zijn vooral toe te schrijven aan institutionele verschillen tussen landen. Een subsidie op het aangaan van schulden (zoals de Nederlandse hypotheekrenteaftrek), en een woningmarkt waarbij huishoudens een zogenaamde ‘wooncarrière’ gewend zijn te maken (een dynamische woningmarkt, zoals in de VS of het VK) versterken prijseffecten, zowel in de opgaande als in de neergaande fase. Daarnaast zorgen uiteenlopende economische ontwikkelingen in de periode voor 2008 ook voor verschillen in woningprijzen. Het is niet verwonderlijk dat de huizenmarkten in de Westerse landen die het minst geraakt zijn door de mondiale crisis en ook de minste opbouw van huishoudschuld kenden de afgelopen vijf jaar de grootste prijsstijging laten zien (figuur 2). De inkomensontwikkeling en de werkloosheidsontwikkeling waren daar over het algemeen gunstiger en de huizenmarkt was er over het algemeen niet of minder overgewaardeerd voor het begin van de crisis, zoals vaak wel het geval was in de landen waar de prijsdalingen groot waren. Figuur 2 Huizenprijsontwikkeling 2008-2013 (linkeras) en werkloosheid 2013 (rechteras) De belangrijkste onderliggende factor is daarnaast de zeer lage rente die al jarenlang geldt en die lenen relatief goedkoop maakt. Dat is natuurlijk ook precies de bedoeling van die lage rente: de economie weer op gang helpen. Maar toch baart dat wel enige zorg. Als het aanbod op de woningmarkt niet snel kan worden uitgebreid (wat vaak het geval is), leidt die toegenomen betaalbaarheid immers alleen maar tot hogere woningprijzen. En hoewel dat ook voor groei zorgt door toegenomen vermogens, is het niet de groei op basis van reële economische fundamenten die je zou willen. En zo is een van die beroemde ‘fundamenten’ die de huizenprijzen kan aanjagen verworden tot een factor die een risico vormt voor de economie. Want huizenprijzen zijn in de Westerse wereld gemiddeld genomen nog steeds relatief hoog. Om te beoordelen of er sprake is van overwaardering op de huizenmarkt worden vaak relatief simpele ratio’s gebruikt. De ratio van de huizenprijzen ten opzichte van het inkomen (price to income ratio) ligt voor de Westerse landen gemiddeld genomen nog onder het langjarige gemiddelde (figuur 3). Maar de ratio van de huizenprijzen ten opzichte van de huren (price to rent ratio) is nu alweer boven het langjarige niveau. En hoewel er van alles valt aan te merken op deze ratio’s die geen rekening houden met landspecifieke institutionele kenmerken op de huizenmarkt, vormen deze ontwikkelingen toch een indicatie voor het ontstaan van zeepbellen. Voor een land als Duitsland is dat bijvoorbeeld aan het macro-gemiddelde niet te zien, maar in enkele grootstedelijke gebieden, zoals München, zijn de prijzen wel degelijk relatief hoog. Figuur 3: Loan-to-income en Price-to-rent ratio en huizenprijsontwikkeling De opties voor het beperken van zeepbellen Nu is er een aantal opties om de omvang van deze zeepbellen te beperken. De meest voor de hand liggende is een hogere rente. De andere factoren die de prijs beïnvloeden, zijn veel structureler van aard (zoals het aanbod). Dat wapen heeft op dit moment echter ongewenste bijwerkingen en kan de groei van de hele economie afremmen. Het IMF verwacht dan ook dat de rente mondiaal voor lange tijd relatief laag zal blijven ( IMF, 2014). Daarbij is het zeker in de eurozone zeer lastig om met het rentebeleid zeepbellen op de huizenmarkt tegen te gaan. Zo kan een rentestijging wel voor de Duitse huizenmarkt verstandig zijn, maar niet voor de fragiele toestand van een groot deel van de economie van de eurozone en de net opkrabbelende huizenmarkten in sommige andere landen. Er zijn andere opties. Deze vallen onder het zogenaamde macro-prudentiële beleid. Naar aanleiding van de financiële crisis wordt dit, zeker in de eurozone, een steeds belangrijkere taak van nationale centrale banken. De gedachte achter dit macro-prudentiële beleid is een goede: op tijd financiële risico’s inventariseren en die met beleidsmaatregelen proberen in te dammen. Vanaf 1 januari 2014 is dit raamwerk in werking ( ESRB, 2014). Zoals de ESRB aangeeft, zijn vooral sterke huizenprijsstijgingen en een toename van de kredietverlening als percentage van het BBP goede voorlopende indicatoren voor het ontstaan voor problemen op de woningmarkt. Een aantal instrumenten staat voor dit beleid ter beschikking. Te denken valt daarbij aan het verlagen van de maximale lening die banken mogen verstrekken ten opzichte van de waarde van de woning (loan-to-value; LTV), de hoogte van de maandlasten ten opzichte van het inkomen (DSTI), de regels waaronder hypotheken mogen worden verstrekt en het kapitaal dat moet worden aangehouden voor het verstrekken van hypotheken. Dit alles om het minder gemakkelijk te maken geld te lenen voor een hypotheek, zonder het algemene rentetarief te verhogen. Recente studies ( Kuttner en Shim, 2012; Goldman Sachs, 2014) laten zien dat dit beleid steeds vaker wordt ingezet en een klein negatief effect heeft op de prijstoename. Als je dit beleid anticyclisch inzet, zoals in Nederland, werkt het mee aan de prijscorrectie. Waarom het lastig blijft De gemiddelde woningprijzen in de ontwikkelde economieën zijn nog steeds hoog. En ze nemen ook weer toe. Bij een langjarig lage reële rente en een traag herstel van de economie zal macro-prudentieel beleid de komende tijd steeds meer moeten worden ingezet, vooral in de eurozone. Komende jaren worden daarbij een testcase. Nationaal beleid om zeepbellen te bestrijden zal daardoor nodig blijven, zeker omdat de huizenprijzen gemiddeld in de Westerse wereld nog steeds relatief hoog zijn. Maar het blijft lastig. Het instrumentarium om exact te herkennen wanneer oververhitting ontstaat is in een beginstadium. Zoals de ESRB ook aangeeft, ontbreken vaak de data om goed inzicht te hebben in de opbouw van mogelijke zeepbellen. Daarbij verschillen woningmarkten niet alleen tussen landen maar ook binnen landen. Daarom is meer maatwerk nodig en ook meer dan generieke indicatoren. Daarbij is het altijd nog mogelijk om uitwegen te vinden bij de genomen maatregelen. Een hogere risicoweging voor binnenlandse banken maakt het bijvoorbeeld voor buitenlandse toetreders aantrekkelijk om de markt te betreden. Een lagere LTV kan in sommige gevallen worden ontweken door extra leningen te verstrekken, zoals ook in Denemarken is gebeurd. Het effect van macro-prudentieel beleid blijft dus lastig in te schatten (Galati en Moessner, 2012). Maar zelfs al zou de informatie er wel zijn en al zouden de maatregelen werken, dan nog is het een hele opgave. Het tijdig inzetten van de benodigde maatregelen is een veel politieker proces dan het verhogen van de rente. En beleidsmakers hebben op dit moment alle belang bij een woningmarkt die niet verder wegzakt, of enigszins opveert. Want de enige route naar groei die we op dit moment hebben, is het opblazen van zeepbellen. En als we die nu ook moedwillig doorprikken, blijft er wel erg weinig groei over. Maar wél een stabiele woningmarkt. Of is dat niet wat we willen? Referenties ESRB (2014), The ESRB Handbook on Operationalising Macro-prudential Policy in the Banking Sector, ESRB. Galati G. en R. Moessner (2011), Macroprudential policy: a literature review, BIS working paper 337. Basel: BIS. Goldman Sachs (2014), Global Economics Weekly, 14/16. Goldman Sachs, 30 april 2014. IMF (2014), Perspectives on Global Real Interest Rates. In: World Economic Outlook 2014, April 2014, Washington: IMF IMF (2012): Dealing with Household Debt. In: World Economic Outlook 2012,April 2012, Washington: IMF Kuttner, K. en I. Shim (2012), Taming the Real Estate Beast, The Effects of Monetary and Macroprudential Policies on Housing, Reserve Bank of Australia. Terug naar Inhoud Doe het zelf beleggers in de regio Helmond Wij zijn een klein studie-beleggerclubje dat zich richt op het uitwisselen van kennis en ervaringen om zelf actief en succesvoller te kunnen beleggen. Wat we doen?: We bespreken elkaars aanpak en strategieën, wisselen criteria uit die iedereen maakt bij de keuzes van aandelen, opties en andere derivaten. Ook gaan we dieper in op specifieke (optie-) constructies die succesvol kunnen zijn. We nemen ook deel aan seminars of andere studiebijeenkomsten en wisselen alle relevante informatie over zelf beleggen uit. We komen elke 3e maandag van de maand bij elkaar en tussentijds wisselen we zaken uit via de mail. We zoeken uitbreiding van ons groepje met enkele actieve beleggers die kennis en ervaringen willen delen om beter voorbereid te kunnen beleggen. Neem bij interesse contact op via de mail met het bestuur van de HCC Beleggen. Vermeld in de mail dat het om de groep Helmond gaat. Terug naar Inhoud Eigenaar overschat waarde eigen woning Bron: DNB Zelfs na een periode met prijsdalingen hebben Nederlandse woningbezitters een te rooskleurig beeld van de waarde van hun woning. Dit geldt ook voor eigenaren waarvan verwacht mag worden dat ze goed geïnformeerd zijn, zoals eigenaren met verhuisplannen. Realistisch beeld is belangrijk Voor eigenaren is het van belang een realistisch beeld te hebben van de waarde van de eigen woning. De woning vormt een belangrijk onderdeel van het huishoudvermogen en speelt een rol in consumptie-, spaar- en pensioenbeslissingen. Een verkeerde inschatting van de waarde leidt mogelijk tot minder passende financiële beslissingen. Te rooskleurig beeld woningwaarde Uit recent DNB-onderzoek blijkt echter dat Nederlanders vaak te optimistisch zijn over de waarde van hun woning. Zo is een groot deel van de woningeigenaren enkele jaren na het omslaan van de markt in 2008 nog van mening dat de waarde van de eigen woning niet is gedaald. Driekwart van de woningeigenaren schat de huidige woningwaarde te hoog in. De doorsnee woningeigenaar rapporteert een woningwaarde die over de periode 2003-2012 gemiddeld 13% hoger is dan de werkelijke waarde. De werkelijke waarde is berekend door de aanschafwaarde te combineren met de provinciale prijsontwikkeling. Bovendien is een substantieel deel van de woningeigenaren positiever over de toekomstige prijsontwikkeling van de eigen woning dan over de algemene woningprijsontwikkeling. Het optimisme komt ook naar voren als eigenaren hun eigen woning vergelijken met andere woningen. Eind 2013 dacht 29% van de woningeigenaren dat de waarde van hun woning hoger was dan de waarde van de gemiddelde koopwoning in de straat (vs. 13% lager). Tevens dacht 31% van de woningeigenaren dat de staat van onderhoud beter was (vs. 5% slechter) en 17% dat de verkooptijd in geval van een verkoop korter zou zijn (vs. 8% langzamer). Ook na omslag op de woningmarkt De overschatting van de woningwaarde is sterker als het goed gaat op de woningmarkt. Het optimisme neemt weliswaar af wanneer woningprijzen zich slechter ontwikkelen, maar het aanpassingsproces is langzaam. Zelfs jaren na het omslaan van de markt blijft een groot aandeel van de woningeigenaren te optimistisch. Dit terwijl de woningprijzen ten opzichte van de piek in de zomer van 2008 met circa 20 procent zijn gedaald. Deze prijsdaling volgde vertraagd en geleidelijk op een snelle en forse daling van het aantal woningtransacties. Het lagere aantal verkopen en de trage aanpassing naar een nieuw evenwicht wordt in verband gebracht met het lang vasthouden aan hoge vraagprijzen door verkopers. Het rooskleurige beeld van woningeigenaren is een van de mogelijke verklaringen voor de terughoudendheid om vraagprijzen te verlagen. Verliesaversie en eigendomseffect als verklaring De overschatting van de woningwaarde hangt significant samen met twee belangrijke psychologische processen die ook op andere terreinen zijn gevonden. Een eigendomseffect (duration-of-current-ownership effect) zorgt ervoor dat de overschatting van de woningwaarde toeneemt met de duur van het woningbezit. Naarmate een woning langer in bezit is, wordt het gevoel van eigendom sterker en is de woning volledig afgestemd op de voorkeuren en behoeften van de huidige bewoner. Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat verliesaversie een belangrijke rol op de woningmarkt speelt. Met verliesaversie wordt bedoeld dat een verlies van een bepaalde omvang een groter effect heeft op het welbevinden van mensen dan een winst van dezelfde omvang. Het fenomeen verliesaversie is niet nieuw: van beleggers is bekend dat ze niet graag afstand doen van aandelen die in prijs zijn gedaald, omdat dit betekent dat zij het verlies onder ogen  moeten zien. Toegepast op de woningmarkt proberen eigenaren een verlies ten opzichte van een referentiepunt, bijvoorbeeld de aanschafprijs of de hoogte van de hypotheek, te vermijden. Het onderzoek laat zien dat met name woningeigenaren met een hoge hypotheekschuld ten opzichte van de waarde van de woning een te rooskleurig beeld van de woningwaarde hebben. Daarnaast blijkt uit een aanvullende enquête dat driekwart van de Nederlanders het belangrijk vindt om bij verkoop minimaal de originele aankoopprijs te krijgen. Een nog groter deel van het Nederlandse publiek vindt het belangrijk om geen restschuld over te houden Terug naar Inhoud Beleggingsfondsen beleggen meer in aandelen Bron: DNB 19 mei 2014 Statistisch Nieuwsbericht De omvang van Nederlandse beleggingsfondsen is in het eerste kwartaal van 2014 met 2,5% (EUR 16 miljard) toegenomen tot EUR 660 miljard, vooral als gevolg van koerswinsten. Bij de nieuwe inleg trad een verschuiving op van obligaties naar aandelen. Mede daardoor zijn de aandelenbeleggingen met 4% toegenomen. De toename van de beleggingen (‘assets under management’) werd veroorzaakt door netto-inleg, koerswinsten en uitbreiding van de beleggingsinstellingenstatistiek met een aantal bestaande private equity fondsen. Door deze groei bereikte het beheerd vermogen van beleggingsfondsen een nieuwe recordomvang van EUR 660 miljard (zie figuur 1). De netto-inleg was in het eerste kwartaal van 2014 met EUR 1 miljard relatief beperkt (0,2% van beheerd vermogen), tegenover EUR 6 miljard in het voorgaande kwartaal. De nieuwe inleg was vooral afkomstig van institutionele beleggers. Huishoudens onttrokken wederom geld aan beleggingsfondsen (- EUR 0,6 miljard, 3% van hun totale bezit).   Bij de verschillende beleggingsfondscategorieën was sprake van een gemengd beeld. Institutionele beleggers brachten veranderingen aan in hun beleggingsmix, waarbij een verschuiving optrad naar aandelen en vastgoed ten koste van met name obligaties. Dit weerspiegelt een toegenomen risicobereidheid en vertrouwen in een aantrekkende economie. Zo stroomde er per saldo geld naar de aandelen-  (EUR 4,9 miljard) en vastgoedfondsen (EUR 0,9 miljard), terwijl er kapitaal werd teruggetrokken uit de obligatiefondsen (- EUR 1,7 miljard), gemengde fondsen (- EUR 0,4 miljard), hedgefondsen (- EUR 0,7 miljard) en overige fondsen (- EUR 1,8 miljard). Deze ontwikkeling is tegengesteld aan die in het vorige kwartaal, toen kapitaal werd ingelegd bij obligatiefondsen (EUR 4,4 miljard) en onttrokken aan aandelenfondsen (- EUR 2,9 miljard), zie figuur 2. De grootste bijdrage aan de toename van de beleggingen werd geleverd door positieve herwaarderingen (EUR 9 miljard, 1,4% van beheerd vermogen). Op obligaties werd op kwartaalbasis een koerswinst behaald van 2,0% en op aandelen van 1,0%. Dit is in lijn met obligatie-indices en met de MSCI World Index (in euro’s) voor aandelen (0,7%). De koerswinsten op aandelen werden gedrukt door de gedaalde aandelenkoersen in de opkomende markten en Azië (met name Japan). De aandelenfondsen die in deze economieën beleggen, behaalden dan ook een negatief rendement (-0,9% voor de opkomende markten en  -3,2% voor Azië). Het totaalrendement van alle beleggingsinstellingen (inclusief beleggingsopbrengsten zoals rente en dividend) bedroeg in het eerste kwartaal van 2014 2,0% (tegenover 1,8% in het vorige kwartaal).   De overige stijging van de beleggingen (EUR 6 miljard, 0,6% van beheerd vermogen) was het gevolg van opname in de beleggingsinstellingenstatistiek van een aantal bestaande private equityfondsen. Dit hing samen met de uitbreiding van de definitie van beleggingsinstelling, zoals die voor statistieken over beleggingsinstellingen in het eurogebied wordt gehanteerd. Het beheerd vermogen van Nederlandse private equityfondsen in de beleggingsinstellingenstatistiek kwam daarmee uit op EUR 16 miljard. links: Statistics.dnb.nl - Beleggingsinstellingen Terug naar Inhoud E-books een hoofdstuk apart Bron: Redactie Ooit, in lang vervlogen tijden, bestond er geen geld. De mensen woonden toen in kleine nederzettingen en verbouwden zelf hun groenten en graan en hielden een paar dieren. Kleding, eten en drinken, alles maakten ze voor zichzelf, voor het gezin en de familie. Maar wat moest je doen als je koe of geit wegliep en je geen melk of vlees meer had? Dan ging je naar een dorpsgenoot en probeerde je te ruilen. Vier schapen van jou bijvoorbeeld voor een nieuwe koe, of acht kippen voor een geit. Als je mooie potten kon bakken, maar geen weefgetouw had, dan ruilde je het aardewerk voor een vloerkleed of een broek. Dat heet ruilhandel. Tegenwoordig wordt er nog steeds geruild. Veel kinderen, maar ook volwassenen, ruilen bijvoorbeeld computerspelletjes, spelkaarten, verzamelkaartjes of postzegels. Ook worden er knikkers, kaarten van voetbalspelers enzovoorts geruild. Ruilen doe je als je er beiden ‘rijker’, beter van wordt. Je krijgt iets wat je niet hebt, zonder geld uit te geven. Je moet natuurlijk wel een beetje slim zijn als je ruilt en goed opletten. Want je krijgt geen geld voor je spullen, maar andere dingen. Deze ruilhandel werd in meer ontwikkelde samenlevingen (een dorp of stad) steeds onhandiger en omslachtiger. Hoeveel kippen moest je ruilen voor een geit? Vijf, of vier of misschien wel zes? Misschien had je wel spullen om te ruilen, maar had je zelf op dat moment niks nodig. De bakker wilde wel drie broden geven voor die mooie aardewerken pot die je net had gemaakt, maar je had helemaal geen honger. Of jij had wel honger, maar de bakker geen behoefte aan een aardewerken pot. Tja, wat dan? Daarom kwam er steeds meer behoefte aan een voorwerp dat algemeen aanvaard werd in ruil voor goederen en dat makkelijk te hanteren was. Zo ontstond ‘geld’, maar heel ander ‘geld’ dan we tegenwoordig kennen. Door de eeuwen heen zijn heel veel verschillende voorwerpen als geld, als betaalmiddel gebruikt. Vee, zout, thee, maar ook kralen en schelpen zijn ooit gebruikt op een manier die lijkt op onze munten en bankbiljetten. We spreken van ‘oorspronkelijk’ geld. Een groot voordeel was dat je tegen de bakker kon zeggen dat hij 5 schelpen moest betalen voor jouw aardewerken pot. En later, op een moment dat jou goed uitkwam, kocht je dan brood voor die schelpen. Of misschien wel iets anders. Reuze handig dus! Als ruil- of betaalmiddel moet ‘geld’ aan een aantal voorwaarden voldoen. Iedereen moet dat ‘geld’ graag willen hebben; het moet niet kunnen bederven; een kleine hoeveelheid en laag gewicht moet al veel waard zijn. En je moet er niet makkelijk zelf veel van kunnen maken, want dan verliest het zijn waarde. Zo begint een alleraardigst e-boekje in e-pub formaat, uitgegeven door de Nederlandse bank. U kunt dit hier downloaden. Of via: http://www.dnb.nl/binaries/De_geschiedenis_van_ons_geld_v13d_tcm46-285352.epub Als u dat niet op uw computer kunt lezen dan kunt u een ebook reader als Calibre downloaden en installeren   via:  http://calibre-ebook.com/download Op uw mobiel of tablet is FBReader http://fbreader.org/ een goede keus mede omdat je via de ingebouwde downloadfunctie een enorme hoeveelheid, inclusief financiële-, boeken uit het publieke domain (veelal die waarvan de rechten inmiddels verlopen zijn) gratis kunt downloaden. Andere ebooks,  veelal in pdf formaat,  zijn verkrijgbaar via diverse websites als b.v.: Algemeen Project Gutenberg           Free literature                 http://www.gutenberg.org/catalog/  http://www.freeliterature.org/ Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse letteren  Wikisource De Vrije Bibliotheek                   Lijstje E-boeken van FBReader    http://www.dbnl.org/index.php  http://nl.wikisource.org/wiki/Hoofdpagina  http://fbreader.org/content/books Financiëel     http://vantagepointtrading.com/free-ebooks     http://www.daytradingcoach.com/daytrading-books.htm     http://www.freebookcentre.net/Business/Stock-Trading-Books.html     http://www.freebookcentre.net/Business/Finance-Books.html     http://bookboon.com/en/finance-ebooks     http://www.swing-trade-stocks.com/e-books.html Veel leesplezier. Terug naar Inhoud   IG: Computerbeleggersgroep-ZH Sinds de oprichting in 2002 houden wij ons bezig met “Beleggen met behulp van de computer”. Het accent ligt daarbij op het vergroten van de kennis van het ontwikkelen en exploiteren van handelssystemen. Deze zijn vooral gebaseerd op methoden uit de kwantitatieve en statistische analyse. Uiteraard wordt daarbij ook aandacht besteed aan ondersteunende software. Regelmatig besteden we echter ook aandacht aan andere vormen van beleggen zoals Fundamentele analyse. Daarbij gaan we altijd uit van het beschrijven en bespreken van een gestructureerde aanpak die gebaseerd is op objectieve grondslagen.  Wij komen 9 keer per jaar bijeen. Afwisselend in Berkel & Rodenrijs en Delft. Klik hier voor meer info    Contactadres: jhbvdmeulen@kpnmail.nl Meedoen kan Bron: Redactie HCC Beleggen De HCC Beleggen organiseert een aantal activiteiten. De bekendste activiteiten die wij organiseren zijn de beleggersymposia die we tweemaal per jaar houden in De Bilt. Met name voor de organisatie van deze symposia zijn wij voortdurend op zoek naar mensen die een bijdrage willen leveren aan de totstandkoming van onze symposia. Het is niet alleen leuk om dergelijke evenementen te organiseren, maar het is ook een ideale gelegenheid om je netwerk uit te breiden met interessante contacten. Maar ook andere dingen doen zoals het geven van een aardige lezing, met anderen handelsstrategieën uitwerken, software onder de knie krijgen of gewoon een groep vormen waarmee je samen de markt analyseert/bespreekt, behoort tot de mogelijkheden. Ook deelname aan redactie van de website, de nieuwsbrieven, het beheren van het forum of website of delen daarvan behoort tot de mogelijkheden. Ook zonder deel uit te maken van de organisatie kunt u vanzelfsprekend ook meedoen aan een van de Regio- of Belangstellingsgroepen. Ben je enthousiast en denk je dat een vrijwilligersfunctie jou op het lijf geschreven is, neem dan contact op met het bestuur Klik Hier Terug naar Inhoud | HCC beleggen Website | HCC beleggen Vacatures | Adverteren | Forum | Downloads  Disclaimer: Deze publicatie komt tot stand op de redactie van beleggersonline.nl de website van de HCC IG Beleggen. Noch de mate waarin de berichten, voorgestelde scenario’s, risico’s en voorspellingen de marktverwachtingen weerspiegelen, noch de mate waarin zij in de realiteit zullen tot uiting komen, kunnen worden gewaarborgd. De voorspellingen zijn indicatief. De gegevens in deze publicatie zijn algemeen en louter informatief. Ze mogen niet worden beschouwd als beleggingsadvies. De schrijver(s) van deze publicatie en het bestuur van de HCC IG Beleggen en/of de Redactie van de Nieuwsbrief zijn derhalve niet aansprakelijk voor eventuele verliezen. De waarde van uw beleggingen kan fluctueren, behaalde resultaten uit het verleden geven geen garantie voor de toekomst.

3 juni 2014

...

Nieuwsbrief20140501

Mei 2014 Beleggingsmix en rente-afdekking bepalend voor herstel pensioenfondsen Beleggen volgens de 4W Methode Scoor financieel adviseurs op onafhankelijkheid Risico beleggingsfondsen te laag voorgespiegeld Doe het zelf Due Diligence Info over publicaties van de ECB Meedoen kan Beleggingsmix en rente-afdekking bepalend voor herstel pensioenfondsen Bron: DNB De gemiddelde dekkingsgraad van pensioenfondsen is per saldo met 15% gestegen vanaf het begin van de periode van herstelplannen in 2009. Daardoor is een kwart van de daling van de dekkingsgraad ten tijde van de kredietcrisis inmiddels goedgemaakt. Fondsen die veel belegden in aandelen en zich indekten tegen het risico van rentedaling zagen de grootste stijging. Herstelplannen pensioenfondsen Na het uitbreken van de financiële crisis moesten veel pensioenfondsen (circa 75% van de pensioensector) begin 2009 een herstelplan opstellen om hun dekkingsgraad binnen vijf jaar weer op peil te krijgen. Eind  2013 liepen deze herstelplannen af en was het tijd de balans op te maken. Het herstel van de dekkingsgraad is vooral toe te schrijven aan de stijgende koersen van zakelijke waarden (aandelen). Maar omdat de rente verder daalde en de levensverwachting opliep bleef het herstel relatief beperkt. Al met al is circa een kwart van de oorspronkelijke daling van de dekkingsgraad sinds de kredietcrisis (2e helft 2007-eind 2008) weer goedgemaakt.   Ontwikkeling dekkingsgraad De ontwikkelingen sinds de beginperiode van de kredietcrisis (2e helft 2007-eind 2008), dus in de vijfjaars herstelperiode van 2009 tot en met 2013, geven een illustratie van de belangrijkste determinanten van de dekkingsgraad: de rente en de aandelenkoersen. In hun beleggingsgedrag spelen de fondsen hier op in. Een derde determinant, de stijging van de levensverwachting, kunnen de fondsen vrijwel niet beheersen. In figuur 1 is te zien is dat de aandelenkoersen in juni 2007 (begin van de grafiek) 80% hoger lagen dan eind 2008 en dat de rente ruim 20% hoger lag. De dekkingsgraadindex ligt hier tussenin, ruim 60% hoger dan de dekkingsgraad ultimo 2008. In de 5-jaarsperiode vanaf het moment van de herstelplannen is de aandelenindex weer teruggekeerd naar het niveau van voor de kredietcrisis, terwijl de rente nog verder is gedaald. De dekkingsgraadindex ligt hier weer tussenin. Figuur 1: Verandering dekkingsgraad juni 2007 - december 2013 Verandering dekkingsgraad jun2007-dec2013 Deze figuur toont de relatie tussen de gemiddelde dekkingsgraad van de fondsen in herstel en de rente- en aandelenindex. De aandelenindex is gebaseerd op MSCI (wereldwijde aandelen). De rente-index geeft de invloed van de rente op de waarde van de verplichtingen weer.Vertrekpunt is de uitgangspositie ten tijde van het opstellen van  de herstelpannen (ultimo 2008): alle indexcijfers zijn daar op 100% gezet. Uit de grafiek valt op te maken dat de aandelenkoersen en de rentestand belangrijke 'drivers' zijn van de dekkingsgraad. Verandering van aandelenkoersen werken gemiddeld voor 40% door in de dekkingsgraad omdat ongeveer 40% in aandelen wordt belegd. De verandering van de rente werkt globaal voor 50% door in de dekkingsgraad omdat fondsen gemiddeld de helft van het renterisico afdekken. Overigens zijn dit niet alle factoren die de dekkingsgraad bepalen. Zo speelt ook het rendement op andere beleggingen, zoals vastgoed en credits, een rol.     Verschillen in herstel van pensioenfondsen De getoonde ontwikkeling van de dekkingsgraad in figuur 1 is het gemiddelde van 150 fondsen. Tussen de fondsen bestaan echter grote verschillen (zie figuur 2). Figuur 2: Stijging dekkingsgraad tijdens herstelplan (2009-2013) Stijging dekkingsgraad tijdens herstelplan (2009-2013) De belangrijkste verklaringen voor de onderlinge verschillen in dekkingsgraadontwikkeling zijn: Het gekozen rente-afdekkingsbeleid: het renterisico afdekken was gunstig in de onderzochte periode omdat de rente is gedaald. De verdeling van de beleggingsportefeuille: een hoog percentage belegd in aandelen was gunstig in de onderzochte periode. Bijdragen aan het fonds: Premiebetalingen en bijstortingen van de sponsor kunnen bijdragen aan het herstel. Gevoeligheid voor de gestegen levensverwachting (groter voor fondsen met relatief veel jongere deelnemers). De combinatie van al deze factoren bepaalt uiteindelijk de ontwikkeling van de dekkingsgraad en daarbij mede of het fonds noodmaatregelen (korten van rechten) heeft moeten toepassen. Een tegenvallende dekkingsgraadontwikkeling hoeft overigens niet te betekenen dat sprake is van slecht beleid. Door het nemen van risico’s kunnen op langere termijn hogere verwachte rendementen worden behaald die bijvoorbeeld kunnen worden aangewend voor indexatie. De keerzijde dat genomen risico’s achteraf slecht kunnen uitpakken, is daaraan echter inherent. De Nederlandsche Bank ziet erop toe dat de risico’s door de fondsen voldoende beheerst worden en dat de risico’s worden genomen in het belang van de deelnemers c.q. met wat met de deelnemers is afgesproken. advertentie Terug naar Inhoud RG Flevoland-Overijssel RG Flevoland-Overijssel is een van de HCC Beleggen Regio Groepen. Dit zijn regio georienteerde groepen van beleggers die geregeld bijeenkomen om in ontspannen sfeer met elkaar ervaringen, kennis en beleggings ideeën te delen  Onderwerpen als ervaring met broker software, handelssystemen, indicatoren, werking van opties/turbo's enz. kunnen aan bod komen. Benieuwd geworden naar deze groep beleggers, meld je dan per email aan bestuur@beleggersonline.nl . Beleggen volgens de 4W Methode Bron: Hans Bannink  Al 20 jaar beleg ik op de beurs. In het begin had ik wel eens winst wat mij aanspoorde om verder te gaan beleggen met….. u raad het al: VERLIES. Ik volgde de beurs volgens het kuddegedrag model. Ik liep mee met de tendens die de markt had. Ik had geen enkele notie van weerstandsniveaus, stop loss momenten. Sterker nog technische- en fundamentele analyse was mij ook volkomen vreemd. Ook had ik geen kennis van cycles en wist ook niets van een bollinger bands, fibonacci, en moving average, keltner channels, hurst cycles, kop-schouderpatronen, rsi, stijgende en dalende trend. En zo kan ik nog wel even doorgaan. In het land van beleggen barst het van toetsingscriteria die een indicatie zijn voor hoe in de markt te bewegen. In de loop der jaren werd ik door verschillende mensen geattendeerd op al deze instrumenten. Het hielp mij echter niet om echt winst te maken, laat staan gestructureerd winst te maken. Uiteindelijk ben ik zelf gaan kijken wat voor mij belangrijk is bij beleggen. Uitgangspunt is de beurswijsheid: laat je winst oplopen en beperk je verlies. Maar hoe doe je dat dan vroeg ik mij af. Ik kan wel gaan beleggen met allerlei instrumenten zoals ik hierboven beschreef, echter ik haal er niet de winst uit die ik wil. Weet Waneer Wat Welk Hans Bannink Een initiatief van Hans en Erik Bannink, die als particuliere beleggers meer dan 15 jaar actief beleggen op de beurs. Dat proces heeft uiteindelijk geleid tot de ontwikkeling van mijn eigen filosofie: Weet Wanneer je Wat op Welk moment moet doen bij stijgende, gelijkblijvende en dalende koersen en houd je er ook aan. Deze criteria geconcretiseerd krijgen was een zeer lastig proces. Waar het om gaat is dat ik van te voren precies weet wanneer ik moet gaan ingrijpen en zelfs ook al weet wat ik na dit ingrijpen vervolgens weer moet doen. Stukken verkopen om verlies te beperken of winst binnen te halen is stap 1. Daarna moet ik ook weten wat ik dan weer moet doen. Middels het werken met de iron condor op de AEX weet ik nu precies wanneer ik moet ingrijpen in mijn posities en weet ik tevens ook welke posities ik daarna moet innemen. Concreet houd dit het volgende in: Wanneer op bijvoorbeeld een ironcondor de put positie op verlies staat dan moet ik altijd in staat zijn om terug te rollen zonder verlies (of tegen een vooraf bepaald minimum verlies). Wat ik dan vervolgens doe is de putspread naar een andere positie terugrollen. Welk moment bepaal ik aan de hand van een door mijzelf bepaald stoploss  die voldoet aan meerdere criteria. Kortom ik Weet dus van tevoren wanneer ik moet ingrijpen. Daarnaast geldt de 4 W methode ook voor wat te doen bij oplopende winst en bij zijwaarts bewegende koersen. Belangrijk uitgangspunt in het werken volgens de 4 W methode is dat ik rust in mijn portefeuille heb. Ik hoef niet meer steeds te wikken en te wegen of ik moet ingrijpen. Ook hoef ik niet meer lang na te denken wat ik moet doen als ik heb ingegrepen, dat staat namelijk ook al vast. Bijkomend voordeel is dat ik niet meer allerlei onderzoeken hoef te doen op mogelijke marktontwikkelingen en analyses hoef te volgen van allerlei beurskenners. Ze kunnen hun waarde hebben, maar ik hoef mij er niet meer door te laten bepalen. Het enige wat voor mij telt is: als de beurs een bepaalde beweging maakt (omhoog, gelijk of omlaag) dan weet ik van te voren al wat ik moet doen. Voor mijn nachtrust is dat bijzonder prettig. En bovenal, daar gaat het uiteindelijk om, elk jaar kan ik een mooie winst van gemiddeld meer dan 20% bijschrijven op mijn rekening. Het werken volgens de 4W methode zou voor iedere belegger een goed hulpmiddel zijn. Er is veel meer rust in de portefeuille en je komt niet meer zo snel voor verrassingen te staan. Bovendien zie je aankomen of je moet ingrijpen of niet. Waar het om gaat is dat je als belegger van te voren moet Weten Wanneer je Wat op Welk moment moet doen. Het maakt niet uit hoe je belegt. Als je volgens de 4 W methode toetst, heb je meer grip op je belegging! Terug naar Inhoud Doe het zelf beleggers in de regio Helmond Wij zijn een klein studie-beleggerclubje dat zich richt op het uitwisselen van kennis en ervaringen om zelf actief en succesvoller te kunnen beleggen. Wat we doen?: We bespreken elkaars aanpak en strategieën, wisselen criteria uit die iedereen maakt bij de keuzes van aandelen, opties en andere derivaten. Ook gaan we dieper in op specifieke (optie-) constructies die succesvol kunnen zijn. We nemen ook deel aan seminars of andere studiebijeenkomsten en wisselen alle relevante informatie over zelf beleggen uit. We komen elke 3e maandag van de maand bij elkaar en tussentijds wisselen we zaken uit via de mail. We zoeken uitbreiding van ons groepje met enkele actieve beleggers die kennis en ervaringen willen delen om beter voorbereid te kunnen beleggen. Neem bij interesse contact op via de mail met het bestuur van de HCC Beleggen. Vermeld in de mail dat het om de groep Helmond gaat. Terug naar Inhoud Scoor financieel adviseurs op onafhankelijkheid Bron: Fred de Jong, Me Judicexyz De consument is gebaat bij het publiceren van een score die de mate van onafhankelijkheid van financieel adviseurs weergeeft. Dit komt de kwaliteit van het advies ten goede. Daarnaast kunnen consumenten zo makkelijker onafhankelijke adviseurs herkennen. Een maatstaf voor onafhankelijkheid is eenvoudig te maken, stelt Fred de Jong. Provisieverbod niet afdoende De mate van onafhankelijkheid van een financieel adviseur hangt sterk af van het verdienmodel en zeggenschapsverbanden. Van oudsher werden tussenpersonen (onafhankelijke financieel adviseurs) via provisie betaald door de aanbieders van financiële producten, de banken en verzekeraars. Deze prikkel heeft er mede toe geleid dat financieel advies tot een productgedreven markt is verworden in plaats van adviesgerelateerd. Er moest een product worden geadviseerd om inkomsten te verdienen. Met de invoering van een provisieverbod per 2013 tracht de overheid de financiële banden tussen banken en verzekeraars enerzijds en tussenpersonen anderzijds door te knippen. Om daarmee ook de onafhankelijkheid van het advies door tussenpersonen beter te waarborgen. De overheid heeft er echter voor gekozen om provisie alleen te verbieden voor de advisering in complexe en impactvolle financiële producten. Onafhankelijke financieel adviseurs kunnen dus nog steeds provisie ontvangen voor hun bemiddeling in schadeverzekeringen en consumptief krediet. Fred de Jong (1971) Zelfstandig onderzoeker/adviseur op het gebied van financiële markten De specialiteit van Fred de Jong is de intermediaire bedrijfstak (markt voor tussenpersonen en financieel adviseurs). Over die markt heeft hij een economisch proefschrift geschreven waarop hij in 2010 is gepromoveerd bij de Universiteit van Amsterdam. Fred de Jong is ruim 12 jaar werkzaam in de markt voor financiële dienstverlening. Eerst als hoofd onderzoek bij Bureau D & O, later als beleidscoordinator en bestuurssecretaris van de intermediaire brancheorganisaties NVA, Federatie FIDIN en VvHN. Verder is hij als docent en onderzoeker verbonden aan het Amsterdam Centre for Insurance Studies van de Universiteit van Amsterdam. Maar ook zonder de aanwezigheid van een provisieprikkel bestaan er nog andere vormen van financiële banden tussen aanbieders en adviseurs. Bijvoorbeeld financieringen van de portefeuille of het bezit van aandelen. Het is dan ook de vraag in hoeverre tussenpersonen na invoering van het provisieverbod daadwerkelijk onafhankelijk zijn. Veel tussenpersonen zijn beperkt in het aantal aanbieders waarmee men kan samenwerken. Banken en verzekeraars willen niet met elke adviseur zaken doen en tussenpersonen maken soms gebruik van preferred suppliers. De echt onafhankelijke tussenpersonen hebben verder moeite om hun onderscheidende waarde ten opzichte van verkoopadviseurs bij banken en verzekeraars duidelijk te maken. Scoren op onafhankelijkheid Gezien de verschillende definities van de term onafhankelijkheid, is het verstandig om deze term niet willekeurig te gebruiken. Beter is het om een oplopende schaal van onafhankelijkheid te gebruiken. Bijvoorbeeld van nul (totaal afhankelijk) naar tien (totaal onafhankelijk). Daartoe zou een onafhankelijkheidslabel moeten worden ingesteld. Het aanbrengen van labels helpt consumenten beter geïnformeerde beslissingen te nemen. Zoals dat nu bijvoorbeeld ook gebeurt op het gebied van milieu en energie (auto’s, woningen, wasmachines etc.). De toezichthouder zou kunnen toezien op het juiste gebruik van de onafhankelijkheidsscore richting de consument in reclames, dienstenwijzers, website, en adviesgesprekken. Een model dat hiervoor kan worden gebruikt, is als volgt: voor elke vorm van onafhankelijkheid ontvangt een financieel adviseur een punt. Naarmate er meer punten worden gescoord, is de onafhankelijkheid groter, met een maximum van tien punten bij een kantoor dat als 100 procent onafhankelijk kwalificeert. Scoretabel voor bepalen onafhankelijkheid tussenpersoon (10 punten = maximaal onafhankelijk) Beloning geheel op basis van provisie cliënt (ook schadeverzekeringen) Eigen AFM-vergunning bemiddelen of adviseren Geen volledig eigendom van een bank of een verzekeraar Geen contractuele productieverplichting Geen hypotheek op kantoorpand door aanbieder waarmee een samenwerkingsovereenkomst is gesloten Geen lening bij aanbieder waarmee samenwerkingsovereenkomst is gesloten Geen voordelige financiering van de portefeuille Geen voorkeursmaatschappijen (evenredige spreiding van productie). Bij elk advies wordt een zo groot mogelijk aantal producten en aanbieders betrokken in de analyse. Niet meer dan 10 procent aandelenbezit door een aanbieder Niet meer dan 50 procent aandelenbezit door een aanbieder Overigens zegt deze scoretabel nog niet alles over de kwaliteit van een intermediair. Ook een kantoor dat op basis van deze objectieve criteria 100 procent onafhankelijk is, kan in haar gedragingen verkeerde adviezen geven of met een zeer beperkt aantal aanbieders samenwerken. Het model kan wel helpen om de consument de mate van onafhankelijkheid van een intermediair, voorafgaand aan het advies vast te laten stellen. Omdat de kans op een goed advies groter wordt naarmate de onafhankelijkheid toeneemt. En daarmee wordt in ieder geval een deel van de informatiekloof gedicht. In het beschreven model onafhankelijkheidslabel is de manier van beloning van de intermediair niet belangrijker dan de andere aspecten van onafhankelijkheid, omdat daarover voor de consument geen onduidelijkheid bestaat. Door de invoering van het provisieverbod, bij complexe en impactvolle producten, en de toegenomen (weliswaar passieve) transparantie bij schadeverzekeringen, is het voor de consument helder of een intermediair door de aanbieder wordt betaald of dat de klant zelf direct aan het intermediair de beloning betaalt via een vergoeding (urendeclaratie, abonnement of vast tarief). Het volledige artikel is hier te raadplegen. Terug naar Inhoud Risico beleggingsfondsen te laag voorgespiegeld Bron: AFM Volgens de AFM is de risicometer voor beleggingsfondsen die beleggen in illiquide activa minder geschikt om beleggers inzicht te geven in de risico’s die ze lopen. In de regel wordt het risico te laag voorgespiegeld. Om welke fondsen gaat het? De beleggingsinstellingen waarvoor de risicometer minder geschikt is, hebben gemeenschappelijk dat ze (indirect) investeren in beleggingen waarin niet of weinig wordt gehandeld. Deze beperkte of ontbrekende handel maakt dat de schommeling van het historisch rendement (ofwel volatiliteit) van de belegging laag is. De volatiliteit bepaalt juist de stand van de risicometer. Hoe lager de volatiliteit, hoe lager de stand van de risicometer. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld fondsen die beleggen in beursgenoteerde effecten. Een lage score op de risicometer - die geheel volgens de regels is berekend - geeft in een dergelijk geval slechts een beperkt beeld van de belangrijkste risico’s. Juist bij dit type fondsen is het dan ook belangrijk dat beleggers informatie als het prospectus en de Essentiële Beleggersinformatie raadplegen. Daarin staan de belangrijkste risico’s vermeld. Oproep Omdat het gebruik van de risicometer in deze specifieke gevallen beleggers een te beperkt beeld van de belangrijkste risico’s kan geven, verzoekt de AFM beheerders van beleggingsinstellingen die beleggen in illiquide activa, de risicometer niet langer op te nemen in reclame-uitingen. De AFM vraagt om de mededeling ‘loop geen onnodig risico, lees de Essentiële Belegginsinformatie’ wel op te nemen. Als partijen twijfelen of dit verzoek van toepassing is op de belegginginstellingen waarvoor zij reclame maken, kunnen zij contact opnemen met de AFM via vragen.informatieverstrekking@afm.nl. Raadpleeg ook onze Q&A. De toezichthouder zal ook zelf partijen benaderen voor wie de risicometer minder geschikt is met het verzoek deze niet langer in reclame-uitingen te gebruiken. Regelgeving aanpassen De AFM overlegt met het ministerie van Financiën over mogelijke aanpassingen van de regelgeving, met betrekking tot de weergave van beleggingsrisico’s. Ze zal, waar nodig, de markt daarover raadplegen. Terug naar Inhoud Doe het zelf Due Diligence  Bron: Esgher van Oosterbosch, De Veste Om in Nederland een beleggingsfonds aan te mogen bieden is een vergunning vereist. Een dergelijke vergunning wordt verleend door de Minister van Financiën. Belast met het toezicht op vergunninghoudende instanties zijn de Autoriteit Financiële Markten en De Nederlandsche Bank. De focus bij het verstrekken van een vergunning is vooral gericht op operationele risico’s binnen een onderneming en op de deskundigheid en betrouwbaarheid van het management. Toezichthouders zijn er expliciet niet om beleggers te beschermen tegen beleggingsrisico’s. Dergelijke risico’s vormen immers de bron van het uiteindelijk te behalen rendement. Sinds enkele jaren is het echter mogelijk om een fonds aan te bieden zonder dat hiervoor een vergunning is vereist. Er is in dit geval sprake van ‘vrijstelling van vergunningplicht'. Een dergelijke vrijstelling wordt verleend indien ".. aangeboden beleggingsobjecten slechts kunnen worden verworven tegen een economische tegenwaarde van ten minste € 100.000 "  (bron: www.rijksoverheid.nl).      Ofwel, vrij vertaald : de minimum investering in een fonds moet € 100.000 bedragen. De achterliggende gedachte bij deze vrijstelling is dat dergelijke bedragen over het algemeen zullen worden geïnvesteerd door participanten waarvan mag worden verondersteld dat zij voldoende deskundig en professioneel zijn om het kaf van het koren te scheiden. Over de vraag of een dergelijk criterium afdoende is om professinele van niet professionele beleggers te scheiden kan uiteraard worden gediscussieerd. Feit is dat het aantal fondsen dat gebruik maakt van deze vrijstelling de afgelopen jaren is gegroeid. En zoals onlangs is gebleken heeft een aantal van deze 'beheerders' het niet al te best voor met haar investeerders getuige de vermeende wanpraktijken bij Golden Sun en Royal Dubai (waarmee mogelijk reeds een antwoord is gegeven op de hierbovengestelde vraag). Niet onder toezicht staande fondsen met een investeringsdrempel van € 100.000 komen hierdoor in een kwaad daglicht te staan en het vertrouwen van (potentiële) investeerders in deze fondsen neemt zienderogen af. Investeren in fondsen zonder vergunning is echter niet per definitie af te raden, er kunnen ook goede redenen zijn om geen vergunning aan te vragen. Wel is het raadzaam om vooraf eigen onderzoek te doen. 1. Onafhankelijke bewaarder Beschikt het fonds over een onafhankelijke bewaarder? De bewaarder houdt het geld onder zich, de fondsmanager kan hier niet rechtstreeks over beschikken. Zonder tussenkomst van de bewaarder gebeurt er niets, met de noorderzon vertrekken wordt dus een stuk lastiger. Let wel goed op dat de bewaarder en beheerder ook echt onafhankelijk zijn! 2. Vraag een prospectus aan Vraag altijd een prospectus aan! Een fonds dat is vrijgesteld van vergunningplicht hoeft geen prospectus op te stellen, maar investeren zonder prospectus is absoluut af te raden. Lees het prospectus en controleer op de aanwezigheid van namen van betrokken partijen. En controleer vervolgens of deze partijen bestaan en daadwerkelijk betrokken zijn bij de organisatie. Vermijd fondsen met een vaag en slordig prospectus. 3. Accountant en jaarrekening Indien een fonds al wat langer bestaat zal ongetwijfeld een jaarrekening beschikbaar zijn. Altijd opvragen en doornemen! Misschien nog wel belangrijker: neem contact op met de accountant die de jaarrekening heeft goedgekeurd om te controleren of deze inderdaad bekend is met de organisatie. 4. Check het handelsregister van de KvK In het handelsregister van de Kamer van Koophandel is interessante informatie te vinden over de beheerder van een fonds. Denk hierbij aan datum van oprichting, eigendomsverhoudingen en samenstelling directie. Ook kan informatie worden opgevraagd over het eigen vermogen en de resultaten over voorgaande jaren. Mogelijk moet voor deze en andere informatie een beperkte vergoeding worden betaald, maar deze ‘investering’ staat in schril contrast tot de € 100.000 waarvoor u mogelijk gaat deelnemen! 5. Breng een bezoek aan de manager Het lijkt een overbodige tip, maar in de praktijk blijkt dat slechts weinig investeerders de moeite nemen om een bezoek te brengen aan het kantoor van een fondsmanager. Het kost misschien een paar uur, maar het is altijd prettig om te weten aan wie u uw geld gaat toevertrouwen.  Terug naar Inhoud Info over publicaties van de ECB Bron: Redactie De ECB (Europese Centrale Bank) geeft diverse publicaties uit die informatie bevatten over haar kernactiviteiten: monetair beleid, statistiek, betalings- en effectenverkeer, financiële stabiliteit en toezicht, internationale en Europese samenwerking en juridische zaken. Hiertoe behoren ondermeer: Officiële publicaties Jaarverslag Convergentieverslag Maandbericht WetenschappelijKe publicaties Legal Working Papers Occasional Papers Research Bulletin Working Papers Overige / taaKgebonden publicaties Enhancing monetary analysis Financial integration in Europe Financial Stability Review Statistics Pocket Book (pdf: april 2014) The European Central Bank: geschiedenis, rol en functies The international role of the euro De uitvoering van het monetaire beleid in het eurogebied (‘Algemene Documentatie’) Het monetaire beleid van de ECB The payment system Hiernaast publiceert de ECB brochures en informatiematieraal over een breed scala van onderwerpen, waaronder de eurobankbiljetten en -munten, en verslagen van seminars en conferenties. Een compleet overzicht van documenten (in pdf-vorm) gepubliceerd door de ECB en het Europees Monetair Instituut, de voorganger van de ECB van 1994 tot 1998, is te vinden op de website van de ECB, www.ecb.europa.eu/pub/. Met taalcodes is aangegeven in welke talen elk van de publicaties beschikbaar is. Tenzij anders vermeld, zijn overdrukken gratis te verkrijgen, los dan wel per abonnement, en zolang de voorraad strekt, via e-mail aan info@ecb.europa.eu. Terug naar Inhoud Meedoen kan Bron: Redactie HCC Beleggen De HCC Beleggen organiseert een aantal activiteiten. De bekendste activiteiten die wij organiseren zijn de beleggersymposia die we tweemaal per jaar houden in De Bilt. Met name voor de organisatie van deze symposia zijn wij voortdurend op zoek naar mensen die een bijdrage willen leveren aan de totstandkoming van onze symposia. Het is niet alleen leuk om dergelijke evenementen te organiseren, maar het is ook een ideale gelegenheid om je netwerk uit te breiden met interessante contacten. Maar ook andere dingen doen zoals het geven van een aardige lezing, met anderen handelsstrategieën uitwerken, software onder de knie krijgen of gewoon een groep vormen waarmee je samen de markt analyseert/bespreekt, behoort tot de mogelijkheden. Ook deelname aan redactie van de website, de nieuwsbrieven, het beheren van het forum of website of delen daarvan behoort tot de mogelijkheden. Ook zonder deel uit te maken van de organisatie kunt u vanzelfsprekend ook meedoen aan een van de Regio- of Belangstellingsgroepen. Ben je enthousiast en denk je dat een vrijwilligersfunctie jou op het lijf geschreven is, neem dan contact op met het bestuur Klik Hier  Terug naar Inhoud Disclaimer: Deze publicatie komt tot stand op de redactie van beleggersonline.nl de website van de HCC IG Beleggen. Noch de mate waarin de berichten, voorgestelde scenario’s, risico’s en voorspellingen de marktverwachtingen weerspiegelen, noch de mate waarin zij in de realiteit zullen tot uiting komen, kunnen worden gewaarborgd. De voorspellingen zijn indicatief. De gegevens in deze publicatie zijn algemeen en louter informatief. Ze mogen niet worden beschouwd als beleggingsadvies. De schrijver(s) van deze publicatie en het bestuur van de HCC IG Beleggen en/of de Redactie van de Nieuwsbrief zijn derhalve niet aansprakelijk voor eventuele verliezen. De waarde van uw beleggingen kan fluctueren, behaalde resultaten uit het verleden geven geen garantie voor de toekomst.

5 mei 2014

...

Nieuwsbrief20140401

April 2014 HCC Beleggen symposium a.s. zaterdag Europese Commissie kijkt toe terwijl Europa uit balans blijft Toekomstige rente Gebreken bij stemmen op afstand Checklists & stappenplannen van AFM Commentaren op de financiële markten 62ste  HCC Beleggen Symposium - Aanmelden en routebeschrijving Actieve leden gezocht HCC Beleggen symposium a.s. zaterdag 5 april in De Bilt. Bron: Redactie Aanstaande zaterdag, op 5 april 2014, zullen kundige Sprekers tijdens het 62ste HCC Beleggen symposium u laten zien hoe ook u op een lucratieve manier kunt beleggen. Uit onderzoek is gebleken dat  de samenstelling van uw beleggingsportefeuille een zeer groot effect op het uiteindelijke rendement en risico heeft.  Als voorbeeld laat Mebane Faber bijvoorbeeld in het boekje "The Ivy portfolio"  zien hoe u op een relatief simpele manier, met een portefeuille met een beperkt aantal ETFs, de beleggingsresultaten van professionele partijen kunt benaderen.De vraag hoe u uw portefeuille moet samen stellen is uiterst relevant. Hierbij spelen vragen als: welke sectoren en fondsen,individuele fondsen of  beleggingsfondsen/ETFs, aandelen, obligaties of anderszins, uitbesteden of zelfdoen, keuze op basis van fundamentele analyse of technische analyse, hoe is het risicomanagement geregeld etc. Kortom, er zijn vele keuzes te maken. Het gebruikmaken van smallcaps, dividend, analyses en strategieen, maar ook handelen op een professionele wijze, kan uw rendament in belangrijke mate positief beinvloeden. Elke spreker zal vanuit zijn eigen invalshoek en ervaring een bijdrage aan dit boeiendeonderwerp, "Overweeg uw portefeuille", leveren en vele vragen op het gebied van portefeuillebeheer behandelen. Tot zaterdag  P.S. Vergeet niet u even in te schrijven Klik hier Terug naar Inhoud advertentie Terug naar Inhoud RG Flevoland-Overijssel RG Flevoland-Overijssel is een van de HCC Beleggen Regio Groepen. Dit zijn regio georienteerde groepen van beleggers die geregeld bijeenkomen om in ontspannen sfeer met elkaar ervaringen, kennis en beleggings ideeën te delen  Onderwerpen als ervaring met broker software, handelssystemen, indicatoren, werking van opties/turbo's enz. kunnen aan bod komen. Benieuwd geworden naar deze groep beleggers, meld je dan per email aan bestuur@beleggersonline.nl . Europese Commissie kijkt toe terwijl Europa uit balans blijft Bron: Maartje Wijffelaars, Hans Stegeman, Me Judice 17 maart 2014 In het kader van de Macroeconomic Imbalance Procedure (MIP)van de Europese Commissie kwamen onlangs landenevaluaties uit. Deze procedure zou er voor moeten zorgen dat lidstaten hun beleid zo inrichten dat ze de hierin door de Europese Commissie geconstateerde onevenwichtigheden reduceren. In de huidige status wordt dit in de MIP echter onvoldoende afgedwongen. Volgens Rabo-economen Wijffelaars en Stegeman zou de sanctieprocedure van de MIP meer in lijn moeten worden gebracht met die van het Stabiliteits- en Groeipact, zodat Europa de macro-economische onevenwichtigheden evenwichtiger aanpakt. Derde maal op zoek naar onevenwichtigheden De procedure voor macro-economische onevenwichtigheden (Macroeconomic Imbalance Procedure, MIP) van de Europese Commissie (EC) is in december 2011 opgezet en in 2012 voor het eerst in werking getreden. De procedure is gericht op het opsporen, voorkomen en corrigeren van macro-economische onevenwichtigheden die het functioneren van de Europese Unie in gevaar zouden kunnen brengen. Met een aantal stappen signaleert de MIP trends die tot ' booms en busts' zouden kunnen leiden. Vervolgens zou het moeten helpen de juiste beleidsreacties vorm te geven om deze risico’s in te perken en te beheersen. De eerste stap is het schrijven van het Waarschuwingsmechanismeverslag (Alert Mechanism Report, AMR) dat de Europese Commissie (EC) ieder jaar in november publiceert. [1] Deze indicatoren zijn momenteel: de lopende rekening van de betalingsbalans, de netto internationale investeringspositie, de reële effectieve wisselkoers, het exportmarktaandeel, de nominale arbeidskosten per eenheid product, de reële huizenprijzen, de kredietstromen naar de private sector, de schuld van de private sector, de overheidsschuld, het werkloosheidspercentage en de verplichtingen van de financiële sector. Het scorebord kan met de tijd qua samenstelling veranderen als dit nodig wordt geacht. Aan de basis van dit rapport ligt een scorebord met 11 indicatoren [1] . Aan deze indicatoren is een drempelwaarde voor het niveau of de groei gekoppeld die bij overschrijding een (op komst zijnde) onevenwichtigheid signaleert. In totaal rinkelden er in november 2013 voor het AMR 2014 (met cijfers over 2012) voor de gehele Europese Unie maar liefst 99 van de 306 alarmbellen. Dit betekent niet alleen dat er ten opzichte van een jaar eerder weinig vooruitgang is geboekt met het terugdringen van macro-economische onevenwichtigheden (voor het AMR 2013 gaf het scorebord twee waarschuwingen meer af, figuur 1), maar ook dat nog altijd bijna 1/3 van het totaal aantal alarmbellen is afgegaan. Daarbij geeft kijken naar meer of minder waarschuwingen op basis van de drempelwaarden niet het volledige beeld over het af- of toenemen van de omvang van de onevenwichtigheden. Om dat laatste beter te kwantificeren, hebben we gekeken naar de beweging die indicatoren tussen het AMR 2013 en AMR 2014 hebben gemaakt ten opzichte van de drempelwaarden. Hieruit blijkt dat de situatie in zijn totaliteit zelfs is verslechterd, en meer nog dan uit de eerstgenoemde methode dat de aard van de onevenwichtigheden is veranderd (figuur 1). Indicatoren gerelateerd aan private schuldopbouw en nominale arbeidskosten per eenheid product hebben zich in de juiste richting bewogen ten opzichte van het AMR 2013. Tegelijkertijd zijn de indicatoren gerelateerd aan concurrentiekracht, werkloosheid en overheidsschuld verslechterd. Figuur 1: De EU blijft uit balans  Bron: Europese Commissie, Rabobank Naast het scorebord zelf wordt ook de economische interpretatie ervan en andere relevante informatie meegenomen in het waarschuwingsmechanismeverslag, om een zo duidelijk mogelijk beeld te krijgen van de staat van onevenwichtigheden in een economie. In het rapport concludeert de Commissie tot slot of ze een grondige analyse nodig acht om vast te stellen of de betreffende lidstaten maatregelen moeten nemen. Op basis van het AMR 2014 is besloten dat voor zestien lidstaten nader onderzoek moest worden gedaan, een zogenaamde in-depth review (zie ook Kamalodin, 2013). Stabiele onevenwichtigheden [2] De landen waarin de EC macro-economische onevenwichtigheden heeft vastgesteld zijn: België, Bulgarije, Duitsland, Ierland, Spanje, Frankrijk, Hongarije, Nederland, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. De landen waarin de EC excessieve onevenwichtigheden heeft vastgesteld zijn: Italië, Kroatië en Slovenië. [3] Om die reden maken Griekenland, Cyprus, Portugal en Roemenië ook dit jaar nog geen deel uit van de MIP. Zij worden al gemonitord in het kader van de hervormingen en bezuinigingen die ze moeten doorvoeren in ruil voor de financiële steun die ze ontvangen. Het beeld dat opdoemt uit de diepgaande evaluaties die de EC begin maart van dit jaar heeft gepubliceerd is hetzelfde als dat opdoemt uit het AMR. Het lijstje van landen waarin de EC naar aanleiding van de diepgaande evaluaties onevenwichtigheden heeft geconstateerd die moeten worden gemonitord en aangepakt, is niet korter geworden maar wel veranderd. Enerzijds zijn er in Malta en Denemarken in termen van de MIP geen onevenwichtigheden meer en bestempelt de EC die van Spanje niet langer als excessief. Anderzijds zijn Duitsland, Kroatië en Ierland aan het rijtje van landen met onevenwichtigheden toegevoegd, en beschouwt de EC de onevenwichtigheden in Italië en Kroatië nu, naast die van Slovenië, als excessief [2]. Een onevenwichtigheid wordt als excessief beschouwd als deze het functioneren van de EMU in gevaar brengt of kan brengen. Let wel, de verbeteringen in de eerstgenoemde landen betekenen volgens de EC niet dat er geen risico’s meer zijn, alleen dat de risico’s iets minder groot zijn. Tegelijkertijd moeten we in verband met de toevoeging van Ierland en Kroatië opmerken dat beide landen voorheen geen deel uitmaakten van de MIP, maar dat er zeker wel onevenwichtigheden waren. Ierland werd vorig jaar nog beoordeeld in het licht van het steunpakket dat het ontving van de Trojka [3] en Kroatië behoort pas sinds juli 2013 tot de Europese Unie. Een tandje erbij voor Duitsland en Italië Bij de evaluaties springen twee landen er uit, vooral omdat ze cruciaal zijn voor het wel en wee van de eurozone de komende jaren, namelijk Duitsland en Italië. Figuur 2: Lopende rekening van de betalingsbalans Duitsland blijft hoog Bron: Eurostat Duitsland, de grootste economie van de eurozone, is dus nieuw in de lange lijst met Europese landen met onevenwichtigheden. De voornaamste reden waarom de EC nu in het kader van de MIP onevenwichtigheden heeft gesignaleerd is het aanhoudende overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans (figuur 2). Naast een sterk concurrentievermogen van de Duitse economie impliceert het ook een lage binnenlandse vraag en mogelijk dat het land de grote hoeveelheid spaargeld niet optimaal benut doordat het te weinig investeert in rendabele projecten binnen de grenzen. Daarbij remt de lage investeringsgraad niet alleen de actuele maar ook de potentiële groei van het Duitse BBP-volume. Gezien de omvang van de Duitse economie kan de bovenstaande onevenwichtigheid ook de groei van de economie van de eurozone remmen, terwijl de lage binnenlandse vraag de herbalancering binnen de eurozone bemoeilijkt. Immers, minder vraag uit Duitsland maakt het voor andere Europese landen lastiger om zich uit de crisis te exporteren. Het is goed dat de EC nu aandacht heeft voor dit soort onevenwichtigheden. Tot voor kort werden lopende-rekeningoverschotten de facto namelijk niet of nauwelijks gezien als een macro-economische onevenwichtigheid die risico’s met zich meebrengt. Figuur 3: Overheidsschuld Italië meer dan twee keer de drempelwaarde Bron: Eurostat In Italië vragen vooral de enorme publieke schuldenlast (figuur 3) en het uiterst zwakke concurrentievermogen om aandacht. Beide belemmeren niet alleen het functioneren van de Italiaanse economie maar kunnen ook het functioneren van de eurozone in gevaar brengen. Italië is de derde economie van het eurogebied en is Maartje Wijffelaars Rabobank Nederland Maartje Wijffelaars MSc. (1987) is sinds januari 2013 werkzaam bij het Directoraat Kennis & Economisch Onderzoek van Rabobank Nederland, in het team Internationaal Macro-economisch Onderzoek. Hiervoor heeft ze gewerkt aan de Universiteit van Antwerpen. Daar heeft zij onderzoek verricht naar de relatie tussen financiële instellingen en overheidsschuld in het eurogebied ten tijde van de crisis. Ze heeft International Economics and Finance gestudeerd aan Tilburg University. daarmee van grote invloed op het groeipotentieel van de eurozone. Daarnaast zouden betalingsproblemen gezien de hoogte van de overheidsschuld de onrust op de markten in alle hevigheid doen terugkeren, zeker omdat het onduidelijk is of Europa over voldoende middelen bezit om Italië in een dergelijke situatie te redden. De huidige lage inflatie en groei van het BBP-volume bemoeilijken het afbouwen van de overheidsschuld. Het is voor de economie van Italië dan ook cruciaal om de uiterst zwakke (of zelfs negatieve) productiviteitsgroei en de lange lijst van inefficiënties in de gehele economie en samenleving aan te pakken. Gezien de zwakke instituties, deels ook de oorzaak van deze problemen, is het maar de vraag of dit ook gaat lukken. Verwacht niet te veel van de MIP Het idee achter de MIP is prima. De eenzijdige nadruk op begrotingsdiscipline moest natuurlijk een tegenhanger krijgen in een procedure waarin ook onevenwichtigheden in economisch beleid worden aangepakt. Immers, een groot deel van die problemen op de overheidsbegroting zijn rechtstreeks afkomstig uit die macro-economische onevenwichtigheden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de verslechtering van de overheidsfinanciën in Spanje en Ierland. In beide landen heeft onder andere het uiteenspatten van een huizenmarktzeepbel via een diepe recessie en benodigde herkapitalisatie van banken, geleid tot enorme begrotingstekorten en een toename van de overheidsschuld. Maar daar waar de sanctieprocedure bij een buitensporig tekort overzichtelijk en grotendeels automatisch verloopt, is dit bij de in de diepgaande evaluaties geconstateerde onevenwichtigheden niet het geval. De gesignaleerde onevenwichtigheden kunnen dientengevolge lastig worden aangepakt. Zo zijn de eerdergenoemde verbeteringen in Luxemburg, Malta en Spanje ook niet toe te schrijven aan de MIP. Nationaal beleid en veranderende economische omstandigheden zijn daarbij de belangrijkste factoren. Dezelfde factoren dus die de onevenwichtigheden hebben doen ontstaan. De MIP is (nog) geen procedure waarmee lidstaten om de oren kunnen worden gemept. [4] Italië, Slovenië en Kroatië vallen vooralsnog ook enkel onder de preventieve tak. Als ze uiteindelijk in een EIP terecht zouden komen, vallen ze onder de corrigerende tak. [5] De Europese Raad (de staatshoofden van de EU-lidstaten, de voorzitter van de EC en de voorzitter van de Raad) moet de conclusie van de Commissie te allen tijde ofwel accepteren ofwel afwijzen en aanpassen. [6] Het Europees Semester is een jaarlijkse cyclus waarin de EC beoordeelt of de budgettaire en economische beleidsplannen van lidstaten in lijn zijn met het Stabiliteits- en Groeipact en de Macro-economische Onbalans Procedure, of dat de landen maatregelen dienen te nemen. De EC doet op basis van de ingediende stabiliteits- en convergentieprogramma’s en nationale hervormingsprogramma’s aanbevelingen aan de landen. Beleidsstappen door overheden zijn pas afdwingbaar als de procedure bij buitensporige onevenwichtigheden(Excessive Imbalances Procedure: EIP) van start gaat. Onder de preventieve tak, waar de landen met vastgestelde (niet-excessieve) onevenwichtigheden [4] nu terecht komen, kan de Europese Commissie (EC) wel beleidsaanbevelingen doen om deze af te bouwen, maar niet - op straffe van een boete - afdwingen. Tegelijkertijd heeft de EC aangegeven dat ze pas begin juni zal besluiten of ze het nodig acht dat de Europese Raad [5] een EIP opent voor de landen waar ze excessieve onevenwichtigheden heeft vastgesteld (Italië, Kroatië en Slovenië). De Commissie wil namelijk eerst de stabiliteits- en convergentieprogramma’s en nationale hervormingsprogramma’s beoordelen die de landen eind april indienen. Deze programma’s moeten de lidstaten in het kader van het Europees Semester [6] ieder jaar rond eind april aanleveren. Als de Commissie de hierin voorgenomen maatregelen voldoende acht, zal ze in juni naar verwachting de Europese Raad adviseren geen EIP te openen. Op deze manier zijn in 2013 Spanje en Slovenië ontsnapt aan de procedure. Dat is jammer, want hierdoor wordt de kans dat er ook daadwerkelijk iets verbetert in de onevenwichtigheden verkleind. Omdat de in de programma’s opgenomen hervormingen niet door een boete afdwingbaar zijn, is er geen financiële prikkel om deze daadwerkelijk door te voeren. Het moge duidelijk zijn dat de MIP in de huidige vorm onvoldoende in staat is om excessieve onevenwichtigheden en de daarmee samenhangende negatieve spillover-effecten te voorkomen of adequaat aan te pakken, zoals dat bij de begrotingsafspraken wel het geval is. Hans Stegeman Rabobank, Utrecht Hans Stegeman werkt sinds 2007 bij Economisch Onderzoek als econoom en sinds 2009 als hoofd van het team Nationaal Onderzoek. Daarbij is hij verantwoordelijk voor al het onderzoek van KEO naar de Nederlandse en regionale economie en huizenmarkt. Ook is hij een van de auteurs en projectleider van het onlangs verschenen boek "IN2030: Vier vergezichten". Hans studeerde Algemene Economie aan de Universiteit Maastricht en werkte hiervoor onder andere als onderzoeker bij het Centraal Planbureau. Verbeter de sanctieprocedure Wil dit zeggen dat de MIP beter kan worden afgeschaft? Nee, integendeel. Het feit dat onevenwichtigheden een crisis kunnen veroorzaken en de stabiliteit van de eurozone in gevaar kunnen brengen vraagt juist om een verbeterde en strengere procedure. Als we kijken hoe we de MIP in de huidige situatie (met in elf landen onevenwichtigheden en in drie landen excessieve onevenwichtigheden) van meer materiaal zouden kunnen voorzien om mee te meppen, moeten we ons richten op de strafmaat [7]. Voor wat betreft de landen die zich nu onder de preventieve tak bevinden, zouden de aanbevelingen van de EC, evenals bij het Stabiliteits- en Groeipact (SGP), op straffe van bijvoorbeeld een rentedragend deposito moeten kunnen worden afgedwongen. Bij het SGP kan de EC een lidstaat een dergelijk deposito opleggen als een land geen gehoor geeft aan een waarschuwing onder de preventieve tak. Daarnaast zou de EC altijd een EIP moeten starten zodra zij onevenwichtigheden als excessief bestempelt, evenals dat zij altijd een buitensporig tekortprocedure opent nadat zij een excessief tekort heeft vastgesteld in het kader van het SGP. Voor de EIP zouden de stabiliteits- en convergentieprogramma’s en nationale hervormingsprogramma’s die landen ieder jaar moeten indienen wel mogen fungeren als concept voor het plan met corrigerende maatregelen (Corrective Action Plan, CAP), maar een positieve beoordeling van deze programma’s moet er niet toe leiden dat de EC geen procedure start. Het CAP is een document waarin landen, die in een EIP terechtkomen, aan moeten geven hoe ze de geconstateerde excessieve onevenwichtigheden gaan terugdringen. De EC zal dan vervolgens beoordelen of zij de hierin genoemde maatregelen voldoende acht, met als belangrijkste effect dat de lidstaten een boete krijgen als ze (zonder geaccepteerde reden) afwijken van het plan. [7] Voor de duidelijkheid, we kijken hier omwille van de eenvoud nu dus niet naar de ogenschijnlijke willekeurigheid in het concluderen van het bestaan van (excessieve) onevenwichtigheden, in welke mate onevenwichtigheden via beleid kunnen worden aangepakt, en de invloed van de politiek doordat het eindoordeel altijd bij de Europese Raad ligt. De door ons voorgestelde wijzigingen betekenen per saldo dat de Europese Commissie meer mogelijkheden krijgt om macro-economische onevenwichtigheden aan te laten pakken en minder mogelijkheden overhoudt om landen aan een buitensporige onevenwichtighedenprocedure te laten ontsnappen. En dat is zeker nodig, omdat het Brussels beleidsinstrumentarium onevenwichtig is, waardoor de focus te veel komt te liggen op restrictief begrotingsbeleid. En economisch beleid is meer dan dat. Referenties Europese Commissie, 2013, Waarschuwingsmechanismeverslag 2014, COM(2013) 790 final, Brussel Europese Commissie, 2014, Resultaten van diepgaande evaluaties op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden , COM(2014) final, Brussel Kamalodin, S., 2013, Verbetert het waarschuwingsmechanismeverslag 2014 de economische herbalancering, Rabobank blog, Utrecht. Terug naar Inhoud Doe het zelf beleggers in de regio Helmond Wij zijn een klein studie-beleggerclubje dat zich richt op het uitwisselen van kennis en ervaringen om zelf actief en succesvoller te kunnen beleggen. Wat we doen?: We bespreken elkaars aanpak en strategieën, wisselen criteria uit die iedereen maakt bij de keuzes van aandelen, opties en andere derivaten. Ook gaan we dieper in op specifieke (optie-) constructies die succesvol kunnen zijn. We nemen ook deel aan seminars of andere studiebijeenkomsten en wisselen alle relevante informatie over zelf beleggen uit. We komen elke 3e maandag van de maand bij elkaar en tussentijds wisselen we zaken uit via de mail. We zoeken uitbreiding van ons groepje met enkele actieve beleggers die kennis en ervaringen willen delen om beter voorbereid te kunnen beleggen. Neem bij interesse contact op via de mail met het bestuur van de HCC Beleggen. Vermeld in de mail dat het om de groep Helmond gaat. Terug naar Inhoud Centrale banken communiceren over toekomstige rente Bronnen: DNB, Redactie Steeds vaker spreken centrale banken zich uit over de verwachte ontwikkeling van de beleidsrente (Forward guidance). Ook de Europese Centrale Bank doet dit. Onderzoek van DNB naar dit fenomeen in Zweden laat zien dat forward guidance een effectieve manier kan zijn om de lange rente te beïnvloeden zelfs als de beleidsrente (bijna) nul is. Goudschaaltje Wie belegt, investeert of handelt in financiële producten is enorm gespitst op de rente. Gaat de rente omhoog, daalt ze of blijft ze ongewijzigd? Vooral de rente op lange termijn is economisch belangrijk, onder meer omdat de lange rente een rol speelt bij grote bestedingen. De korte rente heeft op haar beurt invloed op de lange rente. Iedere beweging van een centrale bank wordt dan ook nauwlettend gevolgd. Forward Guidance, wat is dat eigenlijk? Forward guidance is een "tool", gehanteerd door een centrale bank waarbij deze kan uitspreken dat een bepaalde beleidslijn (met name het handhaven van beleidsrentes op het huidge niveau) aangehouden zal worden zolang aan bepaalde voorwaarden voldaan is. Hiermee wordt beoogd dat financiële markten het vertrouwen hebben dat de korte rente geruime tijd "vaststaat", hetgeen een drukkend effect heeft op de rentestand over die totale periode. (De yieldcurve* wordt als het ware "omlaag getrokken".) Het verhoopte effect is dat banken die lagere rentes zullen "doorgeven" aan hun kredietnemers; tevens heeft dit een verlagend effect op de rentelasten van overheden. In de literatuur wordt een onderscheid gemaakt tussen Delphic forward guidance, waarbij die beleidslijn wordt voortgezet totdat een bepaalde situatie bereikt is (bijvoorbeeld een bepaald werkloosheidsniveau), en Odyssean forward guidance, waarbij toegezegd wordt dat die beleidslijn ook zal worden voortgezet nadat daartoe in feite geen directe noodzaak meer bestaat. In de praktijk zullen uitlatingen van centrale banken vaak zodanige nuances bevatten dat de vraag welk type forward guidance nu wordt gehanteerd niet geheel eenduidig te beantwoorden is. Een voorbeeld van forward guidance (uit de persconferentie van de ECB van 6 maart 2014: "We firmly reiterate our forward guidance. We continue to expect the key ECB interest rates to remain at present or lower levels for an extended period of time. This expectation is based on an overall subdued outlook for inflation extending into the medium term, given the broad-based weakness of the economy, the high degree of unutilised capacity and subdued money and credit creation." * Een yieldcurve is een grafiek die het verband weergeeft tussen het rendement op overigens gelijke of vergelijkbare leningen met diverse looptijden En bij de bekendmaking van de rentebesluiten worden de woorden van een centralebank-president op een goudschaaltje gewogen. Ieder woord kan immers een toespeling bevatten op de ontwikkeling van de rente. Daarmee is het afgeven van signalen over de toekomstige rente bij uitstek een instrument voor monetair beleid, juist nu verder verlagen van de beleidsrente bijna niet meer mogelijk is.  Beleidsrente laag Om de economische neergang als gevolg van de crisis tegen te gaan, hebben centrale banken in onder meer het VK, de VS en het eurogebied de beleidsrente verlaagd tot praktisch nul. Maar dat betekent niet dat centrale banken geen speelruimte meer hebben om via het monetaire beleid invloed uit te oefenen op de economie. Naast de beleidsrente, kunnen centrale banken namelijk gebruikmaken van verschillende onconventionele maatregelen zoals het opkopen van activa of het verstrekken van extra leningen aan banken. Maar er is nog een maatregel die de laatste jaren steeds meer aan terrein wint: het afgeven van indicaties over de toekomstige ontwikkeling van de beleidsrente, ook wel forward guidance genoemd.  Onderzoek Forward guidance In haar communicatie over rentebeleid refereert de ECB sinds de afgelopen zomer aan het lange-termijn perspectief.ECB President Draghi verwoordde het als volgt: ‘The Governing Council expects the key ECB interest rates to remain at present or lower levels for an extended period of time.’ Dat was een nieuwe stap voor de ECB. Doordat de stap van de ECB recent is, is het nog niet mogelijk om de effecten van de ECB’s forward guidance vast te stellen. Sommige centrale banken maakten al voor het uitbreken van de crisis gebruik van forward guidance.  Dat geldt ook voor de centrale bank van Zweden, die naast steun aan banken ook het instrument van forward guidance inzette.  Uit recent onderzoek van DNB blijkt dat de monetaire autoriteiten in Zweden in staat zijn geweest de lange rente te beïnvloeden, zelfs toen de beleidsrente in 2009 en 2010 was gedaald tot (bijna) nul. Onderzocht is in hoeverre marktrentes met verschillende looptijden in Zweden al dan niet reageerden op nieuwe informatie over economische ontwikkelingen, zoals bbp-groei of inflatie. De Zweedse korte rente kon in 2009 en 2010 niet of nauwelijks meer op nieuws reageren. Maar lange rentes konden nog wel reageren, mits markten verwachtten dat op enig moment in de komende jaren de centrale bank haar beleid zou aanpassen op basis van de economische ontwikkelingen.  Het onderzoek laat zien hoe dit in de Zweedse casus het geval is geweest. Korte rentes, met een looptijd tot twee jaar, reageerden inderdaad veel minder op economisch nieuws toen de beleidsrente tot nagenoeg nul was gedaald. Voor rentes met een langere looptijd was de reactie op economisch nieuws echter even groot als in de jaren vóórdat de beleidsrente vrijwel tot nul was gedaald. Markten verwachtten dus dat op enig moment de beleidsrente wel degelijk weer zou gaan bewegen.  Het onderzoek toont zo dat een centrale bank nog steeds succesvol de huidige lange rente kan beïnvloeden door middel van forward guidance over de toekomstige korte rente. Links: The effect of the zero lower bound, forward guidance and unconventional monetary policy on interest rate sensitivity to economic news in Sweden BBC: Q&A: What is forward guidance? Terug naar Inhoud Gebreken bij stemmen op afstand Bron: AFM Stemmen op afstand bij aandeelhoudersvergaderingen kent gebreken en is voor verbetering vatbaar. Dat blijkt uit onderzoek van de AFM naar transparantie en verifieerbaarheid van de stemketen. De AFM komt tot deze conclusie onder meer op basis van gesprekken met de belangrijkste Nederlandse marktpartijen, waaronder bewaarbedrijven (custodians), stemketen dienstverleners, uitgevende instellingen en (vertegenwoordigers van) beleggers. Deze verkenning is maandag 24 maart gepubliceerd: Rapport: AFM onderzoek naar de stemketen Eén van de rechten van aandeelhouders is het kunnen stemmen over agendavoorstellen van de vennootschap. Lang niet alle aandeelhouders van de (grote) beursondernemingen wonen de Algemene vergadering van Aandeelhouders (AvA) fysiek bij. Uit praktisch oogpunt kiezen zij er vaak voor te stemmen bij volmacht en/of op afstand. Dit speelt vooral bij grensoverschrijdend stemmen en bij institutionele beleggers met internationaal gediversifieerde portefeuilles. Betrouwbare stemketen Echter, aandeelhouders én vennootschappen hebben geen of onvoldoende zicht en garantie of de stemmen die zijn uitgebracht daadwerkelijk en juist zijn doorgekomen in de stemketen. Door de toenemende aandacht voor betrokken aandeelhouderschap willen niet alleen beleggers, maar ook uitgevende ondernemingen meer inzicht in de wijze waarop beleggers betrokken zijn en hebben gestemd. Een betrouwbare stemketen draagt daaraan bij. Het gebrek aan verifieerbaarheid en transparantie van de stemketen heeft een aantal technische en juridische oorzaken. Het gaat hier om een groot aantal partijen dat gebruik maakt van verschillende systemen die niet op elkaar aangesloten zijn en het gebruik van verschillende elektronische documenten. Verschillen De bestaande Europese richtlijn laat veel ruimte voor verschillende implementatie in jurisdicties. Dit leidt onder meer tot verschillen in record dates (de datum waarop bepaald wordt of iemand stemgerechtigd is), maar ook tot interpretatieverschillen over wie de stemgerechtigde is. Ook hebben custodians, bewaarbedrijven die naast het bewaren van aandelen ook diensten verlenen rond het stemrecht van deze stukken, de vrijheid zelf te bepalen wat de sluitingsdatum is voor het uitbrengen van de stemmen, de zogeheten cut-off date. Dit alles is verwarrend en vergt veel maatwerk en kosten. Daarnaast is sprake van uiteenlopende belangen van de betrokken partijen waardoor, door belang bij behoud van de huidige situatie, of door gebrek aan een gevoel van urgentie, oplossingen niet actief worden nagestreefd. Dit leidt ertoe dat terugkoppeling van de uitgebrachte stemmen moeizaam verloopt of geheel uitblijft. Aanbevelingen en reacties In het rapport doet de AFM ook enkele aanbevelingen ter verbetering van de stemketen. Enerzijds is aanpassing van internationale en Europese regulering wenselijk, zoals harmonisatie van de termijnen van record date en cut-off date en verplichte medewerking door custodians. Gezien de internationale context en verwevenheid, biedt het enkel aanpassen van de Nederlandse regelgeving geen soelaas. Daarnaast ligt er een belangrijke rol voor marktpartijen in de stemketen. Bijvoorbeeld door het gebruik van gestandaardiseerde gegevensuitwisseling. Ook is er een rol voor de aandeelhouders zelf om te verlangen dat zij een bevestiging krijgen dat hun stem overeenkomstig de gegeven instructie is verwerkt en uitgebracht. De AFM zal zich inzetten het onderwerp op de agenda te zetten in (internationale) fora, zoals ESMA en bij de Nederlandse Monitoring Commissie Corporate Governance Code. De AFM heeft daarom haar rapport aangeboden aan de voorzitter van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code, de heer prof. dr. Van Manen. De Monitoring Commissie Corporate Governance Code zegt verheugd te zijn met het onderzoek dat de AFM presenteert en zal de uitkomsten meenemen in haar werk en onderzoek naar de rol van de aandeelhouder. Reacties van Vereniging voor effectenbezitters (VEB) en Eumedion als vertegenwoordigers van beleggers zijn opgenomen in eerder genoemd rapport:  "AFM onderzoek naar de stemketen" Terug naar Inhoud Checklists & stappenplannen Bron: AFM Heb je geen zin of tijd om je uitvoerig te verdiepen in financiële producten? Deze checklists en stappenplannen bieden goede tips en helpen je de juiste vragen te stellen en afwegingen te maken. Zo word je, zonder al te veel inspanning, financieel wijzer. De stappen van de klachtenprocedure Tips om misleidende informatie te herkennen Tips bij beleggen Check het spaarbeleid van jouw bank Checklist hypotheek adviesgesprek Checklist beleggen in vastgoed Checklist beleggen in obligaties Check je adviesgesprek beleggen in 12 vragen Tips bij beleggingsverzekering of woekerpolis Wel of geen advies? Tips voor het schrijven van een klachtenbrief Meer handige tips & tools Consumentenfolders Terug naar Inhoud Commentaren op de financiële markten Bron: Belfius Europa - Europese Bankenunie, tweede pijler: het akkoord is rond. Na meer dan 16 uur onderhandelen tussen de Europese Commissie, de Raad en het Parlement werd een akkoord bereikt over de tweede pijler van de bankenunie. Ook al zou dit akkoord minimalistisch kunnen worden genoemd, toch legt het de basis voor de systemen en Europese fondsen voor de redding van de Europese banken. De Duitse ZEW-index is fors teruggevallen in maart, nl. van 55,8 naar 46 punten, vooral als gevolg van de crisis in de Krim. Verenigde Staten -  Yellen en de Fed: aankopen teruggeschroefd. Ook al staat het bezoek van president Obama aan België en Europa deze week centraal, toch mogen we Janet Yellen, de voorzitster van de Fed, en haar meest recente verklaringen niet vergeten. Voor haar eerste bijeenkomst gaf het FOMC immers te kennen dat het zijn maandelijkse aankopen vanaf volgende maand gaat terugschroeven met 10 miljard USD. Het bevestigde eveneens dat dit programma voor de opkoop van activa eind 2014 ten einde loopt. Janet Yellen liet zelfs verstaan dat er 6 maanden later mogelijk een renteverhoging op til is. Nog altijd in die context maakt Janet Yellen bekend dat de Fed zich niet langer zou baseren op de werkloosheid van 6,5 %. Daarvoor zal hij veeleer kijken naar de indicatoren op de arbeidsmarkt en naar de inflatie. Fitch maakte bekend de rating van de Verenigde Staten te handhaven op AAA met een stabiele in plaats van een negatieve outlook. Oorzaken daarvan zijn het verdwijnen van de onzekerheid over het optrekken van het schuldenplafond en de betere economische vooruitzichten. China In Taiwan vonden er anti-Chinese manifestaties plaats, onder meer voor het Taiwanese parlement, als reactie op de handelsakkoorden tussen Taiwan en China. De betogers vrezen voor een massale terugkeer van goedkopere Chinese werkkrachten en voor investeringsfaciliteiten in de dienstensector. Turkije Terwijl Europa veel energie stopt in een omvattende communicatie, neemt één van de landen die kandidaat zijn om toe te treden tot de Unie, censuurmaatregelen. De Turkse eerste minister Erdogan besloot het sociaal netwerk Twitter te blokkeren in Turkije. Dat irriteert niet alleen de bevolking, maar ook de Turkse president Gül, die zou willen dat die onderbreking van korte duur is. Op het einde van de maand zijn er gemeenteraadsverkiezingen gepland. Macro-economie België De consumentenvertrouwensindex is in maart tegen de verwachtingen in gedaald, nl. van -4 in februari 2014 tot -8, vooral als gevolg van de sombere economische vooruitzichten en de bedrijfsherstructureringen. Het volume aan kredieten dat werd toegekend aan de ondernemingen, is in 2013 toegenomen met 1,5 miljard euro. De toename is vooral het gevolg van de verbetering van het economisch klimaat dat werd waargenomen tijdens de tweede helft van 2013. Ook al is het volume gestegen in het laatste kwartaal van 2013, toch is het aantal toegekende kredieten op jaarbasis gedaald met 5 %. De RVA liet verstaan dat zijn uitgaven in 2013 uitkwamen op 11,4 miljard euro, dat is 1 % meer dan in 2012. Het aantal volledig uitkeringsgerechtigde werklozen is vorig jaar gestegen met bijna 4 %. Griekenland De experts van de ECB, de Europese Commissie en het IMF hebben een nieuwe hulpschijf goedgekeurd voor Griekenland, dat het geld in april op zijn rekening gestort krijgt. Het gaat om een bedrag van om en bij de 10 miljard euro. Het land moet verder blijven hervormen. Het primair overschot bedroeg 3 miljard euro in 2013. Japan De vastgoedprijzen in de voornaamste grootsteden zijn na jaren van dalingen gestegen met 1,6 %. Nationaal gaat het om een daling met 2 %. China De Chinese PMI van maart is gedaald van tot 48,1 tegen 48,5 in februari. Dat is minder goed dan verwacht. Rusland Fitch maakte bekend zijn vooruitzichten voor de rating van Rusland te herzien van "stabiel" naar "negatief". De recente dreigingen met economische sancties zouden kunnen wegen op de activiteit in het land Terug naar Inhoud   IG: Computerbeleggersgroep-ZH Sinds de oprichting in 2002 houden wij ons bezig met “Beleggen met behulp van de computer”. Het accent ligt daarbij op het vergroten van de kennis van het ontwikkelen en exploiteren van handelssystemen. Deze zijn vooral gebaseerd op methoden uit de kwantitatieve en statistische analyse. Uiteraard wordt daarbij ook aandacht besteed aan ondersteunende software. Regelmatig besteden we echter ook aandacht aan andere vormen van beleggen zoals Fundamentele analyse. Daarbij gaan we altijd uit van het beschrijven en bespreken van een gestructureerde aanpak die gebaseerd is op objectieve grondslagen.  Wij komen 9 keer per jaar bijeen. Afwisselend in Berkel & Rodenrijs en Delft. Klik hier voor meer info    Contactadres: jhbvdmeulen@kpnmail.nl Aanmelden en routebeschrijving HCC Beleggen Symposium op 5 april 2014 Bron: HCC Beleggen redactie wat 62 ste HCC Beleggen Symposium "Overweeg uw portefeuille" waneer 5 april 2014 aanvang 10.00 uur waar Cultureel & Vergader Centrum H.F. Witte in De Bilt aktiviteit HCC Beleggen ALV  (De conceptagenda en de vergaderstukken zijn hier te vinden.) en verder:                                  hele dag diverse lezingen in twee zalen door boeiende sprekers, kennismaken met en hernieuwen van kontakt met medebeleggers,  kennismaken met regiogroepen, nieuwe ontwikkelingen, boeken en programmatuur en kennis maken met financiele diensten, producten en innovaties bij flink aantal leveranciers Programma en verdere info Web-based programmaboekje Afdrukbaar sprekers rooster (pdf) Klik Hier Overzicht standhouders Klik Hier toegang Kostenloos maar inschrijven is verplicht  Inschrijven  Klik Hier locatie-info: Gezellig luch-restaurant aanwezig, Parkeren gratis, In midden van Nederland goede aansluiting op snelwegen, Bereikbaar per openbaar vervoer Een entreebewijs voor het 62-ste HCC Beleggen Symposium kunt u bestellen door u aan te melden via onze website: Klik hier om u aan te melden   Het HCC Beleggen Symposium wordt gehouden in: Cultureel & Vergader Centrum H.F. Witte Henri Dunantplein 4 3731 CL  De Bilt Bekijk ligging >> Laat de route zien in een nieuw venster Voer je postcode in: Voor een uitgebreide routebeschrijving ga naar onze website of Klik hier Terug naar Inhoud Actieve leden gezocht Bron: Redactie HCC Beleggen De HCC Beleggen organiseert een aantal activiteiten. De bekendste activiteiten die wij organiseren zijn de beleggersymposia die we tweemaal per jaar houden in De Bilt. Met name voor de organisatie van deze symposia zijn wij voortdurend op zoek naar mensen die een bijdrage willen leveren aan de totstandkoming van onze symposia. Het is niet alleen leuk om dergelijke evenementen te organiseren, maar het is ook een ideale gelegenheid om je netwerk uit te breiden met interessante contacten. Maar ook andere dingen doen zoals het geven van een aardige lezing, met anderen handelsstrategieën uitwerken, software onder de knie krijgen of gewoon een groep vormen waarmee je samen de markt analyseert/bespreekt, behoort tot de mogelijkheden. Ook deelname aan redactie van de website, de nieuwsbrieven, het beheren van het forum of website of delen daarvan behoort tot de mogelijkheden. Ook zonder deel uit te maken van de organisatie kunt u vanzelfsprekend ook meedoen aan een van de Regio- of Belangstellingsgroepen. Ben je enthousiast en denk je dat een vrijwilligersfunctie jou op het lijf geschreven is, neem dan contact op met Michel Hupkens Klik Hier  Terug naar Inhoud | HCC beleggen Website | HCC beleggen Vacatures | Adverteren | Forum | Downloads  Disclaimer: Deze publicatie komt tot stand op de redactie van beleggersonline.nl de website van de HCC IG Beleggen. Noch de mate waarin de berichten, voorgestelde scenario’s, risico’s en voorspellingen de marktverwachtingen weerspiegelen, noch de mate waarin zij in de realiteit zullen tot uiting komen, kunnen worden gewaarborgd. De voorspellingen zijn indicatief. De gegevens in deze publicatie zijn algemeen en louter informatief. Ze mogen niet worden beschouwd als beleggingsadvies. De schrijver(s) van deze publicatie en het bestuur van de HCC IG Beleggen en/of de Redactie van de Nieuwsbrief zijn derhalve niet aansprakelijk voor eventuele verliezen. De waarde van uw beleggingen kan fluctueren, behaalde resultaten uit het verleden geven geen garantie voor de toekomst.

30 maart 2014

Actueel

'Meld je aan voor de nieuwsbrief' van HCC!beleggen

'Abonneer je nu op de nieuwsbrief en blijf op de hoogte van onze activiteiten!'

Aanmelden