Nieuwsbrief20140701

Deel dit artikel

,

geen foto beschikbaar
HCC-Beleggen-Nieuwsbrief-logo.gif
Juli 2014


4 oktober 2014 -63 ste HCC Beleggen Symposium


George Soros en de efficiënte markt hypothese
Bron: Dr. Ben J.L. van den Anker 
Soros_talk_in_Malaysia-SH440x375.jpg



De door beleggers gebruikte twee klassieke benaderingen om aandelen te waarderen zijn vaak gerelateerd aan de technische en fundamentele analyse.


Beide methoden hebben in al hun varianten en beperkingen als doel een verklaring te bieden voor de waardering van aandelen en een mogelijke richting naar de toekomst aan te geven.
De voormalige hedgefundmanager George Soros zag sterke beperkingen in de traditionele theorie en ontwikkelde de theorie van reflexitiviy verder.

Reflexitivity komt voor in een sociaal systeem waar de handelende nadenkt over zijn handelen en de consequenties daarvan, en op grond van deze bevindingen zijn handelen aanpast.
Reflexief verwijst dan naar een relatie tussen een entiteit en de eigen persoon. Een investeerder die handelt waardoor prijzen veranderen bevindt zich in een reflexief proces. Hieruit volgt dat individuen in de aandelenmarkt zowel handelenden als observanten zijn. De wetenschapper als het ware als onderdeel en manipulator van hetgeen onderzocht wordt.
Voor Soros is de vooringenomenheid van de diverse handelende individuen in het sociale systeem van belang. Deze vooringenomenheid is de drijvende kracht achter het historische proces van prijsvorming. Het denken van de handelende partijen beïnvloedt namelijk de gebeurtenissen die volgen. Cognitie houdt dan in dat perceptie een functie van de situatie is. De actie die volgt impliceert dat de situatie een functie is van de perceptie. De combinatie van perceptie en actie is de opbrengst van reflexitivity. Het volgende voorbeeld illustreert dit principe op een eenvoudige wijze.
Als de cognitieve functie geïsoleerd en zonder beïnvloeding van de manipulatieve functie zou handelen kan er kennis ontstaan. Deze kennis is ware kennis, daar de kennis overeenkomt met de feiten. Als er echter beïnvloeding door een manipulatieve functie plaatsvindt zijn de feiten niet langer het onafhankelijke criterium waarop de waarheid van een observatie beoordeeld kan worden.  De manipulatieve beïnvloeding kan (en zal) de feiten namelijk veranderd hebben.
ben-van-den-anker 2011-120x160.gif Ben van den Anker (1976) is schrijver / columnist en lid centrale directie aan het Candea College
Hij heeft zijn PhD in Business & Management tijdens een negen jarig verblijf in Zuidoost Azië aan de International Graduate School of Business (University of South Australia) behaald. Hij is auteur van het boek The perceived role of Host Country Nationals in Expatriate Adjustment (2010, Ben van den Anker). Zijn onderzoek richt zich met name op de rol van cross-culturele interactie in het functioneren van expatriates. Daarnaast is hij voor de International Business Review revisor voor wetenschappelijke artikelen op het snijvlak business en management.

Wat betekent dit voor de theorie van de efficiënte markt hypothese? De economische wet van vraag en aanbod impliceert dat een toename van de vraag resulteert in een hogere prijs.
Hierdoor neemt het aanbod normaal gesproken ook toe.
De veronderstelling dat markten informatie bevatten die is gerelateerd aan de vooringenomenheid van handelende partijen biedt een ander beeld.
Een momentum investeerder die de stijgende prijs ziet als een aanleiding om te kopen creëert een opwaartse druk op de prijs.
Een dalende prijs is voor veel investeerders een reden om te verkopen; wat weer een neerwaartse druk op de prijs uitoefent.
Dit scenario wijkt structureel af van de economische wet van vraag en aanbod en bevestigt het veranderen van de fundamenten door de combinatie van perceptie en actie.
Interessant wordt het als Soros zoekt naar verschillen tussen perceptie en realiteit.
Een groot verschil suggereert dat het systeem niet stabiel is. Berichten in de pers in 2014 over de opgelopen aandelenwaarderingen en de angst voor een nieuwe bullmarkt suggereren dat wij op een punt zouden kunnen belanden waar perceptie en realiteit weer te ver uit elkaar gegroeid zijn.
Het herkennen van deze momenten van instabiliteit biedt echter voor investeerder ook mogelijkheden een buitengewoon rendement te behalen.
De vooringenomenheid van investeerders is overigens niet een kwestie die weken, of maanden duurt, maar soms zelfs jaren kan persisteren.  De internet zeepbel van 2001 getuigt van de mogelijke langdurige discrepantie tussen perceptie en realiteit.
Reflexivity bied een waardevolle benadering voor het verklaren van de  gepercipieerde werkelijkheid van investeerders.
Een benadering waarin oorzaak en gevolg zich in een circulaire relatie bevinden en sociale gebeurtenissen invloed op het proces uitoefenen. Het praktische gebruik van dit inzicht in het monitoren van de markten kan de belegger wellicht de mogelijkheid bieden een succesvolle investeringscontext te creëren en zeepbellen met bijbehorende koers-winstverhoudingen te herkennen.
Terug naar Inhoud


advertentie
Banner_WH_HCC_ConShopping_760-140px.jpg


Flevoland-Overijsel200x152.png
RG Flevoland-Overijssel

RG Flevoland-Overijssel is een van de HCC Beleggen Regio Groepen. Dit zijn regio georienteerde groepen van beleggers die geregeld bijeenkomen om in ontspannen sfeer met elkaar ervaringen, kennis en beleggings ideeën te delen 

Onderwerpen als ervaring met broker software, handelssystemen, indicatoren, werking van opties/turbo's enz. kunnen aan bod komen.

Benieuwd geworden naar deze groep beleggers, meld je dan per email aan bestuur@beleggersonline.nl .



Banken en verzekeraars handelen geleidelijk meer in het belang van de klant
Bron: AFM
AFM-Aandacht-blijft-nodig-sh440x235.gif




Banken en verzekeraars boeken gestage vooruitgang om het belang van de klant centraal te stellen.

Zij moeten dit gedachtengoed nog wel duurzaam verankeren in hun bedrijfscultuur.
Dat blijkt uit metingen van de AFM
.

In 2013 scoorden de tien grootste banken en verzekeraars gemiddeld een 3,5 op de vijfpuntschaal van het Klantbelang Dashboard van de AFM. De stijgende trend van de afgelopen jaren wordt hiermee voortgezet. De sector heeft de juiste weg ingeslagen, maar de af te leggen weg is nog lang.

Bekijk de uitleg over dit onderwerp van AFM-bestuurder Theodor Kockelkoren en de reacties van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) en het Verbond van Verzekeraars op Youtube.

theodor-kockelkoren-speaking-SH440x285.jpg

Video op Youtube Klik Hier

 

De volgende stappen naar het structureel centraal zetten van het klantbelang vereisen verdere veranderingen van het bedrijfsmodel, motivatie van hoog tot laag in de organisatie om de verandering door te zetten, meer regie vanuit de top op de gewenste gedragsverandering bij medewerkers en het daadwerkelijk opbouwen van een ondernemingscultuur die er voor zorgt dat klanten op een veilige manier en eerlijk worden behandeld.
“Die cultuurverandering is niet iets wat je van buitenaf kunt afdwingen. De sector is aan zet.” aldus AFM-bestuurder Theodor Kockelkoren.

Voor het realiseren van de plannen en het borgen van de verandering is niet alleen de meer harde, instrumentele kant van belang, zoals het aanpassen van het beleid en procedures. Ook de meer zachte, menselijke kant is juist van belang, zoals het beschrijven van nieuw gewenst gedrag. De AFM constateert daarbij een breed gedeeld besef onder de hoofdrolspelers bij grote banken en verzekeraars dat verder veranderen noodzakelijk en urgent is. Onze rol is om deze verandering te stimuleren. Hierin trekt de AFM samen op met DNB.

Op onderwerpen waar de AFM al enige jaren naar kijkt, zoals informatieverstrekking, spaarbeleid, claimafhandeling en klachtenmanagement, presteren de grote banken en verzekeraars redelijk goed. Sommige verbeteringen gaan verder dan waar de AFM op heeft gemeten. In het licht van recente berichtgeving, verwacht de AFM dat de sector deze proactieve houding ook laat zien bij de verbetering van de dienstverlening aan zakelijke klanten.

Op onderwerpen waar de AFM minder aandacht op heeft gevestigd, zoals beleggingsdienstverlening en pensioenen blijven de prestaties achter. Dit onderstreept het belang van het duurzaam verankeren van het klantbelang in de cultuur. De NVB en het Verbond van Verzekeraars hebben aangegeven de terugkoppeling te gebruiken om de dienstverlening van banken en verzekeraars verder te verbeteren. Een aantal banken en verzekeraars hebben al verbetermaatregelen geïmplementeerd.

Onderstaand schema  "Overzicht van Klantbelang Dashboardscores over de afgelopen 4 jaar " geeft de ontwikkelingen weer op de punten die in de AFM in het Klantbelang Dashboard heeft beoordeeld.
Klantbelang-Dashboardscores-2010-2013-SH640x455.jpg
Het zal tijd vergen voordat banken en verzekeraars het belang van de klant centraal in hun cultuur hebben verankerd. Het is daarom belangrijk om bij klanten begrip te kweken dat een lange termijn proces is ingezet en dat niet alle veranderingen van vandaag op morgen gerealiseerd zijn. De AFM roept de sector dan ook op om actie te blijven ondernemen en te blijven investeren in een maatschappelijke dialoog.

In "De belofte om het klantbelang centraal te stellen - de tussenstand" kunt u meer lezen over de ontwikkelingen bij banken en verzekeraars om het belang van de klant centraal te stellen.
Terug naar Inhoud


Helmond_wapen202x300.jpgDoe het zelf beleggers in de regio Helmond

Wij zijn een klein studie-beleggerclubje dat zich richt op het uitwisselen van kennis en ervaringen om zelf actief en succesvoller te kunnen beleggen.
Wat we doen?:
  • We bespreken elkaars aanpak en strategieën, wisselen criteria uit die iedereen maakt bij de keuzes van aandelen, opties en andere derivaten.
  • Ook gaan we dieper in op specifieke (optie-) constructies die succesvol kunnen zijn.
  • We nemen ook deel aan seminars of andere studiebijeenkomsten en wisselen alle relevante informatie over zelf beleggen uit.
  • We komen elke 3e maandag van de maand bij elkaar en tussentijds wisselen we zaken uit via de mail.
We zoeken uitbreiding van ons groepje met enkele actieve beleggers die kennis en ervaringen willen delen om beter voorbereid te kunnen beleggen.

Neem bij interesse contact op via de mail met het bestuur van de HCC Beleggen. Vermeld in de mail dat het om de groep Helmond gaat.



Vermogen in Nederland gelijker verdeeld sinds eind negentiende eeuw
Bron: Me Judice 27 jun 2014 | Koen Caminada, Kees Goudswaard, Marike Knoef
DisneyYacht-SH400x284.jpg



De verdeling van vermogen in Nederland is scheef, maar een stuk minder scheef als rekening wordt gehouden met opgebouwde pensioenrechten. Tegelijk is de verdeling veel minder ongelijk geworden sinds het einde van de negentiende eeuw. Dit stellen de Leidse economen Koen Caminada, Kees Goudswaard en Marike Knoef.


Weinig harde feiten

Steeds vaker worden zorgen uitgesproken over de ontwikkeling van de inkomens- en vermogensongelijkheid. Met name het werk van Piketty heeft de laatste tijd veel aandacht getrokken. Kern van zijn boodschap is dat de verdeling van inkomen en vermogen in de tijd steeds meer ongelijk wordt.
MeJudice_new_logo220x55.png

Koen_Caminada120x160.jpg
Koen Caminada,




hoogleraar  aan de Universiteit Leiden
Prof. dr. Koen Caminada (1966) studeerde economie aan de Erasmus Univesiteit Rotterdam en de Katholieke Universiteit Leuven. Hij is hoogleraar Empirische analyse van sociale en fiscale regelgeving aan de Universiteit Leiden. Zijn proefschrift ging over De progressie van het belastingstelsel (1997). Sindsdien heeft hij wetenschappelijk onderzoek verricht op het terrein van de (empirische) analyse van fiscaal en sociaal overheidsbeleid. Thans verricht hij onderzoek naar de effecten van veranderingen in de socialezekerheidsregelingen en pensioenen voor verschillende sociaal-economische groepen en naar de economische aspecten van belastinghervormingen (in internationaal vergelijkend perspectief).
Doordat het rendement op vermogen structureel hoger is dan de groeivoet van de economie, eigenen de vermogenden in de samenleving zich een steeds groter deel van de nationale koek op.

In Nederland is het maatschappelijk debat over dit thema ook volop losgebarsten, mede naar aanleiding van de recente studie van de WRR (2014). Van belang is om dit in belangrijke mate normatieve debat te voeren op basis van zo goed mogelijke feiten. Over de (ontwikkeling van de) inkomensverdeling is veel empirisch materiaal beschikbaar (zie ook Caminada et al, 2014). Maar over de vermogensverdeling is minder bekend. Op grond van de CBS-gegevens is duidelijk dat de vermogensverdeling schever is dan de inkomensverdeling. Maar in de gebruikelijke statistieken worden niet alle vormen van vermogen meegeteld. Zo wordt het pensioenvermogen niet meegerekend, terwijl dat in Nederland relatief groot is. Verder worden de vermogensverdeling en de inkomensverdeling veelal los van elkaar geanalyseerd, terwijl ook essentieel is of er ‘stapeling’ van ongelijkheid optreedt. Tamelijk weinig is bekend over de ontwikkeling van de vermogensongelijkheid in Nederland. In de empirische analyse van Piketty wordt Nederland niet meegenomen. In de WRR studie wordt gesteld dat partiële gegevens doen vermoeden dat de ongelijkheid in de vermogensverdeling in Nederland toeneemt (p. 86), zoals Piketty ook voor andere landen constateert.

In dit artikel brengen wij de scheefheid van de vermogensverdeling in kaart, inclusief de hiervoor beschreven correctie voor pensioenvermogen. Verder laten we data zien die aangeven dat de vermogensconcentratie aan de top in Nederland in de loop der tijd juist niet groter is geworden.

MeJudice_new_logo220x55.png

Kees-Goudswaard120x160.jpg
Kees Goudswaard,
hoogleraar  aan de Universiteit Leiden
Prof. Dr. Kees Goudswaard studeerde economie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij is thans hoogleraar Toegepaste Economie aan de Universiteit Leiden en bijzonder hoogleraar Sociale Zekerheid vanwege de Stichting Instituut GAK. Daarnaast is hij onder meer 14 jaar Kroonlid geweest van de Sociaal-Economische Raad. Hij is voorzitter van de Commissie Toekomstbestendigheid aanvullende pensioenen die een advies heeft opgesteld voor minister Donner over de toekomst van de pensioenen.
Private vermogensverdeling 2012
Welke mensen bevinden zich aan de onderkant en de bovenkant van de vermogensverdeling? Onderstaande figuur beschrijft de vermogensverdeling van Nederland voor het jaar 2012 op basis van CBS-data. Zowel de vermogensaandelen per deciel als de Lorenzcurve (cumulatieve aandelen) zijn in beeld gebracht.

Het vermogen is het saldo van bezittingen en schulden. De bezittingen bestaan vooral uit banktegoeden, effecten, onroerend goed en ondernemingsvermogen. De schulden omvatten onder meer schulden ten behoeve van een eigen woning en consumptief krediet. Enkele zaken zijn bij de berekening van het vermogen niet meegeteld door gebrek aan gegevens. Zo is met de opgebouwde rechten op een toekomstige pensioen- of levensverzekeringsuitkering (waaronder lijfrente) nog geen rekening gehouden. Evenmin is het tegoed dat is opgebouwd bij spaar- en levenhypotheken tot de bezittingen gerekend. Ontbrekende vormen van bezit zijn verder contant geld, duurzame consumptiegoederen (met uitzondering van de eigen woning), juwelen en antiek. Aan de schuldenkant ontbreken schulden bij postorderbedrijven.

Wanneer we allereerst naar de private vermogens exclusief pensioenvermogen kijken, bezat het rijkste percentiel Nederlandse huishoudens in 2012 ongeveer een kwart van het totale private vermogen; de top 5% procent bezat ongeveer 45% en de rijkste 10% huishoudens bezat 61 procent. Deze rijkste 10%-groep bestaat voor een belangrijk deel uit senioren (36%) en ondernemers (29%).

Aan de onderkant heeft de eerste 60 procent van alle huishoudens tezamen een privaat vermogen van 0 euro. Dit betekent niet dat 60 procent van de huishoudens een negatief vermogen heeft, maar dat ze zo weinig vermogen hebben, dat ze het negatieve vermogen van de eerste 6 procent huishoudens niet goed maken. Dit betreffen vooral huishoudens met schulden; in het onderste vermogensdeciel bevinden zich vooral werknemers en ambtenaren (76%). Zij hebben consumptief krediet of hun huis staat onder water. Mogelijk heeft een deel van deze huishoudens een spaar- of beleggingshypotheek, maar deze nemen we helaas niet waar.

De vermogens zijn dus scheef verdeeld. De mate van scheefheid kan worden uitgedrukt met behulp van één kengetal: de Gini-coëfficiënt van het private vermogen bedraagt 0,80.

Figuur 1. Vermogensaandelen per deciel en de Lorenzcurve van vermogen, 2012
figuur-1422EA264163BA910F49CEF30-SH640x300.jpg
Bron: eigen berekeningen op basis CBS Statline

Pensioenvermogens dempen ongelijkheid
MeJudice_new_logo220x55.png

Marike_Knoef-120x160.jpg
Marike Knoef



universitair docent aan de Universiteit Leiden
Dr. M.G. (Marike) Knoef werkt als universitair docent aan de Universiteit Leiden. Zij studeerde Econometrie aan de Universiteit van Tilburg en is in 2011 gepromoveerd op haar proefschrift "Essays on Labor Force Participation, Aging, Income and Health". Haar interesses omvatten onderzoek op het gebied van de arbeidsmarkt, inkomens, pensioenen en de sociale zekerheid.
In de discussie is er regelmatig op gewezen dat het van belang is om ook de opgebouwde aanvullende pensioenrechten mee te rekenen, zeker bij een internationale vergelijking van de vermogensverdeling. Een opgebouwd pensioenrecht is natuurlijk niet helemaal vergelijkbaar met privaat opgebouwd vermogen (dat overdraagbaar, verkoopbaar en vererfbaar is). Anderzijds gaat het beide om uitgestelde consumptie.

Hieronder presenteren we de vermogensverdeling zonder en met opgebouwde pensioenrechten. We gebruiken CBS microdata over pensioenaanspraken, -uitkeringen en vermogen voor het jaar 2010. Ook de inleg in de derde pijler vanaf 1989 is meegenomen (lijfrenten). De horizontale as geeft het vermogenspercentiel. Alle bedragen zijn bruto berekend. Zowel op privaat vermogen als op aanvullende pensioenrechten rust een belastingclaim, zij het in verschillende mate (mede afhankelijk van de precieze samenstelling van het private vermogen). Het is niet op voorhand duidelijk welk effect (uitgestelde) belastingheffing zou kunnen hebben op de mate van scheefheid van de vermogensverdeling.

De rode lijn illustreert de private vermogensverdeling (zonder opgebouwde aanvullende pensioenrechten) en de blauwe lijn de vermogensverdeling inclusief pensioenvermogen. De blauwe lijn ligt boven de rode lijn dus de vermogens inclusief opgebouwd aanvullend pensioen zijn minder scheef verdeeld dan de vermogens exclusief pensioen (Lorenz Dominantie).

Figuur 2. Lorenzcurve vermogensverdeling in Nederland, exclusief en inclusief pensioenen
figuur-203EF9A0F50D4F188450C1828-SH640x340.jpg
Bron: berekeningen op basis CBS IPO en CBS microdata over pensioenaanspraken, -uitkeringen en vermogen

Door rekening te houden met aanvullende pensioenrechten valt op dat veel minder huishoudens een negatief vermogen hebben. Wanneer de huishoudens worden gerangschikt van laag naar hoog vermogen, heeft nu nog maar 35 procent van de huishoudens tezamen een vermogen van 0 euro, terwijl dit snijpunt met de x-as bij louter private vermogens bij het 60ste percentiel ligt.

De afvlakking van de scheefheid is ook op een andere manier te illustreren. Zo weten we dat de top 1% in Nederland een kwart van het private vermogen bezit. Rekenen we vervolgens ook de opgebouwde rechten van het aanvullend pensioen mee, dan zakt dit percentage naar 17. De Ginicoëfficiënt van vermogen daalt van 0,80 naar 0,68 wanneer aanvullende pensioenopbouw wordt meegerekend. Pensioenvermogens hebben dus een dempend effect op de vermogensongelijkheid. De totale vermogensongelijkheid in Nederland is aldus berekend kleiner dan wanneer louter naar de verdeling van privaat vermogen wordt gekeken (zoals eerder gerapporteerd door het CBS en Van Bavel in de recente WRR-verkenning).

Tabel 1. Vermogensverdeling in Nederland (met en zonder pensioenvermogen)
tab1cam-SH640x140.jpg
Bron: berekeningen op basis CBS IPO en CBS microdata over pensioenaanspraken, -uitkeringen en vermogen

Stapeling van ongelijkheid
In hoeverre bevinden zich aan de linkerkant van de vermogensverdeling mensen met een laag inkomen en aan de rechterkant mensen met een hoog inkomen? Een stapeling van de inkomens- en vermogensongelijkheid is zorgwekkend, terwijl de ongelijkheid minder ernstig is wanneer blijkt dat sommige mensen veel inkomen en weinig vermogen hebben, terwijl anderen veel vermogen en weinig inkomen hebben.

In figuur 3 zijn de vermogens toegerekend aan inkomenspercentielen, waarbij het besteedbaar huishoudinkomen op de horizontale as is gezet. Wanneer we nu naar de ‘rijksten’ kijken aan de rechterkant van de figuur (in termen van inkomen dus in plaats van in termen van vermogen), dan is de ongelijkheid minder groot. De lijnen in figuur 3 zijn immers vlakker dan in figuur 2. De rijkste 1% (in termen van inkomen) bezit 9% van het vermogen en de rijkste 10% bezit zo’n 31% van het vermogen. De curven met (blauw) en zonder pensioenvermogen (rood) snijden elkaar nu. Dit komt omdat aanvullend pensioen vooral voor de middeninkomens een belangrijke rol speelt.

De rijkste 10%-groep huishoudens bestaat nu ineens voor een belangrijk deel uit werknemers en ambtenaren (53%) en ondernemers (36%), terwijl we veel minder senioren aantreffen (7%). Aan de onderkant treffen we in het laagste inkomensdeciel nu veel studenten aan (30%), en veel minder werknemers en ambtenaren (19%).

Aldus benaderd lijkt de ongelijkheid minder scherp. Sommige groepen huishoudens blijken weliswaar schulden of weinig vermogen te hebben maar veel inkomen (werknemers en ambtenaren), terwijl andere groepen huishoudens juist relatief veel vermogen hebben maar weinig inkomen (senioren). Ondernemers zijn een bijzondere groep: zij zijn zowel oververtegenwoordigd in het laagste als het hoogste inkomensdeciel, maar als het gaat om de vermogensverdeling dan schuiven ze op, en bevolken ze steeds vaker de hogere decielen. Vooral in het topdeciel van vermogen bevinden zich relatief veel ondernemers – die 200 duizend ondernemers (= 2½ % van alle huishoudens) bezitten samen maar liefst 21% van het totale private vermogen.

Figuur 3. Cumulatieve vermogensaandelen over de inkomensverdeling, exclusief en inclusief pensioenen
figuur-3CCE00EA6CC5F5807E38E13E5-SH-640x372.jpg
Bron: berekeningen op basis CBS IPO en CBS microdata over pensioenaanspraken, -uitkeringen en vermogen

Groeiende vermogensconcentratie in Nederland?
Het is lastig om iets te zeggen over de al dan niet groeiende vermogensongelijkheid in Nederland vanwege gebrek aan data. Onderstaande figuur laat de meest recente cijfers zien die iets zouden kunnen zeggen over de trend van het aandeel van de top 1% in het totale private vermogen in de periode 1894-2011. Ondanks het klein aantal waarnemingen, is de trend sterk dalend. Van toegenomen vermogensconcentratie aan de top is dus geen sprake. Voor de meest recente periode 1993-2011 vinden we geen significante trend: het aandeel van de top 1% is min of meer stabiel op een kwart van het totale private vermogen. Dit is in lijn met de door het CBS gepubliceerde cijfers over de vermogensongelijkheid in Nederland; die tijdreeks is echter korter (2006-2012), maar geeft hetzelfde beeld. De Nederlandse vermogensverdeling is scheef, maar het aandeel van het toppercentiel in de periode 2006-2012 is stabiel. Er is in de periode 2006-2012 een zeer kleine toename waarneembaar aan de top-1% (niet-significant en ook niet-eenduidig), maar bezien vanuit de fors afgenomen vermogensconcentratie in de afgelopen eeuw is de recente ontwikkeling verwaarloosbaar.
Figuur 4. Private vermogensverdeling; aandeel toppercentiel, 1894-2011
fig4cam-SH640x420.jpg
Bron: Roine & Waldenström (2014); eigen berekeningen

Samenvattend kunnen we constateren dat de scheefheid van de vermogensverdeling weliswaar groot is, maar duidelijk afneemt wanneer rekening wordt gehouden met pensioenen en met de samenhang tussen inkomen en vermogen. Verder duiden de schaarse beschikbare gegevens juist niet op een toenemende concentratie van vermogens aan de top in Nederland.

Referenties:
-Caminada, K. J. Been, K. Goudswaard en M. de Graaf-Zijl (2014), 'De ontwikkeling van inkomensongelijkheid en inkomensherverdeling in Nederland 1990-2012', Department of Economics Research Memorandum 2014.02, Leiden University, 46 p.
-Piketty, T. (2014), Capital in the Twenty-First Century, Cambridge: The Belknap Press of Harvard University Press.
-Roine, J., and D. Waldenström (2014), 'Long-Run Trends in the Distribution of Income and Wealth', IZA discussion paper no. 8157, April 2014
-WRR (2014), Hoe ongelijk is Nederland? Een verkenning van de ontwikkeling en gevolgen van economische ongelijkheid, WRR-Verkenning nr. 28, M. Kremer, M. Bovens, E. Schrijvers en R. Went (red.), Amsterdam: Amsterdam University Press.
Terug naar Inhoud


daytradingad_753x240.jpg


Geen retourprovisies meer bij depotbanken
Bron: AFM
AFM-Info-sh450x200.gif


Het provisieverbod heeft ervoor gezorgd dat depotbanken geen retourprovisies meer betalen aan beleggingsadviseurs en vermogensbeheerders.
Dat blijkt uit een informatie-uitvraag van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) bij de vijf grootste depotbanken in Nederland.

Depotbanken zijn banken die orders uitvoeren en effecten bewaren voor klanten van beleggingsadviseurs en vermogensbeheerders. Voor de invoering van het provisieverbod betaalden depotbanken vergoedingen aan beleggingsadviseurs en vermogensbeheerders wanneer zij de opdracht kregen om, namens beleggers, orders uit te voeren. Vanaf 1 januari 2014 zijn deze zogeheten retourprovisies verboden.

Depotbanken bieden hun service aan beleggingsadviseurs en vermogensbeheerders aan conform de verdienmodellen die in lijn zijn met het provisieverbod. De AFM juicht de inspanningen van de sector die de omslag heeft gemaakt naar rechtstreekse betalingen voor beleggingsdienstverlening toe. "Wij realiseren ons dat de impact van het afschaffen van retourprovisies groot is voor veel beleggingsadviseurs en vermogensbeheerders. Wij zijn blij dat de sector de omslag heeft gemaakt naar verdienmodellen waarbij sprake is van directe betaling door klanten", aldus Tim Mortelmans, hoofd toezicht financiële ondernemingen bij de AFM.

Voorafgaand aan het provisieverbod konden retourprovisies een prikkel zijn voor beleggingsadviseurs of vermogensbeheerders om meer of andere orders te laten uitvoeren dan in het belang is van de belegger. Ook konden prikkels bestaan om orders uit te laten voeren bij partijen die hogere transactiekosten in rekening brengen dan noodzakelijk.
Terug naar Inhoud


Noordbeleggen753x244.jpg

Hoe incidenten doorwerken in een raming
Bron: DNB
Incidentele-factoren-100-bit_machine_with_mouse-2-SH-480x290.jpg




DNB voorziet voor 2014 een economische groei van 0,2%.
Dit groeicijfer wordt behoorlijk vertekend door een aantal incidentele factoren.

De invloed van deze incidentele factoren op de groeiraming kan inzichtelijk worden gemaakt door de raming op kwartaalbasis te bekijken.

Incidentele factoren
In het eerste kwartaal van 2014 kromp het reëel bruto binnenlands product (bbp) volgens de meest recente inzichten van het CBS met 1,4% ten opzichte van het laatste kwartaal van 2013. Dit tegenvallende cijfer was het gevolg van een aantal incidentele factoren. Door de uitzonderlijk zachte winter waren de consumptie en uitvoer van aardgas substantieel lager. Ook speelt een rol dat huishoudens en bedrijven eind 2013 veel personenauto’s hebben aangeschaft om nog te kunnen profiteren van gunstige fiscale regels. Als gevolg hiervan waren de consumptie en investeringen in het vierde kwartaal van 2013 hoger, en in het eerste kwartaal van 2014 lager.

Van kwartalen naar jaren
In de publieke discussie over ramingen spelen afzonderlijke kwartalen vaak geen rol van betekenis, de nadruk ligt op jaarcijfers. Toch spelen de kwartaalcijfers een cruciale rol bij het opstellen van ramingen, want het uiteindelijke jaarcijfer wordt bepaald uit een combinatie van de kwartaalcijfers van het lopende en het voorafgaande jaar. Het voorbeeld in Tabel 1 laat zien hoe dit werkt. De eerste rij geeft de realisaties (2013K1-2014K1) en de ramingen (2014K2-K4) voor de bbp-groei op kwartaalbasis. Om deze kwartaalcijfers tot een jaarcijfer te aggregeren kan een algemeen gehanteerde vuistregel worden gebruikt. Volgens deze vuistregel krijgt elk kwartaal een bepaald gewicht, variërend tussen 0 en 1; zie de tweede rij in de tabel. Het eerste kwartaal in 2014 telt volledig mee voor de groei in dat jaar, terwijl het laatste kwartaal nog maar voor een kwart meetelt. Door de groei op kwartaalbasis te vermenigvuldigen met de gewichten, en de bijdragen vervolgens op te tellen wordt (bij benadering) het jaargroeicijfer berekend, 0,2% in dit geval. Een deel van de groei in de laatste kwartalen van een jaar wordt aldus toegerekend aan het volgende jaar, de groei “loopt over”. In 2014 bedraagt deze overloop vanuit 2013 0,8 procentpunt. Anders gezegd: als in alle kwartalen in 2014 de bbp-groei op kwartaalbasis 0% zou bedragen, zou de groei in 2014 op jaarbasis 0,8% bedragen.

Tabel 1 - Samenstelling Bbp-groei 2014 naar kwartalen
Samenstelling-Bbp-groei-2014-naar-kwartalen-SH640x130 .jpg
Invloed van incidentele factoren
DNB baseert zich bij het opstellen van haar raming op de meest recente kwartaalcijfers van het CBS, en vult deze aan met ramingen van de economische groei, eveneens op kwartaalbasis. Het gevolg is dat incidentele factoren in de eerste kwartalen van het jaar sterk doorwerken in de raming van het jaarcijfer. Zo drukt de uitzonderlijke krimp in het eerste kwartaal het jaarcijfer met 1,4 procentpunt. Als we deze negatieve incidentele factoren zouden wegdenken, dan was de raming van de economische groei in 2014 hoger uitgekomen. Een onzekere factor is in hoeverre de achtergebleven groei in het eerste kwartaal in het tweede kwartaal van 2014 zal worden ‘ingehaald’. DNB schat dit inhaaleffect beperkt in, mede gezien de rol van het gas, met een groei in het tweede kwartaal van 0,7 %.
Terug naar Inhoud


RG_NH_ad_201109_753x202.jpg

Beloning vermogensbeheerders moet eerlijker
Bron: AFM
AFM-Info-sh450x200.gif

De Autoriteit Financiële Markten (AFM) vindt dat de beloning die een vermogensbeheerder ontvangt voor het beheren van het vermogen van zijn klant in het belang van die klant moet zijn.
Een vaste procentuele vergoeding van het belegd vermogen, onafhankelijk van de dienstverlening of het beheerde vermogen, is niet verboden, maar kan onwenselijk zijn.


Het is immers de vraag of een klant met een vermogen van €300.000 daadwerkelijk drie keer meer inspanning van de vermogensbeheerder vergt dan een klant met een vermogen van €100.000. Ook is het de vraag of bij deze vorm van beloning de belangen van de beleggingsonderneming en de klant parallel lopen.

Een beloning voor de vermogensbeheerder zou, analoog aan de beloning voor adviseurs en bemiddelaars, eerlijk en niet onredelijk moeten zijn. De klant zou alleen moeten betalen voor de dienstverlening die de vermogensbeheerder daadwerkelijk biedt.

Sinds de invoering van het provisieverbod voor beleggingsondernemingen op 1 januari 2014 mogen vermogensbeheerders geen provisies meer ontvangen. De klant betaalt nu direct voor zijn dienstverlening. De vermogensbeheerder moet dus duidelijk maken waarvoor de klant betaalt. Vaste vergoedingen zijn het meest duidelijk voor de klant. Maar ook een beheervergoeding die gelimiteerd is en daarmee beperkt is in hoogte is mogelijk en kan in het belang van de klant zijn.

De vergoeding die een vermogensbeheerder vraagt, moet aansluiten bij de doelgroep waaraan de dienst wordt verleend. Als de doelgroep zo divers is dat de ene klant duidelijk de andere klant subsidieert kun je je vragen stellen bij de instelling van een procentuele vergoeding, omdat deze er in een aantal gevallen voor zal zorgen dat de klant met het kleinere vermogen duidelijk gesubsidieerd wordt door de klant met het grotere vermogen. De AFM ziet verschillende vormen van beloning ontstaan en moedigt de sector aan die ontwikkeling door te zetten, gekoppeld aan overige innovatie in de sector. Ook door bijvoorbeeld online en/of geautomatiseerde tools kan de dienstverlening goedkoper worden. Het is van belang dat de vermogensbeheerder in de veranderende wereld nadenkt over de wijze waarop hij beloond/betaald wil worden door zijn klanten en daarover ook met klanten in gesprek gaat.

Voor 1 januari van dit jaar betaalde je indirect voor beleggingsdienstverlening. Een beleggingsonderneming ontving provisie als hij een bepaald beleggingsproduct afsloot. Deze beloning ontving hij van de bank of het beleggingsfonds. Daardoor was zijn advies mogelijk niet altijd in het belang van zijn klant, omdat hij bijvoorbeeld koos voor een product dat hem een hoge provisie opleverde. Het provisieverbod heeft als doel daar een einde aan te maken. Dat moet leiden tot betere dienstverlening, waar de belegger van profiteert.
Terug naar Inhoud


CoSAad_201109_753x202.jpg

Statistisch jaarboek 2014 is uit
Bron: CBS
Statistisch-jaarboek-2014-SH440x361.jpg



Het Statistisch jaarboek 2014 geeft een kleurrijke indruk van de informatie die het CBS samenstelt.

De cijfers zijn per thema geordend. Speciale aandacht is er in deze editie voor de arbeidsdeelname van ouderen, het gebruik van sociale media, en leefstijl.
In zijn negentigjarige bestaan is het Statistisch jaarboek steeds met zijn tijd meegegaan.
Het onmisbare naslagwerk veranderde in een zakboek met kerncijfers.
Dit jaar is het in een fris nieuw jasje gestoken.


Download het Statistisch jaarboek 2014 als pdf Klik Hier

U kunt het Statischtisch jaarboek ook gedrukt bestellen via het CBS Klik Hier voor meer info
Terug naar Inhoud


Zet 4 oktober 2014 - alvast in uw agenda !
wat 63 ste HCC Beleggen Symposium
waneer 4 oktober 2014 aanvang 10.00 uur
waar Cultureel & Vergader Centrum H.F. Witte

Henri Dunantplein 4 

3731 CL  De Bilt
activiteit
  • hele dag diverse lezingen in twee zalen door boeiende sprekers,
  • kennismaken met en hernieuwen van contact met medebeleggers, 
  • kennismaken met regiogroepen,
  • nieuwe ontwikkelingen, boeken en programmatuur kennis maken met financiele diensten, producten en innovaties bij flink een aantal leveranciers
locatie-info: Gezellig lunch-restaurant aanwezig, gratis parkeren, in midden van Nederland met goede aansluiting op snelwegen, bereikbaar per openbaar vervoer
Terug naar Inhoud


  IG: Computerbeleggersgroep-ZH
zh230x180.jpg HCC Beleggen IG Computerbeleggersgroep-ZH in de regio Zuid HollandSinds de oprichting in 2002 houden wij ons bezig met “Beleggen met behulp van de computer”. Het accent ligt daarbij op het vergroten van de kennis van het ontwikkelen en exploiteren van handelssystemen. Deze zijn vooral gebaseerd op methoden uit de kwantitatieve en statistische analyse. Uiteraard wordt daarbij ook aandacht besteed aan ondersteunende software. Regelmatig besteden we echter ook aandacht aan andere vormen van beleggen zoals Fundamentele analyse. Daarbij gaan we altijd uit van het beschrijven en bespreken van een gestructureerde aanpak die gebaseerd is op objectieve grondslagen. 
Wij komen 9 keer per jaar bijeen. Afwisselend in Berkel & Rodenrijs en Delft.
Klik hier voor meer info    Contactadres: jhbvdmeulen@kpnmail.nl


Doet u mee?
Bron: Redactie HCC Beleggen
De HCC Beleggen organiseert een aantal activiteiten. De bekendste activiteiten die wij organiseren zijn de beleggerssymposia die we tweemaal per jaar houden in De Bilt en deze nieuwsbrief.

actieveleden_gezocht_sh400x236.gifVoor de organisatie van onze symposia zijn wij voortdurend op zoek naar mensen die een bijdrage willen leveren aan de totstandkoming hiervan.
Het is niet alleen leuk om dergelijke evenementen te organiseren, maar het is ook een ideale gelegenheid om je netwerk uit te breiden met interessante contacten.

Ook voor deelname aan de redactie van de nieuwsbrief en de website zijn wij dringend op zoek naar mensen die mee willen doen.

Ook zonder deel uit te maken van de organisatie kunt u vanzelfsprekend ook meedoen aan één van de Regio- of Belangstellingsgroepen.

Maar ook andere dingen doen zoals het geven van een aardige lezing, met anderen handelsstrategieën uitwerken, software onder de knie krijgen of gewoon een groep vormen waarmee je samen de markt analyseert/bespreekt, behoort tot de mogelijkheden.

Ben je enthousiast en denk je dat een vrijwilligersfunctie jou op het lijf geschreven is, neem dan contact op met het HCC Beleggen bestuur Klik Hier of met de redactie  Klik Hier
Terug naar Inhoud

Disclaimer: Deze publicatie komt tot stand op de redactie van beleggersonline.nl de website van de HCC IG Beleggen. Noch de mate waarin de berichten, voorgestelde scenario’s, risico’s en voorspellingen de marktverwachtingen weerspiegelen, noch de mate waarin zij in de realiteit zullen tot uiting komen, kunnen worden gewaarborgd. De voorspellingen zijn indicatief. De gegevens in deze publicatie zijn algemeen en louter informatief. Ze mogen niet worden beschouwd als beleggingsadvies. De schrijver(s) van deze publicatie en het bestuur van de HCC IG Beleggen en/of de Redactie van de Nieuwsbrief zijn derhalve niet aansprakelijk voor eventuele verliezen. De waarde van uw beleggingen kan fluctueren, behaalde resultaten uit het verleden geven geen garantie voor de toekomst.

Actueel

'Meld je aan voor de nieuwsbrief' van HCC!beleggen

'Abonneer je nu op de nieuwsbrief en blijf op de hoogte van onze activiteiten!'

Aanmelden