inhoud:
HCC
Beleggen Nieuwsbrief 20100601
Doen
de
nieuwe EU-leden het beter dan de oude?
Eurostabiliteit
op de proef
Hoe
is de
Euro ons geld geworden?
Fondsvermogen
Nederlandse beleggingsfondsen weer gegroeid
ECB-aankoop
obligaties zonder inflatiegevaar
Mijnbouw
small caps
Interviews
met de sprekers van het 54ste HCC Beleggen Symposium
Reserveer
6 november 2010 alvast
Agenda
Doen de nieuwe
EU-leden het beter dan de oude?
Bron:
Dexia Bank
De economische crisis sloeg niet in alle Oost-Europese
landen even hard
toe. Ze was bijvoorbeeld veel erger in Hongarije, Roemenië en de
Baltische staten – die een beroep dienden te doen op het Internationaal
Monetair Fonds (IMF) – dan in Polen of Tsjechië. Momenteel klautert de
regio uit het dal en zien we dat het economische herstel vooral door de
heropleving van de export gedragen wordt. We lichten u de toestand in
Polen, Tsjechië en Hongarije toe.
Sterke Poolse groei
Terwijl de economie van de eurozone met 4 % kromp, was Polen het enige
land van de EU dat 2009 met een positief groeicijfer kon afsluiten
(+1,7 %). De crisis sloeg er immers minder hard toe, aangezien Polen
niet zo afhankelijk is van de export. De economische fundamenten waren
gezond (weinig overheidsschulden en een beperkt -tekort), waardoor de
overheid de nodige stimuleringsmaatregelen kon treffen. De consumptie
kende dan ook geen inzinking. Ondertussen is het overheidstekort wel
toegenomen van 1,9 % in 2007 tot bijna 7 % in 2009; de overheidsschuld
schommelt rond 55 %. Zeer aanvaardbare niveaus, zeker als we ze
vergelijken met de Griekse situatie. Voor 2010 wordt de groei op 2,8 %
geraamd. De komende maanden zou het groeitempo wel wat kunnen
vertragen. De werkloosheid is immers opgelopen tot 12,9 % en de
overheid zal het tekort toch beginnen afbouwen. De organisatie van het
Europese kampioenschap voetbal in 2012 is wel een opsteker voor de
investeringen.
Tsjechië: vooral
cyclisch geraakt
In 2009 zag Tsjechië, lang de beste leerling van de regio, zijn
economie krimpen met 4 %. De Tsjechische economie is dan ook zeer
afhankelijk van de export. Het herstel van de eurozone en, meer bepaald
van Duitsland, is zeer belangrijk voor het land. Meer dan 1/3 van de
Tsjechische uitvoer is immers bestemd voor Duitsland. De economische
fundamenten zijn nog steeds vrij gezond: de overheidsschuld en het
-tekort namen wel wat toe, maar zijn met respectievelijk 42 en 6 % van
het bruto binnenlands product (bbp) toch zeer aanvaardbaar. De private
consumptie blijft echter dalen. Door het terugschroeven van de
herstelmaatregelen – onder andere het einde van zowel de schrootpremie
als de hogere werkloosheidsuitkeringen – en de begrotingssanering –
onder andere een verhoging van de btw, lagere ambtenarenwedden – stelt
de Tsjechische consument zich terughoudender op dan de Poolse. In 2010
zal de economische groei 1,7 % bedragen.
Moeilijkste kaarten
voor Hongarije
Tijdens de voorbije crisis
kende de Hongaarse economie grotere problemen. Door de hoge
schuldenlast bij zowel de privésector als de overheid (80 % van het
bbp) is het land in grote mate afhankelijk van buitenlandse
investeerders. In oktober 2008 deed Hongarije een beroep op het IMF
voor een noodkrediet.
Het IMF eiste een verdere sanering van de overheidsfinanciën, waardoor
er geen ruimte was voor herstelmaatregelen. Niet te verwonderen dat de
economie in 2009 met maar liefst 6,2 % kromp. De harde
begrotingssanering bleef niet zonder gevolgen voor de binnenlandse
consumptie, die al sinds begin 2008 in een neerwaartse spiraal zit. De
Hongaren leverden sterk aan koopkracht in: ze zagen de belastingdruk
toenemen, de sociale uitkeringen dalen, de lonen stagneren ...
De werkloosheid is opgelopen tot 11,8 %. Het Hongaarse herstel moet dus
van de buitenlandse afzetmarkten komen. Of de economie in 2010 opnieuw
zal groeien, is dan ook zeer twijfelachtig.
Herstel van de
oost-europese munten
Sinds het dieptepunt van maart 2009 zijn deze munten sterk gestegen
tegenover de euro. Het verdere stijgingspotentieel lijkt ons de komende
maanden eerder beperkt. De Hongaarse forint (HUF) en de Poolse zloty
(PLN) kunnen wat volatieler zijn. Na de verkiezingen in Hongarije komt
er wellicht een regeringswissel en het is afwachten of de rechtse
partij het saneringsbeleid zal voortzetten. Ook in Polen komen er
verkiezingen na het plotse overlijden van de president. Alhoewel de
schuldniveaus van deze landen aanvaardbaar zijn, eist de markt toch een
hogere rente, om het wisselkoersrisico te vergoeden. In vergelijking
met de Duitse rente ligt de Poolse rente 2,5 % hoger, de Tsjechische
0,5 % en de Hongaarse 3,4 %.
terug naar Inhoud
Eurostabiliteit op
de proef
Bron:
KBC Groep
In de eurozone was alle aandacht gericht op de toestand
van de
overheidsfinanciën van een aantal perifere lidstaten in het algemeen,
en op die van Griekenland in het bijzonder. Een eerste hulppakket
opgesteld door de EMU-landen en het IMF ten belope van 110 miljard EUR
kon de markten slechts zeer tijdelijk kalmeren. Speculatie over een
Griekse default nam vlug weer toe, wat zich vertaalde in een fors
oplopend renteverschil van Griekse overheidsobligaties ten opzichte van
de Duitse. Deze spreadverwijding was bijzonder spectaculair aan het
korte einde van de rentecurve (op een tweejarige looptijd). De rente op
Duitse overheidobligaties daalde bovendien door de toegenomen vlucht
naar kwaliteitspapier.
Aangezien de aankondiging van het eerste hulppakket de markten niet
gerust kon stellen, volgde enkele dagen later een reeks van nog veel
uitgebreidere maatregelen, met een totaal volume van 750 miljard EUR
(60 miljard gedragen via de Europese Commissie door alle EU-lidstaten,
440 miljard EUR potentiele garanties door EMU-lidstaten en 250 miljard
EUR afkomstig van het IMF). De markten kwamen vooral weer wat tot rust
door de beslissing van de ECB om niet alleen de bijzondere maatregelen
ter liquiditeitsverschaffing weer in te voeren (die voor het eerst
werden gebruikt in de financiële crisis na het Lehmanfaillissement),
maar om ook te interveniëren op markten die niet meer naar behoren
functioneren. Bij deze “disfunctionele” markten denkt de ECB in de
eerste plaats aan de overheidsobligaties van landen als Griekenland.
Het begin van de interventie door de ECB deed de renteverschillen weer
dalen. Alhoewel het niet helemaal kan worden uitgesloten, lijkt
hierdoor per saldo de waarschijnlijkheid van een default of
schuldherschikking van de Griekse overheidsschuld zeer gering geworden.
Op langere termijn hangt dit risico natuurlijk af van de mate waarin de
discipline bij de sanering van de overheidsfinanciën de komende jaren
blijft volgehouden.
Op korte termijn stelt de ECB alles in het werk om de Europese
financiële markten te stabiliseren en een besmetting van de Griekse
problematiek naar andere perifere EMU-landen en de Europese banksector
te voorkomen. In tegenstelling tot vorige maand gaan we er nu bijgevolg
vanuit dat de ECB de beleidsrente de komende twaalf maanden niet zal
verhogen. Het gevaar van een tweede ronde van de financiële
(banken)crisis ligt immers op de loer. Allicht is de handelswijze van
de ECB daarom op korte termijn zonder alternatief. Niettemin houdt dit
op langere termijn ook gevaren in en kan potentieel de
geloofwaardigheid en de onafhankelijkheid van de centrale bank in het
gedrang brengen. Verankering van inflatieverwachtingen door een
transparant en geloofwaardig beleid zijn immers van cruciaal belang.
Het opkopen van staatsschuld op grote schaal, zelfs al gebeurt dit op
de secundaire markt, behoort immers niet tot de normale taken van een
centrale bank. Ook is het niet meteen duidelijk wat de ECB met de
neutralisatie (sterilisatie) van de impact van deze opkopen op de
geldhoeveelheid bedoelt. Tegelijkertijd verschaft ze immers via
langlopende herfinancieringsoperaties onbeperkt alle gevraagde
liquiditeit aan het financieel systeem. Op zijn minst kunnen we stellen
dat het beleid van de ECB de voorbije weken een beetje meer begint te
lijken op dat van de Amerikaanse Federal Reserve.
terug naar Inhoud
Uitgeven van
Eurobank- biljetten en Euromunten
Bron:
ECB
De Euro heeft het moeilijk. Je kunt ook zeggen dat het
de eerste
serieuze test van onze munt. Daar moet de Euro toch tegen kunnen, of
niet? Maar
hoe is de Euro ons geld geworden?
HET BEGIN
De euromunten en eurobankbiljetten zijn in 2002 in omloop gebracht,
maar met de voorbereidingen daarvoor is al begin jaren negentig
gestart. Op 7 februari 1992 werd in Maastricht het Verdrag betreffende
de Europese Unie ondertekend. Dit verdrag regelt de bevoegdheden van de
Europese Centrale Bank (ECB) en van de regeringen en centrale banken
van de twaalf eurolanden met betrekking tot de uitgifte van euromunten
en eurobankbiljetten. Het verdrag bepaalt dat alleen de ECB machtiging
mag geven tot de uitgifte van bankbiljetten in het eurogebied, maar dat
de bankbiljetten feitelijk door zowel de ECB als de nationale centrale
banken (NCB’s) kunnen worden uitgegeven. Maar omdat de ECB niet met
chartaal geld werkt, zijn het de NCB’s die de bankbiljetten in omloop
brengen, innemen, verwerken en opslaan.
De bankbiljetten die op enig moment in omloop zijn, worden volgens een
vaste verdeelsleutel op de balans van de ECB en de NCB’s verantwoord,
onafhankelijk van het land waarin zij circuleren. Het is intussen
namelijk onmogelijk om nog te bepalen hoeveel biljetten er in een
bepaald land in omloop zijn, omdat er binnen het eurogebied talrijke
grensoverschrijdende eurotransacties plaatsvinden die nergens worden
geregistreerd, bijvoorbeeld door toeristen.
De euromunten vallen onder de verantwoordelijkheid van de nationale
overheden, onder regie van de Europese Commissie in Brussel. De
overheden van de eurolanden zijn de wettige uitgevers van de euromunten
en als zodanig verantwoordelijk voor het ontwerp, de technische
kenmerken en het slaan van de munten. Het is echter aan de ECB om elk
jaar vast te stellen hoeveel euromunten er mogen worden uitgegeven;
verder treedt de ECB op als onafhankelijke controleur van de kwaliteit
van de geslagen munten.
DE NAAM VAN DE MUNT
EN HET €TEKEN
De nieuwe naam van de munt, de euro, is in december 1995 vastgesteld
door de Europese Raad, die toen in Madrid bijeen was. Andere
voorstellen, zoals dukaat, ecu, florijn of frank, werden verworpen
omdat ze te sterk met een bepaald land werden geassocieerd. Ook het
voorstel om het voorvoegsel ‘euro-’ voor bestaande muntnamen te zetten,
bijvoorbeeld euromark, haalde het niet. De Raad kwam overeen dat de
naam in alle officiële talen van de Europese Unie (EU) gelijk moest
zijn (rekening houdend met de verschillende alfabetten). Verder moest
de nieuwe naam gemakkelijk uitspreekbaar zijn en vooral eenvoudig en
representatief voor Europa.
Bij de nieuwe munt hoorde
natuurlijk ook een teken, en ook dat moest, net als de naam, duidelijk
de associatie met Europa wekken. Verder moest het gemakkelijk te
schrijven en aantrekkelijk zijn. De staf van de Europese Commissie
stelde een lijst op van dertig mogelijke tekens, die vervolgens tot
tien werden teruggebracht. Deze tien kandidaten werden daarna door
middel van een publieksenquête terugbracht tot twee. De definitieve
keuze werd gemaakt door de toenmalige voorzitter van de Europese
Commissie, Jacques Santer, en de commissaris voor Economische en
Financiële Zaken, Yves-Thibault de Silguy.
Het euroteken is geïnspireerd op de Griekse letter epsilon, die de wieg
van de Europese beschaving symboliseert. En de E is natuurlijk de
eerste letter van het woord Europa. De dubbele streep symboliseert de
stabiliteit van de munt. De officiële afkorting van de euro, EUR, is
geregistreerd bij de internationale normeringsorganisatie ISO.
DE INVOERINGSDATUM
VAN DE NIEUWE MUNT
Op de bijeenkomst van de Europese Raad in Madrid hebben de
staatshoofden en regeringsleiders besloten dat de eurobankbiljetten en
euromunten uiterlijk op 1 januari 2002 in omloop zouden worden
gebracht, voorlopig naast de nationale munt. De precieze datum, ergens
tussen 1 januari 1999 en 1 januari 2002, werd open gelaten in verband
met de uiteenlopende voorkeuren van de diverse gebruikers en de lange
productietijden van bankbiljetten en munten.
De datum van 1 januari 2002 had voor- en nadelen. Een nadeel was dat
aan het einde van het jaar traditioneel veel bankbiljetten worden
gebruikt: door de kerstdrukte en omdat winkeliers begin januari
uitverkoop houden en hun voorraden inventariseren, zijn er dan zo’n 10%
meer biljetten in omloop. Men heeft nog enkele andere data overwogen,
maar uiteindelijk was men het erover eens dat 1 januari 2002 de
handigste datum was: het begin van het kalenderjaar en de datum die de
nationale overheden verwachtten. In Madrid werd tevens besloten dat de
‘duale fase’, de periode waarin de euro tegelijk met de nationale
valuta’s zou circuleren, maximaal zes maanden zou duren, al volgde
daarna nog een discussie over de voor- en nadelen van een kortere
overgangsperiode. Een kortere periode zou betekenen dat de banken,
winkeliers en het publiek minder kosten zouden hoeven maken voor het
gelijktijdig aanhouden van twee valuta’s, terwijl een langere
overgangsperiode meer tijd zou geven om verkoopautomaten aan te passen.
Er werd een compromis bereikt en de overgangsperiode werd verkort. In
november 1999 bepaalde de Ecofin dat de duale fase tussen de vier weken
en twee maanden zou duren. De banken zouden daarna nationale valuta’s
blijven omwisselen, maar deze zouden niet langer als wettig
betaalmiddel gelden.
terug naar Inhoud
Fondsvermogen
Nederlandse beleggingsfondsen weer gegroeid
Bron:
DNB Statistisch
Nieuwsbericht Datum 26 mei 2010
Het fondsvermogen van de Nederlandse beleggingsfondsen is in het eerste
kwartaal van 2010 voor het vierde kwartaal op rij gegroeid, zo blijkt
uit cijfers van de Nederlandsche Bank. De toename als gevolg van
herwaarderingen en netto inleg kwam uit op ruim 5 procent. Het
fondsvermogen bedroeg eind eerste kwartaal EUR 432 miljard.
De positieve herwaardering van de beleggingen (EUR 19 miljard) was in
het eerste kwartaal, net als in de drie voorgaande kwartalen, voor het
grootste deel terug te voeren op koerswinst op de aandelenportefeuille
(8 procent). Daarin is ook het effect van de stijging van de
Amerikaanse dollar ten opzichte van de euro begrepen. Dit kwartaal werd
ook koerswinst genoteerd op obligaties (ruim 2 procent), na een
herwaardering van nul een kwartaal eerder. De koerswinst op
overheidsobligaties was iets hoger dan op bedrijfsobligaties.
Naast de 'reguliere' inleg van netto ruim EUR 1 miljard was er in het
eerste kwartaal weer sprake van bijzondere transacties in verband met
herstructureringen bij het ABP en het Pensioenfonds Zorg en Welzijn.
Zij hevelden dit kwartaal voor bijna EUR 14 miljard rechtstreeks
aangehouden beleggingen over naar beleggingsfondsen.
Voor nadere
informatie kunt u contact opnemen met Tobias Oudejans (tel. 020-524
3100, 06-524 96 961) en Herman Lutke Schipholt (020-524 2712, 06-524 96
900) voorlichters van DNB.
terug naar Inhoud
ECB-aankoop
obligaties zonder inflatiegevaar
Bron:
DNB
Datum 28 mei 2010
De Europese Centrale Bank (ECB) koopt Europese
staatsobligaties op
nadat de markten dreigden stil te vallen vanwege de escalatie van de
problematiek rond Griekenland. Het geld dat de ECB daaraan uitgeeft,
haalt zij onmiddellijk weer terug uit de markt. Van het zonder meer
laten draaien van de geldpers is dus geen sprake. Evenmin van
inflatiegevaar.
Begin mei dreigde de markt in staatspapier droog te vallen door
aanhoudende zorgen over de financiële situatie van Griekenland. Om de
markten weer beter te laten functioneren, besloot de ECB tot het
opkopen van onder meer bepaalde staatsobligaties in euro’s. Ingrijpen
was noodzakelijk omdat de ECB voor een goede implementatie van het
monetaire beleid afhankelijk is van goed functionerende financiële
markten. Normaal gesproken is de ECB alleen op de geldmarkt actief om
de rente te sturen naar het gewenste niveau om de inflatie laag te
houden. Zij doet dit vanuit het idee dat de rente op de geldmarkt weer
doorwerkt naar andere rentes in de economie, zoals de krediet- en
spaarrentes. Echter, als markten niet meer goed functioneren, vindt een
dergelijke doorwerking niet plaats. Dat brengt de effectiviteit van het
monetaire beleid in gevaar. Half mei is daarom begonnen met de aankoop
van staatsobligaties: niet alleen door de ECB, maar ook door de andere
centrale banken van het Eurosysteem, zoals DNB en de Bundesbank.
Veilingen
Om staatsobligaties te kunnen kopen, creëert de ECB in eerste instantie
extra geld. Dat betekent echter niet dat de bankbiljettenpersen van
Europa een extra zwengel krijgen. De ECB betaalt niet in cash, maar
giraal. De sommen geld die de ECB betaalt voor deze obligaties moeten
echter niet blijven hangen bij de banken: het doel van dit programma is
namelijk niet hen van meer liquiditeiten te voorzien. Vandaar dat de
ECB het geld dat ze uitgeeft aan obligaties, vervolgens direct weer
terughaalt en vastzet op rekeningen bij de ECB.
Daarvoor houdt de ECB
wekelijks veilingen van vaste termijndeposito’s voor één week. Voor
zo’n veiling kunnen alle geïnteresseerde banken inschrijven en daarbij
aangeven voor welk bedrag en tegen welke rente ze willen meedoen. De
ECB honoreert de biedingen al naar gelang de gevraagde rente: de
laagste krijgt als eerste enzovoorts. De ECB gaat net zolang door met
het honoreren van de aanvragen totdat het eindbedrag exact gelijk is
aan de som geld die voor de aangekochte obligaties is betaald. Dus is
op enig moment voor 20 miljard euro aan staatspapieren gekocht, dan
volgt een veiling van 20 miljard.
Geen inflatiespook
Er is al met al dus geen sprake van 'kwantitatieve verruiming', zoals
in sommige landen waar eerder centrale banken ook obligaties zijn gaan
aankopen, zoals de VS en het VK. Louter en alleen door deze
ECB-maatregel zal het inflatiespook dan ook niet opdoemen aan de
horizon.
Overigens zet de ECB wel andere tijdelijke maatregelen in om banken van
extra liquiditeit te voorzien. Zo kunnen banken tijdelijk onbeperkt
geld lenen bij de centrale bank, mits zij voldoende onderpand
inbrengen. Ook deze maatregelen zijn in lijn met de ECB-doelstelling
van prijsstabiliteit: ze leiden dus niet tot hoge inflatie.
Eurokoers
Tot de aankoop van staatsobligaties is besloten om de markten op gang
te krijgen. Het op peil houden van de koers van de euro is hierbij niet
de insteek. Natuurlijk houdt de ECB ook de externe stabiliteit, de
wisselkoers scherp in het oog. Maar de ECB richt zich met haar
monetaire beleid primair op interne stabiliteit, prijsstabiliteit.
Prijsstabiliteit, een belangrijke eigenschap van de euro, is van groot
belang voor consumenten en binnenlandse en internationale
investeerders.
terug naar Inhoud
Mijnbouw small caps
Geschreven
door
J.J. Westenbrink (mei 2010)
In dit artikel zullen een aantal specifieke
eigenschappen van small
caps en selektie criteria worden beschreven, beperkt tot small caps
aktief in mijnbouw.Ook zullen een paar voorbeelden kort worden
beschreven.
Kenmerken :
-
Small caps zijn
relatief kleine firma's met een marktkapitalisatie tot
ongeveer 1 miljard dollar en met een beperkt aantal uitstaande
aandelen. Er is echter geen specifieke definitie.
-
Het zijn aandelen
met een hoge volatiliteit,stijgingen en dalingen van
meer dan 10 % per dag in geval van aandelen met een koers tot zeg +/- 1
$ zijn niet uitzonderlijk.
-
De aandelen hebben
een hoog risico,doch ook kans op grote winst.Het
zijn aandelen welke een aantal malen in waarde kunnen verdubbelen in
een paar jaar tijd ,doch ook aanzienlijk in waarde kunnen dalen in
geval van foutieve selectie , door onvoorziene
marktomstandigheden,tegenvallende resultaten bij de boringen etc.
-
Small caps hebben in
het algemeen meer stijgingspotentiaal dan aandelen
van grote firma's o.a. door minder bureaucratie en door sneller in te
kunnen spelen op veranderingen
-
Speciaal op de
beurzen in Canada en Australie zijn veel small caps
genoteerd. Dit zijn voornamelijk mijnbouwfirma's aktief in exploiratie
van uranium,goud,koper,zeldzame aardmetalen e.d.
-
De aandelen zijn
vaak onbekend en hebben vaak nog niet de aandacht
getrokken van de analysten van Wallstreet e.a..
-
Small caps komen
practisch in alle sectoren voor en reageren vaak net
als gewone aandelen,alleen vaak heftiger, op situaties als de
kredietcrisis etc. Timing voor aan- en verkoop is ook hier van groot
belang.
-
Er zijn een paar
duizend small caps ,waaronder veel actief in de
exploiratiefase ,waardoor het lastig is die aandelen te
selecteren,welke potentieel een grote mate van succes kunnen opleveren.
Om die selektie te kunnen maken lijkt een verdeling in sectors of
aktiviteit een eerste vereiste. Hieronder volgt een aanzet in die
richting.
Enige selektie
criteria
Omdat small caps in het algemeen ongebruikelijke hoge koers/winst
verhoudingen hebben, zal de investeerder ieder aandeel
individueel moeten bekijken .Een vergelijking met een gemiddelde
koers/winst verhouding van een small cap stock index als de Russell
2000 geeft hierbij een eerste indicatie.
Belangrijker is echter de informatie welke Kitco geeft (zie
referenties) over de diverse fondsen zoals koers/winst
verhoudingen,koop- en verkoop aanbevelingen d.m.v. ratings speciaal
voor mijnbouwfirma's aktief in ijzererts, goud, zilver, koper, uranium,
platina, aluminium, kunstmest en steenkool. Deze ratings worden ook
gegeven voor een groot aantal junior mijnbouwfirma's,dit zijn meestal
exploiratiefirma's. Speciaal deze ratings zijn een bijzonder goed
startpunt om tot een selectie of voorselectie van een aandeel te komen.
Ook de websites van de diverse fondsen en de diverse bronnen op
internet,zie ook referenties, geven veel extra informatie.
Small caps per
sector
Mijnbouw
In geval van mijnbouw dient allereerst nog een onderscheid gemaakt te
worden tussen exploiratiefirma's (actief om naar ertsen te boren en
velden te ontwikkelen etc.) en de produktiefirma's. De eerste zijn vaak
extra volatiel en meer risicovol dan de produktiefirma's .Grote
koersstijgingen bij succesvolle boringen,grote dalingen wanneer die
resultaten uitblijven. Een goed advies lijkt -zie ook resource
investor- niet direct te veel in 1 exploiratiefirma te
investeren,maar om ,na selectie,dat geplande bedrag over bv 4 of 5
smallcaps te verdelen om het neerwaartse risico te verkleinen.
Uranium
mining
Het aantal small caps aktief
in uranium mining is groot,ruim 200,waarvan vele in de exploiratiefase.
Voor de produktiefirma's is buiten het algemene beursklimaat vooral de
toekomstverwachting van de uraniumprijs van grote,zo niet de
grootste invloed om al dan niet in uranium mining te
investeren. Verder zijn factoren als percentage uranium in het erts,de
produktiekosten ,de lokatie en het management van groot belang. Diverse
artikelen en rapporten geven geen eenduidige informatie over de
toekomstverwachting van de uraniumprijs. Echter de positieve
verwachting heeft de boventoon. Via de Kitco rating lijst is een
voorselektie van de smallcap te maken op basis van de ratings,waarna de
diverse websites van de voorgeselekteerde firma's kunnen worden
geraadpleegd,alsook diverse andere bronnen,zie referenties.
Een voorbeeld van het koersverloop en verdere gedetailleerde informatie
van een smallcap productie firma is bv. Denison Mines, zie http://www.denisonmines.com.
De marktkapitalisatie van Denison is 548 MM $.De koers is na een top op
15$ enorm gedaald, deels of grotendeels door de daling van de
uraniumprijs. Een grafiek van het koersverloop van Denison Mines en van
de uraniumprijs is hieronder gegeven.
Dit artikel vervolgd op onze website met:
Klik Hier
-
Goud- en zilvermining
-
Kopermining
-
Zeldzame aardmetalen-REE (Rare earth elements)
-
Samenvatting
-
Referenties en interessante artikelen
terug naar Inhoud
Interviews met de
sprekers van het 54ste HCC Beleggen Symposium
De presentaties, van de sprekers en voor zover wij er
over kunnen
beschikken, zijn te vinden in de categorie: "Presentaties en Diversen"
van de download pagina. We
hebben een aantal interviews gemaakt door Beursupdate.tv
ook op dezelfde download pagina van onze website
geplaatst. Het gaat om de volgende video’s:
In het kader van het thema
van het 54ste HCC Beleggen Symposium sprak Van Jean
Paul van Oudheusden
over hoe er ingespeeld kan worden op onzekere situaties. Om in te
spelen op onzekere factoren biedt RBS diverse types obligaties aan. Ook
hier zijn turbo's voor beschikbaar. Als belangrijkste tip noemt Van
Oudheusden het belang van de portefeuille als geheel centraal te
houden.
De VEB heeft recent het
financiële Canon voor Nederland gelanceerd. De hoofdreden hiervoor is
dat de meeste Nederlanders nog een hoop kunnen leren over financiële
zaken. Jan Maarten
Slagter noemt het Canon een belangrijk instrument voor de
consument om financieel weerbaarder te worden.
Sem Van Berkel
is
een voorstander van defensieve optieconstructies. Daarnaast heeft hij
een fundamentele aanpak en gebruikt hij geen arbitrage. Van Berkel
belegt in principe alleen op de Amsterdamse beurs. Het van te voren
bepalen van het winst c.q. verlies en een lange termijn hanteren noemt
hij de belangrijkste zaken voor de beleggers. De "luie portefeuille" is
bij hem favoriet.
Bob Emanuels
vergelijkt het beleggen op de beurs met het spelen van roulette.
Maximaal risico impliceert daarom ook 100% negatief rendement. Emanuels
verwijst naar de film Grounhog Day: net als in deze film nemen ook
beleggers pertinent de verkeerde beslissingen. Bij zicht op winst wordt
er minder risico genomen en andersom geldt dat ook. De combinatie van
risico en rendement is als het ware een schuifmaat voor het totale
resultaat van de portefeuille aldus Emanuels.
Ronald Kok
ligt in
het kort de karakteristieken van op dividend gebaseerde strategieën
toe. Op de lange termijn zit hier behoorlijk veel alfa in aldus Kok.
Vooral op de langere termijn is het herbeleggen van dividenden zeer
aantrekkelijk. Hierdoor komt "Einstein's 8e wereldwonder" naar voren:
het rente-op-rente effect. Op de lange termijn wordt dit effect
parabolisch en knalt de alfa er uit aldus Kok.
Willem Okkerse
legt
in het kort de werking van zijn OK-score uit. Simpelweg komt dit uit op
het van te voren filteren op "goede" en "slechte" aandelen. Verder legt
Okkerse de werking van de Lorenz-Curve uit: dit komt neer op een
destillatie van de ratings van de grote Amerikaanse effectenhuizen.
Helaas kon Okkerse geen concrete aandelentips geven.
Michel Hupkens
is
vrij sceptisch over de aandelenbeurzen. Hij stelt dat de rekeningen van
de staatsteunen nog steeds door de belastingbetalers betaald moet
worden. Hierdoor kan druk op de aandelenbeurzen niet uitblijven. Als
kansrijke sectoren noemt Hupkens de energiesector (door de toenemende
vraag uit China). Verder is Hupkens positief over de financials.
terug naar Inhoud
Zet vast in uw
Agenda:
HCC Beleggen Symposium no
55 6 november 2010
Ook voor de organisatie van het 55ste Symposium zijn we op
zoek naar mensen die een bijdrage willen leveren aan deze activiteit
van onze vereniging. HCC Beleggen Symposia worden altijd door
en voor medebeleggers georganiseerd.
Met meer mensen kunnen we immers meer doen en dat maakt het bovendien
ook veel gezelliger. Enkele voorbeelden zijn:
HCC
Beleggen leden die
een lezing willen geven over hun manier van beleggen. Denk
hierbij aan: optiebeleggen, aandelenbeleggen,
beleggingsfondsen, onroerend goed, technische analyse, fundamentele
analyse, emotie en beleggen etc, etc.
het coördineren en organiseren van onze HCC
Beleggen symposia;
het verrichten van (deel)taken tijdens beurzen;
public relations;
het behartigen van de commerciële zaken.
Uiteraard
mag u zich aanmelden in groepjes. Dus als u, eventueel samen met
medebeleggers, onze vereniging wilt helpen laat het ons dan weten.
Trefwoorden hierbij zijn: vele handen maken licht werk, het moet vooral
leuk blijven, zo doe je ook nog eens interessante contacten op. Denk
aan het geven van een aardige lezing, met anderen handelsstrategieën
uitwerken, software onder de knie krijgen of gewoon een groep vormen
waarmee je samen de markt analyseert/bespreekt.
Lijkt
het u iets om actief te worden? Heeft u vragen over de functies of
heeft u goede ideeën voor onze vereniging? Meld u zich dan via de website ...
een
echte vereniging kan niet zonder u als actief lid.
terug naar Inhoud
Agenda
terug
naar Inhoud
|
HCC
beleggen Website |
HCC beleggen Vacatures |
Adverteren op
beleggersonline.nl |
Forum
|
Downloads
13 februari 2011