Actie banner

...

Nieuwsbrief 20120318 Symp58-1

58-ste HCC Beleggen Symposium 28 april 2012 "Actief beleggen met aandelen en derivaten" inhoud:    Symposium Bericht: 1  Introductie 58ste HCC Beleggen Symposium Edward Loef: Het ontwikkelen vaneen beleggingsstrategie Forest Bergen Tjakko Wielinga:   Het traden op basis van Balanced Condors Analist.nl Karel Mercx:   Beleggen in opties Willem Okkerse: De OK-Score in India en de USA Oproep beleggers in regio Overijsel en Flevoland Aanmelden en routebeschrijving Introductie 58ste HCC Beleggen Symposium Bron: Redactie  Het 58ste HCC Beleggen Symposium staat in het teken van actief beleggen met aandelen en derivaten. De kern van actief beleggen is zelf en vaak ook frequent handelen op de beurs. Een actieve belegger gelooft in zijn visie ten aanzien van de koersontwikkelingen. Er zijn twee aspecten van actief beleggen die elkaar aanvullen: de beste beleggingsinstrumenten selecteren en de gunstigste in- en uitstapmomenten kiezen. Diverse beleggingsinstrumenten brengen verschillende risico's met zich mee. Afhankelijk van de financiële situatie en hoeveel risico de belegger wil lopen kan hij bepaalde beleggingsinstrumenten inzetten om rendement te behalen. Risicovolle beleggingsproducten hebben vaak een hoger rendement dan beleggingsproducten met een laag risico. Een belegger moet de risico’s kennen van de beleggingsinstrumenten waarin hij belegt. Uiteraard probeert iedere belegger op het juiste moment in en uit de markt te stappen. Als hij verwacht dat de beurs gaat dalen, dan stapt hij uit of gaat short. Hij stapt weer in of gaat long als de beurs aantrekt. Ook het inspelen op stijgende en dalende valuta, aantrekkende of dalende rente en stijgende beurzen in bepaalde landen of van specifieke bedrijfssectoren zijn vormen van markettiming. Het belangrijkste uitgangspunt van actieve beleggers is om een meer dan gemiddeld rendement te halen. De actieve belegger houdt voortdurend de vinger aan de pols, door in te spelen op te verwachten koersbewegingen. Frequent handelen op de beurs kost weliswaar geld, maar dat is van minder belang. Iedere transactie is bedoeld om extra winst te maken. Actieve beleggers handelen zo vaak als nodig is. Maar hoe word je een goede actieve belegger? Tijdens het 58ste HCC Beleggen Symposium met de titel "Actief beleggen met aandelen en derivaten" zullen deskundige sprekers u handvatten aanreiken om een goede actieve belegger te worden, dus zorg dat u erbij bent. Van een aantal sprekers is in deze nieuwsbrief een korte introductie van hun presentaties opgenomen. Terug naar  Inhoud Edward Loef: Het ontwikkelen van een beleggingsstrategie: Spreker: Edward Loef Edward Loef, één van de bekendste technisch analisten in Nederland, heeft na 25 jaar werkzaam te zijn geweest voor diverse financiële instellingen in 2010 besloten om onafhankelijke beleggingsresearch op basis van koersgrafieken en technische indicatoren te verzorgen. Zijn doel is om belangrijke veranderingen in de richting van de beurskoersen tijdig te signaleren en hierover te publiceren. Naast professionele instellingen, zoals (private) banken, vermogensbeheerders en handelsplatforms maken ook steeds meer particuliere beleggers gebruik van zijn inzichten, nieuwsbrieven, lezingen en beleggingscursussen. In de vijf jaar voor de oprichting van zijn onderneming was Loef werkzaam als senior technisch analist bij Theodoor Gilissen Bankiers te Amsterdam. In de periode tussen 1998 en 2005 adviseerde hij actieve beleggers bij CenE Bankiers N.V. te Utrecht. Daarvoor werkte hij als sr. beleggingsadviseur bij verschillende lokale Rabobanken. Edward Loef is lid van de Vereniging van Beleggingsanalisten (VBA) en in de Verenigde Staten geregistreerd als ‘Certified Financial Technician’ bij de ‘International Federation of Technical Analysts’ (IFTA). In de turbulente beursperiode 2007 t/m 2009 werd hij veelvuldig door TV-zender CNBC Europe om zijn analyses gevraagd en werkte hij in 2010 mee aan het Engelstalige boek ‘Technical Analysis in the FX Markets’. Loef verzorgt de rubriek ‘Charting’ in het kwartaalblad Traders Club Magazine en is tevens één van de columnisten van de website van Het Financieele Dagblad. Presentatie HCC Beleggen Symposium In zijn presentatie op 28 april worden twee interessante onderwerpen besproken. Voor de doe-het-zelf belegger zal Edward Loef uitgebreid ingaan op de noodzaak van het ontwikkelen van een beleggings-strategie. Met behulp van de computer laat hij zien hoe een hij met een handelsplan veranderingen in de trends herkent en hoe je als belegger slimme tactieken kunt toepassen om daarmee geld op de beurs te verdienen en de risico’s die daaraan zijn verbonden kunt beheersen. Daarnaast zal hij aan de hand van zijn beleggingsmethode de rol van traditionele chartist op zich nemen en zijn visie geven op de meest waarschijnlijke richting van de diverse markten en beurskoersen. Dan zal ook duidelijk iedereen duidelijk worden wat het verschil is tussen het fenomeen van beurskoersen voorspellen en beurskoersen beheersen. Terug naar  Inhoud Forest Bergen Standhouder Forest Bergen is gespecialiseerd in opleidingen en technische produkten voor beleggers en traders. Wij leveren allerlei software voor de technische belegger, computerapparatuur en netwerken. Wij zijn gespecialiseerd in handelstrainingen voor ForexTraders. Ons uitgangspunt is dat iedereen na afloop geld moet kunnen verdienen in de Forex handel. Ook kunt u bij ons optie cursussen volgen, koersdata-abonnementen afsluiten en boeken kopen.. In onze stand zullen wij een aantal produkten demonstreren, waaronder de overbekende Omnitraderem Metastock software software, met een presentatie handelen in valuta. advertentie: Terug naar  Inhoud Tjakko Wielinga:   Het traden op basis van Balanced Condors Spreker: Tjakko Wielinga Tjakko Wielinga is nu al weer enkele jaren actief met het handelen op basis van balanced condors die zijn samengesteld uit AEX maandopties. De oorspronkelijke strategie was passief en beperkte zich tot het schrijven van verticale call- en put spreads met als risico management slechts het plaatsen van een stoploss bij de shortposities. Op zich wel winstgevend maar toch een behoorlijke drawdown bij tijd en wijle. Om deze reden zijn  alternatieve strategieën onderzocht die het rendement kunnen verbeteren en de maximale drawdown reduceren zoals het gebruik van futures, deltaneutraal  herpositioneren of het partieel sluiten van de shortpositie bij een stoploss. Deze strategieën zijn gesimuleerd met behulp van specifiek ontwikkelde software met gebruikmaking van historische data over de periode 2006 t/m 2011. Eén van de verassende conclusies is dat de call- en put spreads duidelijk verschillen  in de meest optimale strategie. Terug naar  Inhoud Analist.nl Standhouder    Nieuws & Analyse Analist.nl biedt gratis overzichten van koop- en verkoopadviezen van Europese en Amerikaanse aandelen afgegeven door gerenommeerde (effecten)banken. Ook biedt Analist.nl inzicht in de behaalde rendementen op de afgegeven adviezen van deze instellingen. De koop- en verkoopadviezen worden de gehele dag door gevolgd en geupdate door een team van onafhankelijke researchers. Momenteel inventariseert Analist.nl een 700-tal aandelen uit de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, België, Duitsland, Nederland en Zwitserland. De informatie wordt gratis verspreid via de website www.Analist.nl en via een digitale nieuwsbrief welke wekelijks wordt verspreid. Wilt u zich gratis en vrijblijvend aanmelden voor deze nieuwsbrief, dan kan dat op de website. Analist.nl genereert haar inkomsten via advertenties die worden geplaatst op de website en in de nieuwsbrieven. Ratings · Aandelen Amsterdam       Alle Nederlandse ratings Terug naar  Inhoud Terug naar  Inhoud Karel Mercx: Beleggen in opties Spreker: Karel Mercx  Karel Mercx is redacteur bij Beleggers Belangen. Hij heeft zich gespecialiseerd in het beheren van beleggingsportefeuilles en geeft de presentatie "Beleggen in opties". In zijn presentatie zal hij laten zien dat opties kunnen dienen voor extra rendement en ter bescherming van de beleggingsportefeuille. Beide methoden zullen ervoor zorgen dat het rendement van de beleggingsportefeuille vooruit gaat. De presentatie is gebaseerd op het huidige beursklimaat. De bezoeker gaat naar huis met tips die hij of zij meteen kan gaan toepassen. Terug naar  Inhoud Willem Okkerse: De OK-Score in India en de USA: Spreker: Willem Okkerse Na de zeer succesvolle presentatie in 2010 over de gebruikmaking van de OK-Score bij distressed securities en voor zeer velen intussen bewaarheid met zeer concrete high yield resultaten, wordt er op 28 april a.s. (HCC Beleggen Symposium) door Willem Okkerse uitleg gegeven over de OK-Score en zijn inzet in de USA en wel in de S&P 100. Er wordt bekend gemaakt HOE de primaire onderzoeksopzet voor die S&P beoordeling was en WAT de uitkomsten waren voorafgaande aan de real-life start per 1.1.2011. Tevens wordt de link gelegd met de real life uitkomsten van de OK-Score AEX portfolio en de OK-Score S&P 100 Magnificent Twenty. De OK-Score AEX Portfolio presteerde per medio maart 2012 circa 160% rendement in 9 jaar en een kleine drie maanden.  Deze portfolio belegt alleen in aandelen AEX en volgens de weging van de AEX. De OK-Score S&P 100 Magnificent Twenty presteerde per medio maart 2012 ca. 17,5% in één jaar en dezelfde kleine 3 maanden en belegt alleen in de door de OK-Score geselecteerde twintig beste S&P ondernemingen. Terug naar  Inhoud Oproep aan beleggers in regio Overijsel en Flevoland Bron: Redactie  Terug naar  Inhoud Aanmelden en routebeschrijving: Een entreebewijs voor het 58-ste HCC BeleggenSymposium kunt u  bestellen door u aan te melden via onze website: Klik hier om u aan te melden   Het HCC Beleggen Symposium wordt gehouden in: Scholengemeenschap Lek en Linge,  Multatulilaan 6, 4103 NR, Culemborg Bekijk ligging >> Laat de route zien in een nieuw venster Voer je postcode in: Terug naar  Inhoud | HCC beleggen Website | HCC beleggen Vacatures | Adverteren | Forum | Downloads  Disclaimer: Deze publicatie komt tot stand op de redactie van beleggersonline.nl de website van de HCC IG Beleggen. Noch de mate waarin de berichten, voorgestelde scenario’s, risico’s en voorspellingen de marktverwachtingen weerspiegelen, noch de mate waarin zij in de realiteit zullen tot uiting komen, kunnen worden gewaarborgd. De voorspellingen zijn indicatief. De gegevens in deze publicatie zijn algemeen en louter informatief. Ze mogen niet worden beschouwd als beleggingsadvies. De schrijver(s) van deze publicatie en het bestuur van de HCC IG Beleggen en/of de Redactie van de Nieuwsbrief zijn derhalve niet aansprakelijk voor eventuele verliezen. De waarde van uw beleggingen kan fluctueren, behaalde resultaten uit het verleden geven geen garantie voor de toekomst.

28 maart 2012

...

Nieuwsbrief20120301

inhoud:    HCC Beleggen Nieuwsbrief 20120301 HCC Beleggen levert een bijdrage aan de HCC inloopdag Pensioenfonds van o.a.  AFM onder 85% dekkings graad Goedkope aandelen Schaarste kwalitatief goed onderpand onwaarschijnlijk Wisselmarkten: welke veerkracht voor de euro? 103 Fondsen gaan mogelijk korten op pensioenen Wilt u deelnemen aan de Regiogroep Overijssel en Flevoland ? Inschrijven 58ste HCC Beleggen Symposium vanaf 1 maart 2012 ! Agenda HCC Beleggen levert een bijdrage aan de HCC inloopdag Bron: Redactie HCC organiseert op 14 maart 2012 in het Kruithuis te Groningen een zogenoemde ‘HCC inloopdag’ voor leden en niet-leden.We bieden deze dag een gevarieerd programma voor jong en oud, en organiseren dit in samenwerking met een aantal van onze HCC Interessegroepen en externe partijen. De gehele dag worden er in de grote zaal presentaties verzorgd. Ook is er de mogelijkheid een op een vragen te stellen. In de foyer presenteren de verschillende participerende bedrijven en groeperingen zich en is er de mogelijkheid specifieke informatie te vergaren. Hoe ziet het programma er uit?De ochtend staat in het teken van het gebruik van Tablets en Skype, fotobewerking op de computer, e-Reading en Genealogie.DeSenioren Academie ig, Genealogie ig, De Fotofabriek en de e-Readers Group zorgen ervoor dat het een heel interessante ochtend gaat worden.Naast dit ‘binnen’ programma is er ook een buiten activiteit. Onder begeleiding van Gerrit Stel kun je een interessante fotostadswandeling maken in Groningen. Hij neemt ons mee naar mooie en interessante plekken rondom de Schouwburg. Bij terugkomst hiervan is er nog een mogelijkheid aan te haken bij de presentatie over fotobewerking!Het middagprogramma staat geheel in het teken van ouders met kinderen in de leeftijd van 6 tot 12 jaar. Het thema is veiligheid.Doel van deze middag is ouders en kinderen te informeren en te laten kennismaken met de digitale wereld. Voor dit programma zijn we een samenwerking aangegaan met de Stichting Mijn kind online. Zij verzorgen deze middag een lezing over kinderen en sociale media en voeren hieraan gekoppeld een interactief theaterstuk op. Daarnaast zijn er presentaties over Internet veiligheid voor kinderen (SpicyLemon) en computerveiligheid in z’n algemeenheid (HitmanPro). Er is gedurende de middag ook voor kinderopvang gezorgd. Studenten van het Noorderpoortcollege verzorgen een speciaal programma.’s Avonds is Beleggen het onderwerp.Iedereen die geïnteresseerd is in beleggen is welkom.Om 19.30 uur is er een interessante bijeenkomst voor iedereen die wil starten met beleggen.Vanaf 20.30 uur is er een presentatie met als titel ‘Beleggen voor gevorderden’.HCC Interessegroep Beleggen heet iedereen daar van harte welkom!Voor het programma klik op deze link. Terug naar  Inhoud Pensioenfonds van financiële dienstverleners onder 85% dekkings graad(betreft: AFM, Euronext, Euroclear, LCH Clearnet en DSI ) Bron: AFM Het pensioenfonds Mercurius, dat onder meer de pensioenregeling van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) uitvoert, behoort tot de pensioenfondsen die maatregelen moeten nemen om de dekkingsgraad te verbeteren. Eind 2011 bedroeg de dekkingsgraad van Mercurius 85 procent. Het pensioenfonds heeft veel last van de turbulentie op de financiële markten, de lage stand van de rente en de toegenomen levensverwachting.Om het eerder gemaakte herstelplan te kunnen blijven uitvoeren, en de dekkingsgraad op termijn weer op het juiste niveau te krijgen, heeft het pensioenfonds een aangepast herstelplan ingediend bij toezichthouder DNB. Het bestuur van Pensioenfonds Mercurius informeert de belanghebbenden rechtstreeks over de inhoud van het bij DNB ingediende herstelpan. Ook de AFM-deelnemers zijn door het pensioenfonds geïnformeerd over de inhoud van de maatregelen van het bij DNB ingediende herstelplan.Als toezichthouder op de pensioencommunicatie hecht de AFM sterk aan de tijdige en juiste informatie van pensioenfondsen, zeker in slechte tijden. Bovendien hecht de AFM eraan al haar belanghebbenden te informeren over de situatie rond haar pensioenregeling en wil zij op transparante wijze verantwoording afleggen over de financiering daarvan.Schaalgrootte pensioenfonds De Pensioenfederatie ziet het als haar missie de belangen van de Nederlandse pensioenfondsen optimaal te behartigen en de ontwikkeling van het pensioenstelsel te bevorderen. "Voor Elkaar" is een uitgave van de Pensioenfederatie en beoogt meer inzicht te geven in de ontwikkeling en de positie van collectieve pensioenen in Nederland.'Voor Elkaar' neemt u in vogelvlucht mee van de oorsprong van ons pensioenstelsel tot aan heden en toekomst.Klik hier om "Voor Elkaar" te downloaden Pensioenfonds Mercurius is niet alleen de uitvoerder van de AFM-pensioenregeling maar ook van de regeling van vier andere werkgevers, te weten Euronext, Euroclear, LCH Clearnet en DSI.In de afgelopen jaren heeft de AFM een aantal acties ondernomen om de uitvoering van haar pensioenregeling te verbeteren. De AFM heeft extra capaciteit beschikbaar gesteld aan Mercurius om bij te dragen aan de ontwikkeling van het pensioenfonds.De AFM is er voorstander van dat pensioenfonds Mercurius opgaat in een groter pensioenfonds. De AFM is van mening dat kleine pensioenfondsen als Mercurius niet kunnen standhouden en dat die moeten samengaan met andere pensioenfondsen om de pensioenuitvoering verder te professionaliseren en om schaalvoordelen te behalen. Om de noodzaak daarvan te benadrukken heeft de AFM de uitvoeringsovereenkomst met Mercurius in 2010 opgezegd. Deze opzegging zal in beginsel effect hebben per einde 2012.Gelijktijdig zet de AFM zich ervoor in om te zorgen dat eind 2012 een alternatief voorhanden is voor de uitvoering van de pensioenregelingen van de betrokken werkgevers in pensioenfonds Mercurius.Maatregelen AFMDe AFM heeft de afgelopen jaren een boekhoudkundige voorziening op haar balans opgebouwd om - binnen zekere grenzen - bij te dragen aan de bescherming van de pensioenaanspraken van haar medewerkers en oud-medewerkers.Hoewel de AFM een voorziening heeft getroffen, ziet zij zich genoodzaakt het initiatief te nemen tot aanpassing van haar pensioenregeling aan de huidige omstandigheden. De AFM zal over de invulling hiervan in overleg treden met haar werknemers. Gedacht wordt aan maatregelen op het gebied van beperking van nieuwe aanspraken en een grotere bijdrage van werknemers in de premie.De vijf leden van de Managementgroep van de AFM hebben daarop vooruitlopend het initiatief genomen tot aanpassing van hun pensioenregeling. In de eerste plaats wordt de opbouw van de eigen bijdrage in de pensioenpremie voortgezet totdat die 30% van de doorsneepremiekosten bedraagt. In de tweede plaats zullen vanaf 2014 de nieuwe ouderdomspensioenaanspraken niet meer ingaan met 65 jaar, maar met 67 jaar.Pensioenfonds MercuriusMercurius is het pensioenfonds van Euronext en vier andere werkgevers die uit de effectenbeurs zijn voortgekomen. Daartoe behoort ook de AFM. De voorganger van de AFM, de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE), kwam namelijk voort uit het controlebureau van de effectenbeurs. Terug naar  Inhoud Goedkope aandelen Bron: KBC Bank De recente ontwikkelingen in de Griekse tragedie en de houding van de hoofdrolspelers hebben aangetoond dat er na twee jaar van crisismanagement nog geen fundamentele oplossing voor de crisis van de Griekse overheidsfinanciën is. De bedreiging ervan voor het Europees financieel systeem lijkt wel weggenomen. Ook de economische data zijn aan de beterhand. Het risico van een nieuwe wereldwijde recessie is daardoor verder afgenomen. Voldoende redenen om de beleggingsportefeuille wat dynamischer in te vullen.De eurocrisis is afgeboektEen echte oplossing is er niet, maar Europa is er in de voorbije maanden wel in geslaagd het Griekse probleem te isoleren en te beletten dat een eventueel Grieks faillissement de hele eurozone zou ontwrichten. De aanpak van de trojka van de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank (ECB) en het Internationaal Muntfonds (IMF) heeft de risico’s voor de Europese economie in zijn geheel en voor de financiële sector in het bijzonder fors verkleind. Het besmettingsgevaar mag de voorbije weken dan wel sterk afgenomen zijn, helemaal verdwenen is het niet.Conjunctuurhemel klaart opEuropa stevent af op een aantal kwartalen van negatieve groei. De forse daling van de vertrouwensindicatoren is pas heel recent gestopt. Als er nauwelijks economische groei is, wordt het nog moeilijker om de begrotingsdoelstellingen voor 2012 en 2013 te halen. De gevolgen van de zwakke conjunctuur in Europa voor de wereldeconomie zijn evenwel beperkt. De economische omgeving in de eurozone verschilt sterk van die in de VS. In de voorbije maanden heerst er een opvallend conjunctuuroptimisme. De toename van de werkgelegenheid en het toenemende ondernemersvertrouwen suggereren dat de economie er uit de gevarenzone van een recessie komt:•    De toonaangevende ISM van de verwerkende nijverheid stijgt al vier maanden op rij. Ze staat nu op 54,1, ver buiten de gevarenzone van een recessie. Ook de Amerikaanse consument toonde zich in de voorbije maanden in toenemende mate optimistisch. Niet toevallig valt de ontwikkeling van de conjunctuurbarometers samen met de ontwikkeling van de inflatie;•    In de voorbije vijf maanden kwamen er per maand gemiddeld 185 000 nieuwe banen bij. De werkloosheidsgraad is gedaald van 9,1% begin 2011 tot 8,3% in januari 2012. In dit verkiezingsjaar zal president Obama er alles aan doen om de jobgroei boven de 200 000 per maand te houden.De kracht van desinflatieDe verwachte daling van de inflatie kan de economische groei aanzwengelen. In 2011 was de inflatie fors opgelopen onder druk van stijgende olie-, voedings- en grondstoffenprijzen. Die prijzen piekten al in het voorjaar van 2011. Sinds het najaar vertaalt zich dat nu ook in een afkoeling van de inflatie. Het jaar 2012 kan dus teruggeven wat 2011 ontnomen heeft: koopkracht voor de gezinnen, zuurstof voor de economie.De olie- en grondstoffenprijzen spelen een belangrijke rol in het inflatiescenario. Er is altijd wel iets dat de oliemarkt verstoort. Vandaag zijn dat vooral de nucleaire ambities van Iran. Als de olieprijs rond het huidige niveau blijft, daalt de inflatie in Europa tot ongeveer +1,4% tegen het einde van 2012. Als de olieprijs tot 100 dollar per vat terugvalt, daalt de inflatie pijlsnel naar 0%. Alleen als de olieprijs tot 135 dollar stijgt, blijft de inflatie rond 3% schommelen.Bedrijfsresultaten: positieve verrassingen krijgen de bovenhandOver het vierde kwartaal van 2011 hebben Amerikaanse beursgenoteerde ondernemingen (S&P 500) een gemiddeld 3,5% hogere winst gerapporteerd. Minder spectaculair dan in de voorgaande kwartalen, maar nog altijd een puik resultaat. In de VS liggen de bedrijfswinsten al 7% hoger dan het vorige historische record. De bedrijven uit de MSCI Europe publiceerden daarentegen een 6,5% lagere winst dan in het kwartaal voordien. De explosieve winsten in de voorbije kwartalen hebben de kasposities van de bedrijven verder aangedikt. Tijdens de voorbije crisisjaren hebben veel bedrijven hun investeringen sterk teruggeschroefd, maar we geloven dat een inhaalbeweging op gang kan komen. Het kwam nog niet echt tot uiting in de bbp-groeicijfers of de werkgelegenheidstatistieken, maar de Amerikaanse industrie liet in de voorbije maanden een krachtig herstel zien. Sinds het dieptepunt in mei 2009 (67,3%) is de capaciteitsbezettingsgraad al gestegen tot 78,1 in januari (ter vergelijking: het vorige hoogtepunt lag op 81,3%).Waardering als bufferDe totale winstmassa van de Amerikaanse bedrijven (S&P 500) ligt vandaag meer dan 7% hoger dan het vorige record uit het tweede kwartaal van 2007. De aandelenkoersen liggen evenwel nog 14% lager. Dat is de essentie van de goedkope waardering van aandelen. Terug naar  Inhoud Schaarste kwalitatief goed onderpand onwaarschijnlijk Bron: DNB De financiële crisis heeft marktpartijen en autoriteiten alerter gemaakt op de risico’s die met financiële activiteiten samen gaan. Om die risico’s te beheersen wordt er vaker dan vroeger om kwalitatief goed onderpand gevraagd. Sommige marktpartijen vrezen dat dit binnenkort schaars wordt. Onderzoek door DNB laat zien dat er in het eurogebied momenteel nog ruim voldoende goed onderpand voorhanden is maar dat de druk hierop wel toeneemt. De vraag naar kwalitatief goed onderpand is in de laatste jaren flink toegenomen en neemt naar verwachting verder toe. Banken die geld willen lenen moeten sinds de financiële crisis vaker onderpand als zekerheidsstelling bieden. Door het faillissement van Lehman Brothers in 2008 heeft namelijk het onderlinge vertrouwen tussen banken een flinke knauw gekregen waardoor zij nu veel minder bereid zijn om andere banken ongedekt geld uit te lenen. Daarnaast zijn banken over een paar jaar gebonden aan nieuwe Bazelse liquiditeitsstandaarden waardoor zij meer hoogliquide financiële activa, die als onderpand dienst kunnen doen, 'onbelast' op hun balans moeten aanhouden. En ook op de derivatenmarkt zullen banken binnenkort meer onderpand nodig hebben gezien de verschillende initiatieven van autoriteiten om die markt veiliger te maken.  In hoeverre ook het aanbod van kwalitatief goed onderpand zal toenemen is niet op voorhand duidelijk. Aan de ene kant zijn in veel eurolanden de overheidstekorten door de crisis flink opgelopen, waardoor nieuw overheidspapier moest worden uitgegeven dat nu als onderpand dienst kan doen. Aan de andere kant hebben sommige eurolanden nu zulke hoge schulden dat de markt het overheidspapier uit die landen niet meer als hoogwaardig onderpand beschouwt. Omdat de vraag naar kwalitatief goed onderpand toeneemt en onzeker is hoe het aanbod ervan zich ontwikkelt, vrezen sommige marktpartijen dat kwalitatief goed onderpand schaars wordt. In een recente DNB Occasional Study 'Is Collateral Becoming Scarce?' door Anouk Levels en Jeannette Capel wordt onderzocht of deze vrees terecht is. Het onderzoek concludeert dat kwalitatief goed onderpand schaarser zal worden, maar dat schaarste in absolute zin niet waarschijnlijk is.  Omdat verschillende onderpandvragers elk hun eigen praktische invulling geven aan het begrip 'kwalitatief goed onderpand' en deze invulling ook door de tijd heen verandert, is gekozen voor een pragmatische definitie: de hoogste kwaliteit onderpand zijn de activa die alle relevante partijen in het eurogebied zonder hoeveelheidslimiet als onderpand of hoogste kwaliteit liquide activa accepteren. De op één na hoogste ('quasi') hoogste kwaliteit onderpand bestaat uit activa die wel onder de hoogste kwaliteit liquide activa van  Bazel III vallen maar waarvoor een hoeveelheidslimiet geldt. Vervolgens is berekend hoeveel er nu van de (quasi) hoogste kwaliteit onderpand in eurogebied beschikbaar is en hoeveel extra er – door nieuwe uitgifte van staatsobligaties en covered bonds – tot eind 2012 bij komt. Vervolgens zijn er schattingen gemaakt hoeveel hoogste kwaliteit onderpand er eind 2010 nodig was (op repo-markten, voor monetaire transacties en de handel in derivaten) en wat er tot eind 2012 nog aan vraag bijkomt (door verdere ontwikkeling van de repo-markt, Bazel III en nieuwe regelgeving rond derivaten).Uitgaande van de gemaakte veronderstellingen, kan worden aangetoond dat het zeer plausibel is dat de druk op de bestaande hoeveelheid onderpand toeneemt.  Een ruwe schatting is dat door de drie bovengenoemde vraagverhogende factoren de vraag naar onderpand met EUR 1800 miljard toeneemt terwijl het aanbod van kwalitatief goed onderpand met slechts EUR 700 of 900 miljard euro stijgt, afhankelijk of alleen de hoogste kwaliteit of ook de quasi-hoogste kwaliteit onderpand in beschouwing wordt genomen (zie Grafiek 1). Ruwe schattingen laten ook zien dat eind 2012 de totale vraag van banken naar onderpand (geschat op EUR 4500 miljard euro) ruim zal achterblijven bij het totale aanbod (EUR 9800 miljard euro). Dit laatste betekent dat er geen aanwijzingen zijn voor absolute onderpandschaarste.Individuele instellingen kunnen wel een tekort aan onderpand ervaren. Zij kunnen hierop inspelen door hun risico’s terug te dringen (waardoor ze minder onderpand nodig hebben) en meer activa aan te trekken die als onderpand dienst kunnen doen of hun bestaande hoeveelheid onderpand efficiënter trachten te gebruiken.Ook hebben er door de crisis in Europa verschillende downgrades plaatsgevonden, waardoor marktpartijen minder genegen zijn activa uit de betrokken landen als onderpand te accepteren. Op dit moment voldoet echter het meeste overheidspapier nog ruim aan de definitie van 'kwalitatief goed onderpand'. Kortom vooralsnog lijkt er in het eurogebied nog ruim voldoende goed onderpand voorhanden maar de druk kan voor bepaalde financiële instellingen wel toenemen.ref: Is Collateral Becoming Scarce? Evidence for the euro area.  DNB Occasional Studies  door Anouk Levels and Jeannette Capel  Klik hier om deze studie te downloaden Terug naar  InhoudWisselmarkten: welke veerkracht voor de euro? Bron: Dexia De euro biedt bijzonder goed weerstand tegenover de meeste munten en dus ook de VS dollar. De schommelingen rond 1,30 US dollar blijken te wijzen op een bodemvorming.Het Europees intergouvernementeel pact voor meer economisch cohesie en budgettaire discipline, gekoppeld aan steun voor KMO’s en bestrijding van de jeugdwerkloosheid is een mijlpaal voor de versteviging van de eurozone. Zo ook de oprichting van het Europees Stabiliteits Mechanisme waardoor financiële stabiliteit beter kan gerealiseerd worden gezien de ruime bevoegdheden van deze nieuwe internationale financiële organisatie. Daarnaast is er de moedige politiek die Italië, Spanje, Portugal en zelfs Griekenland ten toon spreiden om hun economie structureel bij te sturen. De vrijmaking van de tweede reddingsboei (130 miljard euro) voor Griekenland biedt uitzicht op een duurzame aanpak van de Europese schuldencrisis. Met dank aan de ECB die de financiële sector aan zeer voordelige voorwaarden alle liquiditeiten verschaft die nodig zijn en dat einde februari nog eens zal overdoen, telkens voor een periode van 3 jaar. Aldus kan de gevreesde recessie waarschijnlijk omgebogen worden tot een zachte landing. Want het monetaire beleid blijft zeer soepel en een eventuele verdere daling van de basisrente door de ECB mag geenszins worden uitgesloten, zeker als de inflatie verder zou dalen. Dit is echter nog geen verworvenheid omdat de grondstoffenprijzen hun inzinking gestopt zijn ingevolge ondermeer de betere economische ontwikkeling in de VS en de spanningen met Iran.De Amerikaanse dollar levert terrein in omdat de rol van vluchtheuvelmunt iets minder in de verf komt te staan door de Europese ontwikkelingen. Ook van de FED moet de Amerikaanse dollar geen steun verwachten omdat de basisrente tot 2014 is bevroren. De Amerikaanse economie mag dan wel positief uit de hoek komen, de Amerikaanse begrotingstekorten dalen geenszins. Voor de presidentsverkiezingen moet er geen doorbraak in het saneringsbeleid worden verwacht.Ondertussen proberen de Japanse regering en de centrale bank bijna wanhopig om de opmars van de yen tegenover de Amerikaanse dollar een halt toe te roepen. Wisselkoersinterventies leverden niets op zodat de yen zijn hoogste peil tegenover de Amerikaanse dollar bereikte sinds 1971 toen die wisselmarkten een punt zetten achter het Bretton Woods systeem. Het nieuwe relancepakket om de economie wat aan te zwengelen, zal waarschijnlijk de opmars van de yen niet kunnen stoppen, hooguit afremmen.De euro moet in staat zijn om zijn positie min of meer te consolideren rond 1,30 Amerikaanse dollar. Terreinverlies zou er zijn moest de ECB haar rentebeleid versneld versoepelen om de economie wat ter hulp te snellen. Ook een plotse en gedurfde wijziging in het Amerikaanse begrotingsbeleid tijdens een verkiezingsjaar zou de euro kunnen verzwakken. Natuurlijk loert er ook gevaar bij politieke aarzeling om de recente beslissingen ter versterking van de eurozone met vertraging te implementeren. Deze negatieve risico’s mogen geenszins verdoezeld worden, maar voorlopig overheerst toch de terugkeer van het vertrouwen in de goede afloop van de schuldencrisis en dus het behoud van de eurozone.  Terug naar  Inhoud 103 Fondsen gaan mogelijk korten op pensioenen Bron: DNB 103 pensioenfondsen hebben in hun rapportage aan de Nederlandsche Bank (DNB) aangegeven te moeten korten op de pensioenen. Deze voorgenomen korting is noodzakelijk om eind 2013 voldoende hersteld te zijn.Korten ultieme maatregel298 fondsen hebben begin februari in de evaluatie van hun herstelplannen aan DNB gerapporteerd of er nog steeds sprake is van een concreet en haalbaar herstelplan, waardoor het minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) en het vereist eigen vermogen (VEV) binnen de wettelijk gestelde termijnen (respectievelijk binnen 5 en 15 jaren) worden bereikt. Toetsmoment daarbij was de financiële situatie van het fonds per 31 december 2011. Indien het herstelplan niet meer haalbaar is, dienen pensioenfondsen aanvullende maatregelen te nemen. Bijvoorbeeld, premieverhoging, bijstorting,een achtergestelde lening, of als uiterste maatregel, korten van pensioenenaanspraken en -uitkeringen.117 fondsen hebben aangegeven in enige vorm aanvullende maatregelen te moeten nemen. Dit is in lijn met eerdere schattingen van DNB (ongeveer 125 pensioenfondsen). Korten in cijfers103 van de 117 fondsen hebben aangegeven over te moeten gaan tot een kortingsmaatregel. Dit raakt in totaal circa 7,5 miljoen actieve deelnemers, gepensioneerden en zogenoemde slapers. (NB: pensioendeelnemers die van werkgever zijn gewisseld en niet aan waardeoverdracht hebben gedaan, kunnen meerdere keren zijn meegeteld). De totale pensioenverplichtingen van deze fondsen bedraagt ongeveer 390 miljard. De gewogen gemiddelde korting die fondsen hebben opgenomen in hun evaluatie bedraagt 2,3 procent. 34 fondsen hebben aangegeven meer dan 7% te korten; hiervan willen15 fondsen van de mogelijkheid gebruik maken de korting te maximeren op 7%.Voor de meeste fondsen geldt dat korten pas op 1 april 2013 aan de orde is. Een definitief besluit hierover wordt door de fondsen genomen op basis van de financiële positie per ultimo 2012. Op deze wijze wordt voorkomen dat de noodzaak van een korting wordt gebaseerd op één meetmoment. De Pensioenwet schrijft voor dat de fondsen te zijner tijd betrokkenen informeren uiterlijk één maand voordat de korting ingaat.Een aantal fondsen kort per 1 april 20128 fondsen voeren, al dan niet in combinatie met een voorgenomen korting in 2013, al per 1 april 2012 a.s. een korting door. Het gaat hier om fondsen die verleden jaar al een voorwaardelijke korting hebben aangekondigd en/of fondsen die ervoor kiezen om een korting eerder door te voeren. Dit betreft 17000 actieve deelnemers, 9000 gepensioneerden en 33000 zogenoemde slapers. De totale pensioenverplichtingen van deze fondsen bedraagt 2,9 miljard. De gewogen gemiddelde korting die deze 8 fondsen willen doorvoeren, is 6,8%.Namen van kortingsfondsen - Lijst PensioenfederatieAfgesproken is dat pensioenfondsen met een voorgenomen korting zich op vrijwillige basis bij de Pensioenfederatie melden. Op basis van het huidige wettelijke kader kan DNB immers zelf de namen van de fondsen niet bekend maken. De namen van de fondsen die hebben aangegeven tot een (voorwaardelijke) korting te besluiten, worden door de Pensioenfederatie bekendgemaakt.Beoordeling evaluatie herstelplannen door DNB gestartDNB gaat de komende maanden de evaluaties van de herstelplannen beoordelen. Dit betekent dat de ingediende evaluaties eerst worden getoetst op volledigheid. Vervolgens vraagt DNB waar nodig herrapportages op en wordt een inhoudelijke beoordeling van de ingediende evaluaties uitgevoerd. Bij de beoordeling van de ingediende evaluaties wordt enerzijds sectorbreed naar een aantal speerpunten gekeken zoals de gehanteerde premies en rendementen. Anderzijds vindt ook specifieke analyse op de ingediende evaluaties plaats, waarbij ook nadrukkelijk individuele fondskarakteristieken en risicoprofielen worden meegenomen in de afweging. DNB zal uiterlijk in de loop van mei 2012 haar oordeel over de ingediende evaluaties schriftelijk aan de fondsen overbrengen. Bij de fondsen die per 1 april 2012 een korting doorvoeren kijkt DNB bij de verdeling van de korting of het pensioenfonds een evenwichtige belangenafweging heeft gemaakt. Bij de andere fondsen gebeurt dit wanneer een voorgenomen korting ook daadwerkelijk moet worden doorgevoerd, per 1 april 2013. Terug naar  Inhoud Wilt u deelnemen aan de Regiogroep Overijssel en Flevoland ? Bron: Redactie Beleggen is een leuke hobby, maar er zijn ook risico's aan verbonden. Kennis en vaardigheid zijn noodzakelijke voorwaarden voor duurzaam succes. Door bijeen te komen kunnen we van elkaar leren. Daarnaast is bijeenkomen met gelijkgestemden een belangrijk ingrediënt voor gezelligheid.  Binnen de regio Overijssel/ Flevoland zijn wij op zoek naar (beginnende) beleggers die deel willen nemen aan regionale bijeenkomsten. De groep is nog niet gestart. De bijeenkomsten zullen waarschijnlijk in de omgeving van Zwolle plaatshebben. De leden van de groep bepalen wat er tijdens de bijeenkomsten wordt behandeld. Hierbij denken wij aan algemene thema’s (bijv. beleggingsmethodieken) en specifiek productgebruik (bijvoorbeeld beleggingspakketten). Interesse om deel te nemen aan de regiogroep Overijssel/Flevoland, laat het ons dan per mail weten?Terug naar  InhoudZet vast in uw agenda:  HCC Beleggen Symposium 28 april 2012 te Culemborg Actief beleggen met aandelen en derivatenInschrijven vanaf 1 maartKlik hierDe toegang is voor leden van HCC Beleggen gratis, niet-leden betalen bij binnenkomst een bijdrage in de administratiekosten van 15 euro. Zij kunnen ook lid worden van de HCC Beleggen waardoor de toegang gratis is. Terug naar  InhoudAgenda Bron: HCC Beleggen redactie maart 2012 maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag 27 28 29 1 Belangstellingsgroep Daytraden 2 Expiratie AX1 opties 5 rendabel en veilig beleggen,   landbouwaandelen fundamenteel, Alternatieven voor sparen,  Verdienen met trading,  Traden, hoe te beginnen?,  VEB Cursus Opties 6 De economie in 2012 en nadien,  Precision Lifestyle Trading, Kennismaking Zelf Beleggen,  De gouden 6 van: Royce Tostram 7 CFD : traden op goud, zilver,  VEB Cursus Opties,  Webinar Op zoek naar rendement 8 Introductiecursus CFD's 9 Expiratie AX2 opties 12 Portefeuillemanagement voor tr,  Opties op Forex,  VEB Cursus Opties 13 Improve Your Trading with TWP,  Turbo's: beleggen met fundamen,  Instrument van de maand: Marke 14 Risicobeheer bij CFD's,  VEB Cursus Opties,  Vermogensbeheer en Turbo's 15 Tips voor fondsbeleggen in de,  Fondsmanager aan Tafel: Vastgo,  Optiecursus van NYSE Liffe 16 19 Computerbeleggersgroep -ZH,  money management en position s,  Fundamentele analyse,  Futures : Introductiecursus,  VEB Cursus Opties 20 Trade With Precision TWP,  Beginnen met beleggen,  Webinar: Bakker's Bull / Bear 21 Swingtraden met de center of g,  VEB Cursus Opties 22 Optiecursus van NYSE Liffe,  Introductiecursus CFD's 23 Expiratie AX4 opties 26 Facebook en Yelp: kopen of afb,  VEB Cursus Opties 27 Precision Lifestyle Trading,  Turbo Thema: valuta en Turbo's 28 29 VEB cursus Trackers 30 Expiratie AX5 opties « feb 2012 apr 2012 » De HCC Beleggen Kalender op onze website en  deze Agenda zijn inmiddels een begrip onder beleggers in Nederland en België geworden. Voor veel andere sites zijn wij de de facto bron van informatie.Toch zijn nog niet alle events in onze Agenda opgenomen. Daarom willen we ook aanbieders van seminars, cursussen en beleggersbijeenkomsten in de gelegenheid stellen, zelf hun events aan te kondigen, zowel op ons forum als in onze nieuwsbrieven. Plaatsing van (vrij toegangkelijke) educatieve bijeenkomsten zijn kostenloos.(Bijeenkomsten met een educatief karakter welke niet gratis toegankelijk zijn danwel bijeenkomsten met een niet uitsluitend educatief karakter kunnen onder voorwaarden ook in onze agenda opgenomen worden. Wilt u meer weten neemt u dan even contact  op met de redactie) Terug naar  Inhoud| HCC beleggen Website | HCC beleggen Vacatures | Adverteren | Forum | Downloads  Disclaimer: Deze publicatie komt tot stand op de redactie van beleggersonline.nl de website van de HCC IG Beleggen. Noch de mate waarin de berichten, voorgestelde scenario’s, risico’s en voorspellingen de marktverwachtingen weerspiegelen, noch de mate waarin zij in de realiteit zullen tot uiting komen, kunnen worden gewaarborgd. De voorspellingen zijn indicatief. De gegevens in deze publicatie zijn algemeen en louter informatief. Ze mogen niet worden beschouwd als beleggingsadvies. De schrijver(s) van deze publicatie en het bestuur van de HCC IG Beleggen en/of de Redactie van de Nieuwsbrief zijn derhalve niet aansprakelijk voor eventuele verliezen. De waarde van uw beleggingen kan fluctueren, behaalde resultaten uit het verleden geven geen garantie voor de toekomst.

12 maart 2012

...

Nieuwsbrief20120201

inhoud:    HCC Beleggen Nieuwsbrief 20120201 Gooi Duitsland eruit en red de euro Nederlanders realistischer over pensioen AFM: Leidraad voor Aandeelhouders Banken uit opkomende landen winnen terrein Economische neergang zal ook opkomend Azië raken Wil de echte risicovrije rente opstaan? Zet alvast in uw agenda: 28 april 2012 Agenda Gooi Duitsland eruit en red de euro Bron: Presseurop  Door op bezuinigingen aan te dringen en tegelijkertijd een grotere rol voor de Europese Centrale Bank en meer wederzijdse hulp qua staatsschulden af te wijzen is Duitsland eerder een hinderpaal dan een steun voor de euro, betoogt Anatole Kaletsky in The Times. De wereld heeft met afgrijzen en fascinatie toegekeken hoe onderzoekers de oorzaak van een vermijdbare scheepsramp in Italië probeerden te achterhalen. Intussen wordt de oorzaak van een veel grotere ramp steeds helderder. Nu Griekenland zich in de richting van een staatsbankroet beweegt, Frankrijk, Italië en Spanje met afwaarderingen van hun kredietstatus kampen, en de onderhandelingen over het vorige maand afgesproken begrotingsverdrag in een impasse zijn beland, dreigt de euro op de klippen te lopen. Het wordt steeds duidelijker wat de drijvende kracht achter deze ontwikkelingen is. De werkelijke oorzaak van de rampspoed rond de euro is niet Frankrijk, Italië of Griekenland, maar Duitsland. Het fundamentele probleem is niet gelegen in de efficiëntie van de Duitse economie, hoewel die wél heeft bijgedragen aan de toenemende economische verschillen tussen de lidstaten van de eurozone. Het echte probleem is het gedrag van de politici en centrale bankiers van Duitsland. Duitsland was verantwoordelijk voor alle ondoordachte acties De Duitse regering heeft voortdurend de beleidsdaden afgewezen die de eurocrisis onder controle hadden kunnen brengen, zoals collectieve Europese garanties voor de staatsschulden en grootschalig ingrijpen door de Europese Centrale Bank. Alsof dat nog niet erg genoeg was, is Duitsland verantwoordelijk geweest voor alle ondoordachte handelingen van de eurozone, uiteenlopend van de rare renteverhoging door de ECB van afgelopen jaar tot de buitensporige eisen op het gebied van bezuinigingen en bankverliezen die in Griekenland nu tot een chaotisch staatsbankroet dreigen te leiden. Mario Monti, de door Duitsland benoemde premier van Italië, was heel expliciet. Hij heeft gewaarschuwd dat Duitsland te maken zou krijgen met een 'krachtige reactie' als het land zou volharden in zijn verzet tegen maatregelen die de financiële druk op andere lidstaten van de eurozone zouden kunnen verlichten, zoals de uitgifte van gezamenlijk gewaarborgde euro-obligaties. Intussen zijn veel leidende economen, vroegere centrale bankiers en leiders uit het Duitse bedrijfsleven artikelen gaan schrijven, waarin wordt gepleit voor een vertrek uit de euro op grond van het feit dat het Duitse beleid onverenigbaar zou zijn met dat van andere lidstaten. Duitsland is eigenlijk de vreemde eend in de eurozone   De Britse journalist Anatole Kaletsky (geboren 1 juni 1952 te Moscow) heeft wiskunde (Cambridge) en economie (Harvard) gestudeerd en is senior economisch redacteur bij de Britse krant The Times. Hij schrijft regelmatig columns over economie, politiek en financiële markten. Het nakende inzicht dat Duitsland eigenlijk de vreemde eend in de eurozone is maakt het makkelijker de verbijsterende wendingen van de eurocrisis te begrijpen, en de manier waarop die crisis zou kunnen aflopen. Zoals eurosceptici al vanaf het begin van de jaren negentig hebben betoogd zijn er uiteindelijk slechts twee mogelijke uitkomsten voor het project met de eenheidsmunt. De euro zal desintegreren, of de eurozone zal veranderen in een regelrechte begrotingsunie en politieke federatie. Deze dichotomie wordt nu alom erkend. De vraag is echter wat precies wordt bedoeld met een "begrotingsunie". Hier dringen we door tot de grondoorzaken van de Duitse verantwoordelijkheid voor de huidige crisis. Als de euro wil overleven, zal aan drie voorwaarden moeten worden voldaan. De eerste, de voorwaarde waar Duitsland op stáát, is begrotingsdiscipline, die slechts kan worden afgedwongen door middel van gecentraliseerd toezicht van de Europese Unie op het belasting- en bestedingsbeleid van nationale overheden. De tweede voorwaarde is een aanzienlijk mate van collectieve Europese verantwoordelijkheid voor staatsschulden en bankgaranties. Deze wederzijdse steun vloeit logischerwijs voort uit de stichting van een begrotingsunie, zoals Mario Monti heeft duidelijk gemaakt. Maar het is een quid pro quo waar de Duitsers tot nu toe niet eens over willen praten. In geavanceerde economieën bieden centrale banken steun voor staatsschuld De derde voorwaarde is steun voor de begrotingsunie van de ECB, vergelijkbaar met de monetaire steun voor de staatsschuld die de centrale banken in de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Japan, Zwitserland en alle andere geavanceerde economieën bieden. Dankzij deze steun van de centrale banken voor hun staatsobligatiemarkten kunnen de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Japan veel grotere begrotingstekorten financieren dan Frankrijk of Italië, zonder zich serieus zorgen te hoeven maken over een mogelijke afwaardering van hun kredietstatus. Het fundamentele probleem voor de eurozone is dat Duitsland zich uitsluitend op de eerstgenoemde voorwaarde richt. Het land dwingt andere regeringen steeds draconischer en onrealistischer bezuinigingsdoelstellingen te aanvaarden, terwijl het zelf weigert het quid pro quo van collectieve schuldengaranties en ingrijpen door de centrale bank te bespreken. Door de Duitse onbuigzaamheid in deze twee kwesties is het nieuwe euroverdrag waarover vorige maand overeenstemming zou moeten zijn bereikt als een krukje met drie poten, dat op één poot staat te balanceren. Betekent dit dat het zeker is dat de euro gaat desintegreren? Niet per se, en wel om twee tegengestelde redenen. De optimistische mogelijkheid is dat het nutteloze "begrotingspact" van vorige maand slechts een afleidingsmanoeuvre was om Angela Merkel in staat te stellen Duitse politici en de publieke opinie voor te bereiden op de compromissen die in het verschiet liggen over gezamenlijke schuldgaranties en een Angelsaksisch-achtig ingrijpen van de ECB op de markt. De vraag is of de eurozone-partners het zelfvertrouwen hebben Het pessimistische alternatief is dat Duitsland werkelijk vastbesloten is de monetaire versoepeling te dwarsbomen die nodig is om de euro een overlevingskans te geven. Als dat het geval is zullen de overige lidstaten van de eurozone binnenkort voor een historische keuze komen te staan. Laten ze de euro vallen? Of gooien ze Duitsland eruit, eenvoudigweg door het land te verzoeken te vertrekken, of – waarschijnlijker – door onderling een monetaire en begrotingsstrategie af te spreken die Duitsland zou provoceren om op te stappen? Frankrijk, Italië, Spanje en hun eurozone-partners hebben de middelen om de euro te redden, en kunnen daarbij ook nog eens aan de economische hegemonie van Duitsland ontsnappen. De enige vraag is of ze het zelfvertrouwen hebben en de economische overeenstemming kunnen bereiken om zich tegen Duitsland te verenigen. Hoe dan ook is de tijd gekomen dat de Europese leiders moeten ophouden de schuld voor de eurocrisis aan de wereldeconomie, de banken of de "spilzucht van voorgaande regeringen" te wijten. Zoals Shakespeare schreef: "De fout, mijn dierbare Brutus, ligt niet in de sterren Maar in onszelf, want wij kunnen onze eigen keuzes maken". Vertaald uit het Engels door Menno Grootveld Terug naar  Inhoud Nederlanders realistischer over pensioen Bron: AFM Verwachtingen over het pensioen van deelnemers worden langzaam aan realistischer. Bijna een op de drie mensen denkt minder dan 70% van het laatstverdiende loon te krijgen bij pensionering. Dat is een ruime verdubbeling. Wel denkt nog steeds een meerderheid 70% of meer te gaan ontvangen bij hun pensioen. Dit blijkt uit recent consumentenonderzoek van de AFM. Consumenten waarderen initiatieven om pensioenoverzicht en inzicht te verhogen. Zo vindt men de website www.mijnpensioenoverzicht.nl begrijpelijk en geeft deze site bezoekers meer inzicht in hun pensioen. Verder is bijna tweederde enthousiast over een pensioenbijsluiter zoals de AFM die voorstelt. Verwachtingskloof wordt kleiner In januari 2010 publiceerde de AFM het rapport “Geef Nederlanders pensioeninzicht”. Uit dat onderzoek bleek dat het werkelijk pensioen voor de meeste mensen waarschijnlijk lager ligt dan 70% van het laatstverdiende brutosalaris. In 2009 had slechts één op de tien Nederlanders deze realistische inschatting van de hoogte van zijn pensioen. Uit de AFM Consumentenmonitor van najaar 2011 blijkt dat nu bijna drie op de tien (27%) denkt minder dan 70% van het laatste loon te krijgen bij pensionering. Wel denkt nog steeds een meerderheid 70% of meer te gaan ontvangen bij hun pensioen. Steeds meer mensen zijn zich ervan bewust dat pensioen niet waardevast is. In het voorjaar van 2011 dacht nog 42% dat zijn pensioen meestijgt met prijsstijgingen. In het najaar van 2011 is dit gedaald naar 18%. Toch maakt slechts een beperkt aantal mensen (15%) zich zorgen over zijn of haar pensioen. Meest gevraagde uitbreiding www.mijnpensioenoverzicht.nl gerealiseerd Op 6 januari 2012 bestaat www.mijnpensioenoverzicht.nl één jaar. Bijna drie miljoen mensen hebben het afgelopen jaar op deze site hun AOW en werknemerspensioen geraadpleegd. Bezoekers van www.mijnpensioenoverzicht.nl vinden dat de site begrijpelijk is en inzicht geeft in opgebouwd en te bereiken pensioen. Eén van de meest gevraagde uitbreidingen, de hoogte van het netto pensioen, is in november 2011 gerealiseerd. De AFM vindt het succes van de site een goede zaak en blijft pensioenuitvoerders oproepen www.mijnpensioenoverzicht.nl verder door te ontwikkelen tot een individueel pensioendashboard. Mijnpensioenoverzicht.nl wordt verzorgd door de Stichting Pensioenregister. De Stichting Pensioenregister is een samenwerkingsverband tussen de Sociale Verzekeringsbank en alle pensioenuitvoerders (pensioenfondsen en pensioenverzekeraars) in Nederland. Op mijnpensioenoverzicht.nl kunt u zien bij welke pensioenuitvoerders u pensioen hebt opgebouwd en wat de hoogte daarvan is. Mijnpensioenoverzicht.nl verzamelt uw pensioengegevens bij de Sociale Verzekeringsbank en de pensioenuitvoerders zodat u een helder en eenvoudig overzicht hebt. Het inloggen via DigiD waarborgt uw privacy. Na de succesvolle lancering zijn in het afgelopen halfjaar de naamsbekendheid (eenderde kent de site niet) en gebruik (een kwart heeft wel eens ingelogd) van het pensioenregister niet verder toegenomen. Wel won de website prijzen voor klantcommunicatie en IT architectuur. De AFM houdt toezicht op het pensioenregister. Uit het Self Assessment pensioenuitvoerders 2011 van de AFM blijkt de overgrote meerderheid van de pensioenuitvoerders aangesloten te zijn bij www.mijnpensioenoverzicht.nl . Pensioenbijsluiter is goed idee In haar Visiedocument pensioenuitvoering pleit de AFM voor een pensioenbijsluiter: een document dat op hoofdlijnen inzicht geeft in de kwaliteit van een pensioenregeling en algemene informatie bevat over de belangrijkste elementen van een pensioenregeling. Met deze pensioenbijsluiter is een deelnemer in staat om pensioenregelingen eenvoudig met elkaar te vergelijken en kan hij deze informatie mee nemen in een arbeidsvoorwaardengesprek. Na deze uitleg zegt 63% van consumenten een pensioenbijsluiter een goed idee te vinden, slechts 3% vindt van niet. Bijna de helft (45%) zegt een pensioenbijsluiter te gaan gebruiken en ook dat het gaat helpen bij de beslissing over waardeoverdracht bij een het wisselen van baan. Terug naar  Inhoud AFM publiceert Leidraad voor Aandeelhouders: Bron: AFM Op 1 januari 2012 zijn de huidige geldende regels voor het melden van stemmen, kapitaal, zeggenschap en kapitaalbelang in uitgevende instellingen uitgebreid. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft derhalve in januari 2012  de "Leidraad voor Aandeelhouders" gepubliceerd. Deze vervangt de Voorlichtingsbrochure voor Aandeelhouders. De regels zijn beschreven in Hoofdstuk 5.3 Wet op het financieel toezicht en het Besluit melding zeggenschap en kapitaalbelang in uitgevende instellingen. De uitbreiding houdt verband met de inwerkintreding van het wetsvoorstel in verband met de introductie van een meldingsplicht voor bepaalde cash settled instrumenten. De AFM wijst op de initiële meldingsplicht in verband met de inwerkingtreding van het wetsvoorstel. naar de leidraad voor Aandeelhouders Deze leidraad is opgesteld met als doel een algemeen beeld te geven van de regels die gelden ten aanzien van de Wft. Ook verwijst de leidraad naar relevante (juridische) documenten en overige informatiebronnen. Deze leidraad heeft een informatief doel. Aan de leidraad kunnen geen rechten worden ontleend. U dient zich dan ook niet alleen te baseren op deze leidraad. Indien de tekst van de leidraad afwijkt van de tekst en toelichting van de wet en het Besluit dan prevaleren de wet en het Besluit. Deze leidraad ziet op de verplichtingen onder de Wft voor aandeelhouders en op de taken, bevoegdheden en handhavingsmogelijkheden van de AFM. De verplichtingen voor uitgevende instellingen en bestuurders en commissarissen zijn beschreven in een aparte leidraad. Terug naar  Inhoud Banken uit opkomende landen winnen terrein Bron: DNB Banken uit opkomende landen groeien en slaan hun vleugels uit: niet zozeer naar onze Zuidas, maar vooral in de eigen regio. Want daar zijn nog volop groeimogelijkheden. ICBC, de Chinese bank die begin 2011 de deuren opende van haar eerste Nederlandse kantoor aan het Amsterdamse Museumplein, is de grootste bank ter wereld (naar marktwaarde) met 240 miljoen particuliere en 40 miljoen zakelijke klanten. In de internationale top 25 van grote banken staan acht banken uit opkomende landen: naast ICBC zijn dat drie andere Chinese banken, drie Braziliaanse en een Russische bank. In 2010 waren de banken van opkomende landen bij elkaar genomen goed voor zo’n 30% van de winsten, een derde van de inkomsten en de helft van het totale TIER-1 kapitaal van alle banken wereldwijd. Groei De laatste tijd groeien banken uit opkomende landen steeds sneller dan hun collega’s uit de Westerse landen. De kredietcrisis veroorzaakte een orkaan in het Westen maar heeft minder impact gehad op de banken in opkomende landen. Dat is deels door de totaal andere verhouding tussen leningen en spaartegoeden: banken in opkomende landen hebben relatief weinig leningen uitstaan tegenover de hoeveelheid spaargeld. Dat heeft ze een boel ellende bespaard en omdat ze minder geraakt zijn door problemen op de internationale geldmarkten, kunnen ze nog steeds grif leningen verstrekken. Ook de overgang naar Bazel III is voor deze banken eenvoudiger. Ze hebben al zeer hoge kapitaalratio’s, hebben minder riskante assets en doen zeer beperkt aan investeringsbankieren. Tegelijkertijd ligt er thuis een enorme markt braak. Een groot deel van de bevolking in opkomende landen heeft nog geen toegang tot banken. Naarmate de welvaart toeneemt, zullen steeds meer mensen aankloppen bij een bank. Voeg daarbij dat de groeivooruitzichten voor deze landen een stuk rooskleuriger zijn dan die voor de rijke landen anno 2011. Dat alles wijst erop dat steeds meer banken uit opkomende landen zullen figureren in de hoogste regionen van de internationale ranglijsten. Vleugels uitslaan Maar betekent dit dat de Amsterdamse Zuidas over enkele jaren vol staat met Braziliaanse en Chinese banken? Dat valt te betwijfelen. Ten eerste zullen deze banken zich verplicht voelen om in te spelen op de groeiende kredietbehoeften van de eigen bevolking en dat laat minder kapitaal over voor buitenlandse expansie. Veel spaargeld staat bovendien geparkeerd bij slaperige staatsbanken die geen enkel animo tot expansie buiten de grenzen vertonen. Tot slot zullen toezichthouders paal en perk willen stellen aan buitenlandse avonturen van banken: de aanwending van spaargelden van de eigen bevolking voor de financiering van buitenlandse vestigingen stelt een bank immers bloot aan nieuwe risico’s. Aan de andere kant zijn veel van deze banken relatief goed gefinancierd en winstgevend. Daardoor kunnen ze gemakkelijker nieuwe investeringen doen én buffers opbouwen. Daarmee is hun positie fundamenteel anders dan die van banken uit rijke landen, die gedwongen of vrijwillig hun buitenlandse kantoren consolideren of verkopen. Voeg daarbij de expansiedrift van grote internationale concerns uit de opkomende landen: in hun kielzog zullen ook banken steeds vaker hun vleugels uitslaan over de grenzen. Alles bij elkaar genomen is dan ook de verwachting dat deze banken niet alleen in hun eigen land maar ook internationaal zullen groeien. Regio Toch zal deze expansie waarschijnlijk vooral beperkt blijven tot de eigen regio. Tot nog toe hebben banken uit opkomende landen voornamelijk geïnvesteerd in landen binnen hun eigen regio omdat winst gemakkelijker te behalen valt in een gelijksoortig land. Daarnaast valt er op dit moment in de rijke landen, met hun schuldencrisis en slechte economische vooruitzichten, weinig winst te behalen. Verscherpte regelgeving zal het ook lastig maken voor banken om hier een nevenkantoor te beginnen. Meer groeimogelijkheden liggen voor het grijpen in de direct omliggende landen – de opkomende economieën van vandaag en morgen. Terug naar  Inhoud Economische neergang zal ook opkomend Azië raken Bron: DNB  De toegenomen (regionale) integratie van opkomende Aziatische landen beschermt deze landen niet tegen een nieuwe recessie in de geïndustrialiseerde landen. Ondanks meer intra-Aziatische handel samenhangend met het opsplitsen van productieketens komt de finale vraag nog steeds voor een belangrijk deel uit de geïndustrialiseerde landen. De opkomende landen van Azië zijn de afgelopen decennia in toenemende mate geïntegreerd in de mondiale economie. Zo is hun aandeel in de mondiale bbp-groei ruimschoots verdubbeld in de afgelopen 30 jaar. Als onderdeel van dit integratieproces zijn ook de economische banden tussen opkomende Aziatische landen flink versterkt. Deze regionalisering komt onder andere tot uitdrukking in het toegenomen aandeel van intra-regionale Aziatische handel en het grotere aandeel van regionale beleggingen. De grotere rol van de opkomende landen in de wereldeconomie en vooral de toegenomen onderlinge integratie roept de vraag op of deze landen in staat zijn zich te ontkoppelen van een groeivertraging of van een nieuwe recessie in de geïndustrialiseerde landen. Vanuit een theoretisch perspectief kan de toegenomen integratie zowel tegen als voor ontkoppeling werken. Toegenomen handelsintegratie bijvoorbeeld leidt aan de ene kant tot meer spillovers in de vraag. Sterke groei in het ene land zal namelijk ook de vraag naar goederen in het andere land stimuleren. Dit bevordert de samenhang van conjunctuurcycli tussen landen en werkt dus tegen ontkoppeling. Maar meer integratie kan ook juist verdergaande specialisatie van productie in de hand werken, wat ontkoppeling zou kunnen bevorderen. Sector-specifieke schokken kunnen in dat geval bijvoorbeeld wel het ene (in die sector gespecialiseerde) land beïnvloeden, maar niet het andere land dat zich heeft toegelegd op een andere sector. Ook financiële integratie kan zowel tegen als voor ontkoppeling werken: enerzijds worden financiële spillovers vergroot, maar anderzijds zorgt een hogere mate van financiële integratie tot meer mogelijkheden om schokken op te vangen. Hoe gevoelig opkomende landen zijn voor een nieuwe recessie in de geïndustrialiseerde landen is uiteindelijk een empirische vraag. Om de samenhang tussen conjunctuurcycli empirisch te analyseren kijken we naar de ‘Euclidische afstand’ van de output gaps, waarbij de output gap de stand van de conjunctuur in een land meet en de Euclidische afstand de mate waarin de stand van de conjunctuur tussen twee landen verschilt. In Grafiek 1 staat de Euclidische afstand tussen de output gap van de VS en opkomend Azië. Wanneer er sprake zou zijn van ontkoppeling neemt de Euclidische afstand toe, terwijl een beweging richting nul betekent dat de conjunctuurcycli tussen beide regio’s juist meer synchroon verlopen. Op basis van deze maatstaf vinden we geen aanwijzing voor ontkoppeling van Aziatische opkomende landen met de Amerikaanse conjunctuur. Sterker nog, als er al sprake is van een tendens, dan is dit eerder in de richting van meer synchronisatie. Vanuit dit oogpunt is het niet verrassend dat in de nasleep van de financiële crisis de handel en economische groei van de Aziatische opkomende landen scherp terugviel. Wel opvallend is dat ook de intraregionale handel in Azië een scherpe krimp ondervond. Dit kan worden verklaard doordat een groot deel van de intraregionale handel in Azië uit intermediaire goederen bestaat, wat samenhangt met het geografisch opsplitsen van de productieketen (verticale specialisatie). Door deze verticale specialisatie heeft een terugval in de vraag naar finale goederen ook gevolgen voor de handelsstromen tussen de betrokken landen in de productieketen.  Grafiek 2 toont bijvoorbeeld dat de groei van de intra-Aziatische handel sterk samenhangt met de groei van de niet-olie import van de VS. Dit verband is vanaf dit millennium toegenomen, zelfs wanneer alleen de jaren voor de financiële crisis worden beschouwd. De intra-Aziatische handel wordt dus grotendeels gedreven door externe vraag en is hierdoor nog steeds gevoelig voor schokken afkomstig uit de VS. Deze dynamiek in de Aziatische handel is ook te vinden bij een onderscheid tussen de exporten naar andere landen binnen de regio en naar landen buiten de regio. Wanneer op deze manier rekening wordt gehouden met de handel in intermediaire goederen blijkt dat een groot deel van de Aziatische exporten uiteindelijk door de geïndustrialiseerde landen wordt geconsumeerd. Om daadwerkelijk te kunnen ontkoppelen van de economische ontwikkelingen in de geïndustrialiseerde landen, is het belangrijk dat de groei in de opkomende landen steeds meer door binnenlandse factoren wordt gedreven. Flexibele wisselkoersen, maar ook maatregelen gericht op het versterken van sociale vangnetten en verdere structurele hervormingen in deze landen kunnen hier een belangrijke bijdrage aan leveren. Terug naar  Inhoud Wil de echte risicovrije rente opstaan? Bron: Gijsbert de Lange en Geert-Jan Troost, 2012, www.mejudice.nl, 19 januari 2012. Het debat rondom ‘de risicovrije rente’ is binnen het Nederlandse pensioenstelsel actueler dan ooit. Recent hebben zowel de DNB als de banken hun waarderingsmethodes aangepast, met soms grote gevolgen voor de dekkingsgraden. Duidelijk is dat het concept ‘risicovrije rente’ cruciaal is en een revisie behoeft.  De financieel econometristen De Lange en Troost laten hun licht schijnen over de best toegesneden risicovrije rentemaatstaf voor pensioenfondsen. In financiële markten speelt het begrip ‘risicovrije rente’ een centrale rol. Derivaten worden geprijsd tegen de risicovrije rentecurve en pensioenverplichtingen worden ermee gewaardeerd. Maar welke curve is risicovrij? Voortschrijdend inzicht wijst van tijd tot tijd een andere risicovrije rentecurve aan. Lange tijd werden rendementen op staatsobligaties als risicovrij gezien, daarna vanaf eind jaren ’90 de rente op (gecollateraliseerde) LIBOR swaps en sinds de kredietcrisis in toenemende mate de rente op Overnight Index Swaps (OIS). We zullen deze ontwikkelingsgang nader beschouwen om te laten zien waarom uiteindelijk alleen rente op Repo’s de risicovrije rente is. Maar diens gebruik ten behoeve van de pensioenverplichtingen zou onjuist zijn zoals we zullen zien. In den beginne Sinds in 1973 de theorie van derivaten goed werd neergezet (Black en Scholes, 1973, Merton, 1973), werd in de praktijk voor risicovrije rente het rendement op staatsobligaties gekozen. Immers de kans op een zogenaamde binnenlandse default door een rationeel denkende en handelende regering op de schulden in haar eigen valuta werd beschouwd als verwaarloosbaar klein. Inmiddels weten we beter (zie Reinhart en Rogoff, 2009). De ervaring leert dat binnenlandse schuldencrises wel degelijk voorkomen maar vaak onopgemerkt zijn gebleven, bijvoorbeeld tegen de achtergrond van de externe schuldencrises, die meestal veel meer de aandacht trokken.  Figuur 1 laat zien dat de risicopercepties  fors uiteen kunnen gaan lopen en zelfs AAA landen niet risicovrij zijn. Figuur 1:  verschil tussen de rendementen op 10 jaars staatsobligaties van een aantal (ex-) AAA Eurozone landen en die van de zogenaamde Bunds (Duitse staatsobligaties) Bron data: Bloomberg Het algemeen besef van kredietrisico bij staatsobligaties werd een feit in de jaren rond de Mexicaanse Tequila crisis van 1994-95 en vervolgens ging de markt over naar een nieuwe risicovrije rente; de LIBOR swaps. Bankenrisico en onderpand Gijsbert de Lange is senior consultant bij Towers Watson en verantwoordelijk voor de advisering op het gebied van Structured Solutions/derivaten overlays aan Continentaal Europese cliënten. Hij heeft ervaring op een groot aantal financiële gebieden, zoals pensioenfonds buy-outs en fusies, en risico management op het gebied van rente, inflatie, credit, aandelen en langleven. Voordat hij bij Towers Watson kwam werken was Gijsbert lange tijd werkzaam bij ABN Amro Bank waar hij Managing Director was en een aantal functies in hun Global Markets Division heeft vervuld. Hij startte met het handelen van renteswaps en opties in de Europese markten en verhuisde daarna in 1990 naar Tokyo waar hij gedurende 4 jaar leiding gaf aan de Japanse rente en valuta derivaten handel. Na 3 jaar in Chicago gewerkt te hebben, waar hij verantwoordelijk was voor alle US derivatenhandel van de bank, verhuisde hij naar Londen. Hier was hij verantwoordelijk voor de global market risks van de bank, waarna hij vanaf 2000 in de Equities business de divisie Delta One trading leidde. Gijsbert verliet ABN AMRO Bank in 2007 en kwam begin 2008 bij Towers Watson werken. Hij studeerde in 1987 af aan de Universiteit van Amsterdam in de econometrie. Sinds midden jaren tachtig worden dagelijks om 11:00 am de latingen van depositorentes (dus de tarieven waartegen banken elkaar geld lenen) uit de Londense interbancaire markt gefixeerd: de London Interbank Offered Rate. Deze LIBORs worden gebruikt in renteswaps: swaps zijn een uitruil van een vaste rente betaling tegen een variabele LIBOR-coupon betaling. LIBORs zijn beschikbaar in meerdere valuta en voor looptijden vanaf 1 dag (OverNight, ‘O/N’) tot en met 1 jaar. In de meeste valuta zijn swaps tegen 6 maands LIBOR populair, maar ook 1 en 3 maands LIBOR worden vaak gebruikt. In de Euro zijn swaps tegen 6 maands EURIBOR1 het meest populair geworden. Dat de ‘fixings’  gebaseerd zijn op de latingen en niet op de biedingen of wellicht logischer nog, de ‘mid’  (halverwege biedingen en latingen) is geen materieel probleem zolang de bid-ask spread (het verschil tussen biedingen en latingen) beperkt blijft. Voor de introductie van collateralisatie, het proces van onderpand uitwisselen, liepen de tegenpartijen door het afsluiten van een swap een aanmerkelijk conditioneel kredietrisico op elkaar – als de marktrente beweegt krijgt de swap waarde. De swapcurve was in deze beginjaren zeker geen geschikte kandidaat voor het gebruik als de risicovrije rentecurve. Maar vanaf het moment dat swaps (in ieder geval in de interbancaire markt) werden gecollateraliseerd ging de markt de LIBOR swaprentes als risicovrije rente gebruiken. De enige risicopremie die in de swaprente nog overbleef was een weinig opgemerkt deel, namelijk voor de vlottende kant in de LIBOR. De LIBOR is weliswaar een korte rente, maar voor unsecured deposito’s tussen banken. Gedurende lange tijd maakte niemand zich zorgen over het kredietrisico op banken bij uitzetten van gelden voor 3 of 6 maanden, en de risicopremie was dan ook bijzonder laag. Inmiddels kijkt de markt hier heel anders tegenaan. De overgang naar swaprentes werd ook ingegeven doordat rendementen op staatsobligaties voor derivatenhandelaren een aantal nadelen (Hull, 2009) hadden. Onder de geldende balansregelgeving hoefden banken (haast) geen kapitaal aan te houden voor het beleggen in staatsobligaties. Dit leidde tot grote populariteit van de staatsobligaties, met dientengevolge bijzonder lage rendementen, zeker ten opzichte van het inmiddels geaccepteerde besef van het landen-kredietrisico. Ook hier wordt inmiddels heel anders tegenaan gekeken. Figuur 2 laat zien dat de risicoperceptie van Bunds versus 6 maands EURIBOR swaps danig kan wijzigen. Figuur 2: verschil tussen rentes van 10 jaars EURIBOR swaps en Bunds  Bron data: Bloomberg De kredietcrisis, EONIA en OIS Sinds de kredietcrisis wordt het uitzetten van deposito’s bij banken als risicovol beschouwd. Het besef van een risicopremie in LIBOR is daarmee een feit. Niet alleen is de risicopremie materieel geworden en hoger bij langere looptijden, ook zijn de bid-ask spreads fors toegenomen. De dagelijkse fixing van overnight depositorentes in de Euro wordt EONIA genoemd en het is verleidelijk, maar ook fout, om de risicopremie op wat langere (bijvoorbeeld 3 of 6 maands) bankdeposito’s te meten als het verschil tussen EURIBOR en EONIA. We moeten de premie voor kredietrisico namelijk onderscheiden van de termijnpremie2. Gelukkig kan dat doordat er een markt is gekomen in swaps met EONIA als vlottende rente, de zogenaamde Overnight Index Swaps (OIS). Hierin wordt een vaste rente uitgewisseld tegen een variabele coupon die via de dagelijkse EONIAs is berekend. Om de premie voor het kredietrisico zoals ingeprijsd in bijvoorbeeld 6 maands EURIBOR te meten, trekken we van de vaste, op EURIBOR gebaseerde, swaprente de vaste rente op een OIS met bepaalde looptijd af. Figuur 3 laat zien hoe deze risicopremie zich in afgelopen jaren heeft ontwikkeld. Figuur 3: EURIBOR/EONIA spread bij 10 jaars swaps  Bron data: Bloomberg Duidelijk is dat EURIBOR niet langer als risicovrij kan worden beschouwd en als gevolg dat de rente op Geert-Jan Troost is sinds 2008 senior consultant in het Structured Solutions team voor de Continentaal Europese cliënten van Towers Watson. Na zijn afstuderen in de studie Econometrie aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam begon Geert-Jan in het bankwezen in 1990. Daar werkte hij in het ‘structured products’ vakgebied, met als aandachtsgebied de toepassingen in risico afdekking voor institutionele klanten in de Benelux, door middel van derivaten in aandelen, fixed income en structured credit. Dit varieert van duration hedging bij pensioenfondsen en verzekeraars tot aan Basel II gerelateerde credit hedging voor bankbalansen. Hij heeft gewerkt in Amsterdam, Parijs en Londen, in de Global Markets Divisions van ABN AMRO Bank, JPMorgan en Citigroup. In de recentere jaren heeft hij ervaring opgedaan in de ontwikkelingen in Asset Liability Management, als managing director van risico-consultant Cardano in Rotterdam. Bij de Investment Consulting afdeling van Towers Watson combineert hij de ervaring in derivaten met de brede focus in risico management. EURIBOR swaps niet langer als de risicovrije rente kan worden gebruikt. Een betere risicovrije rente is dus de OIS rente en deze is meer geschikt voor de waardering van pensioenverplichtingen. Er is namelijk geen enkele economische rechtvaardiging dat dekkingsgraden beinvloed worden door het kredietrisico op 6 maands bankdeposito’s. Immers, waarom zouden we niet swaprentes versus bijvoorbeeld 3 maands EURIBOR gebruiken, of 1 maands, of 12 maands? Voor het gebruik van de overnight (O/N) rente pleit in ieder geval dat elk pensioenfonds een rekening-courant heeft waarop EONIA (of daaraan gerelateerde rente) wordt vergoed op het netto saldo van alle betalingen en ontvangsten. Een praktisch nadeel  van OIS swaps is dat op dit moment de markt gering is in omvang. Mogelijk dat bij grotere interesse van institutionele beleggers de liquiditeit toeneemt. Toch heeft OIS wel, soms ongemerkt, al haar intrede gedaan op menig pensioenfondsbalans. Banken waarderen derivaten sinds de kredietcrisis namelijk met een rentecurve behorende bij  het te storten onderpand. De recent ingevoerde ‘central clearing’ tussen nu nog alleen banken, maar in de toekomst alle gebruikers van derivatenstaat alleen cash onderpand toe. De daarbij relevante rentecurve is de OIS rentecurve. Repo markt OIS lijkt dus theoretisch een goede kandidaat voor de risicovrije rente, maar onze zoektocht gaat verder. De geldmarkt is inmiddels zo disfunctioneel geworden dat banken zelfs voor een nachtje (O/N) niet meer unsecured geld aan elkaar durven uit te lenen. Kasoverschotten worden liever voor de nacht bij de ECB geparkeerd. Alleen leningen gedekt door zeer goede kwaliteit en voldoende liquide onderpand, zg. repo’s, zijn nog risicovrij. De unsecured geldmarkt is nagenoeg opgedroogd en liquiditeit is alleen nog te vinden in de repo markt. In de Euro zijn de beste kwaliteit en meest liquide onderpand Duitse staatsobligaties. Figuur 4 laat zien hoe het verschil tussen secured en unsecured plotseling eind 2011 is opgelopen. Figuur 4: verschil OIS rente en repo rente voor 3 maands looptijd (1 weeks gemiddelde)  Bron data: Bloomberg Figuur 4 toont duidelijk de risicopremie in OIS. De reporente is de logische uiteindelijke kandidaat in onze zoektocht naar de risicovrije rente, waarbij we telkens de risiopremie hebben gereduceerd. Er is weliswaar veel liquiditeit in de repomarkt, maar er is geen lange (swap)curve van reporentes. Welke rente voor dekking pensioenverplichtingen? In de reductiestappen naar de echte risicovrije rente zijn we uiteindelijk bij de reporente terecht gekomen. Het huidige gebruik van de 6 maands Euribor swaprentes introduceert een relatief groot bankrisico in de waardering van pensioenverplichtingen. Dit risico is er ook in OIS, maar veel geringer, zoals we hebben gezien. Risico's worden alleen uitgesloten in de reporente, door de onderpanddekking. De vordering van deelnemers (werknemers en gepensioneerden) op hun pensioenfonds is niet gedekt met onderpand. Deze vordering is daardoor risicovoller. Het zou daarom onjuist zijn om pensioenverplichtingen te waarderen tegen een secured rentevoet, zoals bij overgang op de echt risicovrije reporente het geval zou zijn. Een risicopremie boven de reporente lijkt daarom gewenst, een die het risico van de deelnemers vis-à-vis het pensioenfonds beschrijft. Voor de invloed van bankrisico op pensioenverplichtingen is geen rechtvaardiging. Dat er een pensioenrisico bestaat is duidelijk nu het lijkt dat een aantal pensioenfondsen mogelijk zal overgaan tot afstempeling van hun verplichtingen. Pensioenfondsen en toezichthouders zouden er goed aan doen dit risico te kwantificeren en transparant te maken. Voetnoten: (1) Lezers met historisch besef kunnen zich wellicht nog herinneren dat iedere Europese valuta zijn eigen IBOR kende, bv. in Amsterdam werd voor de gulden de AIBOR dagelijks gefixeerd. (2) Rentecurves, ook risicovrije, hebben doorgaans een positieve hellingshoek, die vaak verklaard wordt met het door Keynes geïntroduceerde begrip ‘liquidity preference’. Referenties: Black, F. and M. Scholes (1973). “The Pricing of Options and Corporate Liabilities.” Journal of Political Economy 81, no. 3 : 637-654. Hull, J. (2009) Options, Futures and other Derivatives, Prentic Hall, NJ. Merton, R.C. (1973). “The Theory of Rational Option Pricing.” Bell Journal of Economics and Management Science 4, no. 1 : 141-183. Reinhart, C.M., en K.S. Rogoff (2009) This Time Is Different: Eight Centuries of Financial Folly, Princeton University Press, Princeton, NJ. Terug naar  Inhoud Zet vast in uw agenda:  HCC Beleggen Symposium 28 april 2012 te Culemborg Actief beleggen met aandelen en derivaten Terug naar  Inhoud Agenda Bron: HCC Beleggen redactie De HCC Beleggen Kalender op onze website en  deze Agenda zijn inmiddels een begrip onder beleggers in Nederland en België geworden. Voor veel andere sites zijn wij de de facto bron van informatie. Toch zijn nog niet alle events in onze Agenda opgenomen. Daarom willen we ook aanbieders van seminars, cursussen en beleggersbijeenkomsten in de gelegenheid stellen, zelf hun events aan te kondigen, zowel op ons forum als in onze nieuwsbrieven. Plaatsing van (vrij toegangkelijke) educatieve bijeenkomsten zijn kostenloos. (Bijeenkomsten met een educatief karakter welke niet gratis toegankelijk zijn danwel bijeenkomsten met een niet uitsluitend educatief karakter kunnen onder voorwaarden ook in onze agenda opgenomen worden. Wilt u meer weten neemt u dan even contact  op met de redactie) Terug naar  Inhoud | HCC beleggen Website | HCC beleggen Vacatures | Adverteren | Forum | Downloads  Disclaimer: Deze publicatie komt tot stand op de redactie van beleggersonline.nl de website van de HCC IG Beleggen. Noch de mate waarin de berichten, voorgestelde scenario’s, risico’s en voorspellingen de marktverwachtingen weerspiegelen, noch de mate waarin zij in de realiteit zullen tot uiting komen, kunnen worden gewaarborgd. De voorspellingen zijn indicatief. De gegevens in deze publicatie zijn algemeen en louter informatief. Ze mogen niet worden beschouwd als beleggingsadvies. De schrijver(s) van deze publicatie en het bestuur van de HCC IG Beleggen en/of de Redactie van de Nieuwsbrief zijn derhalve niet aansprakelijk voor eventuele verliezen. De waarde van uw beleggingen kan fluctueren, behaalde resultaten uit het verleden geven geen garantie voor de toekomst.

29 februari 2012

...

Nieuwsbrief20120101

inhoud:    HCC Beleggen Nieuwsbrief 20120101   Woord van de voorzitter AFM: Wijzigingen toezicht per 1 januari 2012 Eur. Toezichthouder ESMA waarschuwt beleggers Hoe shockproof zijn internationale banken? Lessen van de vorige storm Europees schuldendrama Koopwoningen beter betaalbaar voor starters Agenda Woord van de voorzitter Bron: Redactie Allereerst wil ik u, namens het bestuur en de talloze vrijwilligers van de groep Beleggen, een gezond en hoogrenderend 2012 toewensen! Echter de voortekenen voor een hoog rendement voor 2012 zijn niet goed. Er zijn talloze bedreigingen voor een groeiende economie: de Euro, de hoge schulden, de hoge werkeloosheid. En er is bijna geen bank of vermogensbeheerder te vinden die niet negatief is. Dit is de omgekeerde situatie van begin 2011, toen iedereen onverdeeld positief was. En dat deed bij mij een belletje rinkelen. Want als iedereen zo positief is heeft ook elke investeerder volledig belegd, en zodra het gaat tegenvallen moet iedereen ook weer tegelijkertijd de poort uit. En dat is precies wat gebeurde in 2011. Misschien gaat die vlieger ook weer op voor 2012. Iedereen is negatief, maar zodra blijkt dat de negatieve scenario’s minder erg zijn dan werd aangekomen kan 2012 voor aandelen een heel goed jaar worden. Want hoewel de rentes van de zuidelijke landen tot topniveau zijn gestegen krabbelen de markten de afgelopen maanden toch weer op. Langzamerhand sijpelt het besef door dat de ECB toch buiten haar mandaat gaat optreden en de schulden van Italië en Spanje (en misschien nog meer landen) gaat opkopen. Dit kan zij natuurlijk onbeperkt blijven doen. Een andere situatie die misschien ook wel positief omkeert, is het teruglopende ledental van de HCC. Dit heeft natuurlijk ook invloed op onze interessegroep en wat in het bijzonder bij onze interessegroep speelt is dat ons ledenbestand veroudert omdat de aanwas van jongeren achter blijft. Daar hebben we het de afgelopen ledenvergadering uitgebreid over gehad. Er is toen geoppert om contact met hogescholen en universiteiten te zoeken en te proberen daar nieuwe – jonge -  leden te winnen. Bart Lenselink (bedankt Bart!) heeft dit idee opgepakt en, tezamen met drie andere vrijwilligers, er handen en voeten aan gegeven door een middag seminar te organiseren aan de Technische Universiteit van Eindhoven. Wat opviel was dat de kennis, op beleggingsgebied, van (bijna) afgestudeerde studenten erg tegenviel. De pensioen gedachte staat op die jonge leeftijd nog ver van je af natuurlijk, maar een algemeen basisniveau hadden we wel verwacht. Maar dat bleek niet aanwezig en dus is er genoeg werk aan de winkel voor onze groep en mogen we concluderen dat onze kennis voorziet in een behoefte. We zullen dan ook proberen dit soort activiteiten te blijven ondersteunen. Namens het bestuur van de HCC groep Beleggen, Frans Schreiber Terug naar  Inhoud AFM: Wijzigingen toezicht per 1 januari 2012 Bron: AFM Vanaf 1 januari 2012 gelden er bij beleggingsaanbiedingen nieuwe regels waardoor beleggers beter worden beschermd. Meer beleggingsaanbieders dan voorheen vallen straks onder toezicht van de AFM. Aanbiedingen die - ook volgens de nieuwe regels - buiten AFM-toezicht vallen zijn bovendien beter herkenbaar, omdat in de reclame-uitingen een vrijstellingsvermelding staat opgenomen. Eerlijke handelspraktijken Bedrijven zijn verplicht om eerlijke handel te drijven en zich aan de regels te houden. Om eerlijke handel te bevorderen geldt sinds 15 oktober 2008 de Wet Oneerlijke handelspraktijken (Wet OHP). De wet geldt voor alle producten en diensten. De wet verbiedt aanbieders van producten en diensten om misleidende en agressieve verkooppraktijken toe te passen bij de verkoop aan consumenten. Wat zijn misleidende handelspraktijken? Bij misleidende handelspraktijken is er iets mis met de informatieverstrekking. Bijvoorbeeld als de informatie die gegeven wordt bij de verkoop van een product onjuist is. Of een verkeerd beeld geeft. Maar het kan ook dat je informatie niet krijgt, die wel belangrijk is om te beslissen of je een product wel of niet koopt. Dus ontbrekende informatie kan ook misleidend zijn. Wat zijn agressieve handelspraktijken? De nieuwe wet is ook gericht op agressieve handelspraktijken. Bijvoorbeeld als de verkoper te veel druk uitoefent op zijn klant om zijn product of dienst te verkopen. Je mag bijvoorbeeld pas weg als je een handtekening onder het contract hebt gezet. Zwarte lijst Ook staat in de wet een zwarte lijst met handelspraktijken die in ieder geval verboden zijn. Bijvoorbeeld beweren een gedragscode te hebben ondertekend wanneer dit niet het geval is. Of een advertorial in de media waar iemand betaalt om reclame te maken, zonder dat het duidelijk voor consumenten is dat het om reclame gaat. Aanbieders van beleggingen moeten voldoen aan de prospectusplicht en/of de vergunningplicht. Onder bepaalde voorwaarden kan een onderneming hiervan zijn vrijgesteld. Prospectusplicht Een onderneming die effecten aanbiedt is wettelijk verplicht het prospectus te laten goedkeuren door de AFM. Pas als het prospectus is goedgekeurd mag een onderneming effecten aanbieden. De AFM controleert of het prospectus volledig, consistent en begrijpelijk is. De AFM controleert niet of de informatie in het prospectus juist is. Een goedgekeurd prospectus houdt niet in dat de partij die de effecten aanbiedt zonder meer betrouwbaar is. Een goedgekeurd prospectus houdt ook niet in dat de AFM de aanbieding goedkeurt. Vergunningplicht Naast de prospectusplicht bestaat er ook een vergunningplicht. Kort gezegd moeten alle financiële partijen die financiële diensten of producten aanbieden, bemiddelen of adviseren aan consumenten, beschikken over een AFM-vergunning. De AFM verstrekt een vergunning nadat onder meer is getoetst op deskundigheid, betrouwbaarheid en integere bedrijfsvoering. Zonder AFM-vergunning mogen financiële ondernemingen niet actief zijn, tenzij zij gebruik kunnen maken van een vrijstelling. Vrijstelling In sommige situaties geldt een vrijstelling en heeft de onderneming geen prospectusplicht (bij het aanbieden van effecten) of vergunningplicht (bij het aanbieden van beleggingsobjecten en bij het aanbieden van deelnemingsrechten in beleggingsinstellingen). Een van de situaties waarin de vrijstelling geldt, is bij aanbiedingen vanaf €50.000 per effect, per beleggingsobject of per deelnemingsrecht. De reden van de vrijstelling is dat je van consumenten, die voor beleggingen kiezen met een minimale investering van € 50.000, mag verwachten dat zij voldoende deskundig en professioneel zijn om de aard van aangeboden producten en de aanbieder van de producten goed te kunnen beoordelen. Deze grens gaat per 1 januari 2012 omhoog van € 50.000 naar € 100.000. Bij een minimale investering van op dit moment € 50.000 (en vanaf 1 januari 2012 € 100.000) bestaat dus geen AFM-toezicht. De aanbieders moeten zich wel houden aan de regels over oneerlijke handelspraktijken. Is hun handelspraktijk oneerlijk, dan kan de AFM op basis van de Wet Oneerlijke handelspraktijken (Wet OHP) optreden. Vrijstellingsvermelding Met ingang van 1 januari 2012 kun je als belegger onderstaande afbeeldingen tegenkomen. Hierdoor weet je dat de aanbieding niet onder het toezicht van de AFM valt en dat je als belegger rekening moet houden met andere risico’s dan wanneer de aanbieding wel onder het toezicht zou vallen. Bovenstaande afbeeldingen moeten verplicht worden opgenomen bij het aanbod in reclame-uitingen en in documenten waarin het aanbod in het vooruitzicht wordt gesteld. Informatie over beleggingsobjecten Als je belegt in een beleggingsobject, dan investeer je bijvoorbeeld in hardhout, wijn, goud/ zilver, een kavel (landbouw)grond of vakantiehuizen. De belangrijkste kenmerken van een beleggingsobject: - - - - Je betaalt voor een waardebewijs en in ruil daarvoor krijg je rechten: Het eigendomsrecht bij een zaak Een recht op een zaak: bijvoorbeeld het vruchtgebruik. Je mag het product gebruiken en de ‘vruchten’ daarvan gebruiken alsof je zelf de eigenaar bent. Een recht op een (deel) van de opbrengst van het product. De aanbieder van het beleggingsobject belooft je dat je in de toekomst een rendement krijgt van het product. Je belegt bijvoorbeeld in een individueel toegewezen object (een collectieve belegging is ook mogelijk). Jouw rendement is afhankelijk van dit object. Bijvoorbeeld: bij een investering in hardhout, is jouw rendement afhankelijk van de opbrengsten van de bomen of het verwerkte hout. - - Je beheert het product niet zelf. Het product is een onderdeel van een serie van dezelfde producten (bijv. een aantal bomen in een bos). Het is geen ‘effect’, zoals bijvoorbeeld aandelen of obligaties. Wanneer hoeft er geen prospectus te worden opgesteld? Wanneer een onderneming onder een wettelijke vrijstelling valt hoeft de onderneming geen prospectus aan beleggers voor te leggen. Een van de volgende vrijstellingen zou van toepassing kunnen zijn: - - - - - De aanbieding geschiedt aan minder dan 100 personen De effecten kunnen (al dan niet in een pakket) slechts worden verworven tegen een waarde van ten minste 50.000 euro* per belegger De nominale waarde van een effect is 50.000 euro* of meer De aanbieding van effecten door een vereniging of instelling zonder winstoogmerk, om haar niet-commerciële doelen te verwezenlijken. De totale tegenwaarde van de effecten die worden aangeboden is minder dan 2,5 miljoen, berekend over een periode van 12 maanden. * Vanaf 1 januari 2012 wordt deze grens door het ministerie van Financiën verhoogd naar 100.000 euro. Ook wordt een vrijstellingsvermelding ingevoerd. Terug naar  Inhoud Europese Toezichthouder ESMA waarschuwt beleggers Bron: AFM De European Securities and Markets Authority (ESMA) waarschuwt beleggers voor partijen die zonder de vereiste vergunning particulieren de mogelijkheid bieden om te beleggen in Contracts for difference (cfd), FX forwards en andere valutaderivaten.   De grote risico’s verbonden aan cfd's en andere valutaderivaten zijn moeilijk in te schatten voor particuliere beleggers. Zeker is wel dat de verliezen in het slechtste geval hoger kunnen uitvallen dan het ingelegde geld. Bovendien gaat het hier om beleggingen in markten die zeer beweeglijk zijn en daarom van oorsprong bedoeld voor professionele beleggers. ESMA waarschuwt expliciet om geen software te installeren die wordt aangeboden op digitale platformen van aanbieders van complexe valutabewegingen. Beleggers zouden zo de controle over door hen uitgevoerde transacties kunnen verliezen. De toezichthouder roept ook op om voorzichtig te zijn met gebruik van de creditcard op dergelijke sites. Het is voor het eerst dat ESMA beleggers expliciet waarschuwt voor beleggingspraktijken. De waarschuwingen volgen nadat toezichthouders hebben geconstateerd dat er steeds meer aanbieders van deze producten beleggers benaderen, voornamelijk via internet. Een klein deel van die aanbieders beschikt zelfs niet over de juiste papieren om de speculatieve valutaderivaten aan te mogen bieden. Klik hier voor het orginele bericht pdf (engels) van ESMA en  hier voor de toelichting hierop (engels) Terug naar  Inhoud Hoe shockproof zijn internationale banken? Lessen van de vorige storm Bron: Ralph de Haas en Iman van Lelyveld, www.mejudice.nl, 15 december 2011. De balansen van internationale banken staan wereldwijd, en vooral in Europa, onder druk. Nauwelijks bekomen van de problemen met rommel- hypotheken, zien banken de kwaliteit van hun activa opnieuw onderuitgaan door afwaarderingen op staatsobligaties uit de euro-periferie. Hoe schokbestendig zijn internationale banken? De economen De Haas en Van Lelyveld trekken lessen op basis van hun onderzoek over hoe banken reageerden op de financiële crisis van 2008–2009. Schokbestendig Om afwaarderingen op staatobligaties de baas te blijven heeft de Europese Bankenautoriteit (EBA) EU banken .opgedragen om voorlopig hun kernkapitaal (‘core tier 1 capital’) te verhogen tot 9% (per medio 2012) met hierbovenop een buffer voor 'sovereigns'. EBA schat dat het kapitaaltekort zo’n €114 miljard bedraagt. Dit tekort kan weggewerkt worden door bijvoorbeeld winstinhouding of het aantrekken van nieuw kapitaal, in het huidige economische klimaat niet eenvoudig. Ook kunnen, onder zeer strikte voorwaarden, (risicovolle) activa worden afgestoten, dat wil zeggen balansverkorting. Bovendien hebben internationale banken moeite hun aflopende obligatieleningen te vernieuwen. Dit alles drukt hun kredietverstrekkend vermogen in eigen land en daarbuiten. Ralph de Haas European Bank for Reconstruction and Development (EBRD), Londen Ralph de Haas is adjunct-directeur Onderzoek bij de European Bank for Reconstruction and Development (EBRD) te Londen. Zijn onderzoeksinteresses omvatten ontwikkelingseconomie, microfinanciering en het internationale bankwezen. Hij leidt momenteel twee randomised veldexperimenten, in Mongolië en Bosnië, om de effectiviteit van microfinanciering op armoedebestrijding te onderzoeken. Ander lopend onderzoek heeft als onderwerp interne kapitaalmarkten in multinationale banken, de effecten van de kredietcrisis op grensoverschrijdende kredietverlening, en de impact van gender op het gebruik van financiele diensten. Ralph is gepromoveerd aan de Universiteit Utrecht en heeft onder andere gepubliceerd in Journal of Financial Intermediation, Economic Policy, en Journal of Banking & Finance Mondiaal versus lokaal Wat betekent dit voor de landen waar deze banken buitenlandse vestigingen hebben? In deze bijdrage bespreken wij op basis van recent onderzoek (De Haas and Van Lelyveld, 2011) hoe internationale banken de financiële crisis van 2008-2009 doorstonden. In dit onderzoek wordt de kredietverstrekking door binnenlandse banken vergeleken met die van lokale dochters van multinationale banken. Onze analyse is een vervolg op De Haas en Van Lelyveld (2010) waarin we op basis van soortgelijke data de bancaire kredietverstrekking tijdens eerdere, meer lokale episodes van financiële turbulentie onder de loep namen. Lokaal schokbestendig Destijds constateerden we dat in zo’n lokale crisis de dochters van financieel sterke instellingen hun kredietverstrekking redelijk op peil hielden, terwijl lokale banken zich gedwongen zagen hun balans in te krimpen. Sterke moederinstellingen kunnen hun interne kapitaalmarkt gebruiken om dochters van kapitaal en liquiditeit te voorzien; dergelijke financiële ondersteuning heeft in veel gevallen bijgedragen tot de stabilisatie van de kredietverstrekking in gastlanden. Maar hoe zit het met mondiale schokken? De crisis van 2008–2009, die de kern van het internationale financiële stelsel hard raakte en vrijwel alle grote bankgroepen trof, bracht ons ertoe opnieuw het gedrag van banken onder de loep te nemen. Terwijl krachtige moederbanken hun dochters in lokale crises ondersteunden, hebben verzwakte moederinstellingen tijdens de mondiale crisis die steun wellicht moeten onthouden. Banken die waren verzwakt door de terugloop van de interbancaire liquiditeitsverschaffing en andere financiering hebben wellicht zelfs via hun interne kapitaalmarkt liquiditeit van buitenlandse dochters gerepatrieerd naar de hoofdvestiging. Volgens publicaties in de zakelijke pers hebben dochters van multinationale banken in Rusland en Tsjechië inderdaad lokale liquiditeit gebruikt om het thuisfront in Italië en Frankrijk te steunen in de moeilijke tijd na het omvallen van Lehman Brothers, en opnieuw tijdens de huidige eurocrisis.1 Om deze kwesties nader te analyseren, hebben we een omvangrijke dataset samengesteld van ’s werelds grootste bancaire groepen plus een controlegroep van zelfstandige lokale banken. Figuur 1 toont de geografische verdeling van de dochterinstellingen van internationale banken in onze dataset. Die bestaat uit 48 multinationale banken uit 19 thuislanden met in totaal 199 dochters in 53 gastlanden. De meeste dochters bevinden zich in Europa – hetgeen het grote aantal dochters van West-Europese banken in het nieuwe Europa weerspiegelt. Figuur 1: Geografische spreiding van dochters van internationale banken Bron: BankScope en websites van banken. Daarnaast hebben we een controlegroep gevormd van zelfstandige banken bestaande uit de grootste vijf banken in lokaal eigendom in elk van de gastlanden in onze dataset. Dit resulteert in een dataset van 202 lokale banken. Internationaal bankieren: een tweesnijdend zwaard Onze analyse toont aan dat tijdens de jongste crisis de dochters van multinationale banken hun kredietgroei drastischer hebben moeten inperken dan lokale banken: ongeveer twee keer zo sterk. Ook constateren we dat het vermogen om spaargelden aan te trekken, een relatief stabiele financieringsbron tijdens de crisis, een sterkere determinant van kredietgroei werd. Daardoor bleken lokale banken, die voor hun kredietgroei doorgaans meer zijn aangewezen op lokale deposito’s, beter in staat om hun kredietverstrekking op peil te houden. Iman van Lelyveld De Nederlandsche Bank Iman van Lelyveld is Senior Econoom bij De Nederlandsche Bank (Divisie Toezicht Beleid), hij is lid van de Research Task Force van het Bazel´s Comité en is voorzitter geweest van internationale werkgroepen op het gebied van stress testen en liquiditeit. Hij is Universitair Hoofddocent aan de Radboud Universiteit en adviseur bij de Bank of England en de Norges Bank geweest. Zijn huidige onderzoeksinteresses zijn interne kapitaalmarkten, netwerken en prijsvorming in de interbancaire markt. Hij heeft onder andere gepubliceerd in de Journal of Financial Intermediation, Journal of Banking & Finance, International Journal of Central Banking, Journal of Emerging Market Finance, Journal of Financial Stability, European Journal of Political Economy en Brookings-Wharton Papers on Financial Services. Het relatieve belang van spaargelden als financieringsbron groeide vooral sterk bij dochters van internationale banken. Zulke dochterinstellingen hebben naar hun aard veelal gemakkelijker toegang tot alternatieve (buitenlandse) financieringsbronnen, zoals de internationale obligatie- en geldmarkt en syndicaatsleningen, maar ook financiering door de moederbank. Maar doordat deze alternatieve bronnen grotendeels opdroogden tijdens de crisis, moesten deze banken de kredietverstrekking sterker terugschroeven. Het blijkt dat dochters van internationale banken die afhankelijker waren van geldmarktfinanciering de kredietgroei het meest moesten beperken. Zonder toegang tot externe (wholesale) markten waren moederinstellingen blijkbaar niet langer in staat hun dochternetwerk van liquiditeit te voorzien via de interne kapitaalmarkt van de groep. Deze uitkomst strookt met Huang en Ratnovski (2009), die zich richten op de financieringsstructuur van Canadese banken en aantonen dat banken die minder afhankelijk zijn van marktfinanciering de recente crisis beter doorstonden. Onze eindconclusie is dat internationale banken tijdens lokale episodes van financiële turbulentie weliswaar bijdragen aan financiële stabiliteit, zoals blijkt uit De Haas en Van Lelyveld (2010), maar dat ze ook het risico vergroten dat landen buitenlandse instabiliteit ‘importeren’. De toegang die buitenlandse bankendochters hebben tot financiering via hun moederbank en de geldmarkt – vóór de crisis een van hun voornaamste concurrentievoordelen –  bleek zo een nadeel toen deze alternatieve financieringsbronnen snel opdroogden na het omvallen van Lehman Brothers. Banken die te zeer afhankelijk zijn van marktfinanciering kunnen de financiële stabiliteit zowel in eigen land als daarbuiten nadelig beïnvloeden. Een blik vooruit Onze bevindingen bieden een weinig rooskleurig vooruitzicht voor landen waar het bankwezen grotendeels in handen is van multinationale bankconcerns. De financieringsdruk die deze bancaire groepen op dit moment ondervinden is in veel gevallen wellicht nog hoger dan drie jaar geleden. Het streven om de balans te verkorten zal dus ook sterker zijn. Een gerelateerd risico is dat sommige banken zich onder druk gezet kunnen voelen om balansverkorting niet in eigen land maar vooral elders te laten plaatsvinden. Op de middellange termijn zullen veel dochters van internationale bankconcerns, vooral in het nieuwe Europa, hun financieringsmodel moeten herzien. Ze zullen in toenemende mate op eigen financiële benen moeten leren staan, en hun lokale kredietverstrekking met lokaal aangetrokken spaargelden en andere lokale financiering moeten gaan financieren. De crisis van 2008-2009 heeft aangetoond dat dochterinstellingen van multinationale banken die zichzelf vooral lokaal financieren, zoals veelal in Latijns-Amerika gebeurt, vrij stabiele kredietverschaffers zijn. Toezichthouders kunnen internationale banken stimuleren om geleidelijk op zo’n beter houdbaar financieringsmodel over te gaan. Prudentiële richtlijnen met betrekking tot de externe financiering van dochterinstellingen (zogenoemde (beperkte) ring fencing) kunnen in de toekomst de internationale transmissie van financiële schokken afremmen. Toezichthoudende instanties moeten echter oppassen voor een overreactie. Ongecoördineerd en te bruusk optreden kan de steun van internationale banken aan hun buitenlandse dochters onnodig belemmeren en daardoor op de korte termijn hun home bias, de neiging tot bevoordeling van de thuismarkt, nodeloos versterken. Zo’n onevenwichtige balansverkorting zou de economische groei in grote delen van het nieuwe Europa verder onder druk kunnen zetten. Voetnoten: (1) Zie bijvoorbeeld Bloomberg (27 oktober 2011), ‘Foreign banks in Russia support European owners since mid-year’ en ft.com/alphaville (4 november 2011), “Honey, I shrunk Emerging Europe”. Referenties: De Haas, Ralph en Iman van Lelyveld, 2010, “Internal Capital Markets and Lending by Multinational Bank Subsidiaries”, Journal of Financial Intermediation 19(1), 1–25. De Haas, Ralph en Iman van Lelyveld, 2011, “Multinational Banks and the Global Financial Crisis: Weathering the Perfect Storm”, De Nederlandsche Bank Working Paper No. 322, Amsterdam. Huang, Rocco en Lev Ratnovski, 2009, “Why Are Canadian Banks More Resilient?”, IMF Working Paper WP/09/152, Internationaal Monetair Fonds, Washington, D.C. Terug naar  Inhoud Europees schuldendrama: Bron: KBC Status quo onhoudbaar Het kalmerend effect van Europese noodplannen op de financiële markten is van steeds kortere duur. Nog geen week na de beslissing van de Europese Raad eind oktober om de slagkracht van het Europese hulpfonds EFSF via een hefboom uit te breiden tot circa 1000 miljard EUR en een tweede hulppakket voor Griekenland te lanceren, zaaide de toenmalige Griekse premier Papandreou paniek op de financiële markten. Hij kondigde een referendum aan over de voorwaarden van het hulppakket, trok dit onder druk van de Europese partners weer terug en moest daarna plaatsmaken voor een overgangsregering onder leiding van de gerenomeerde econoom Papademos. Als gevolg van deze politieke chaos liep de risicopremie op overheidsobligaties van de wankele EMU-landen verder op. Een aangename uitzondering hierop was Ierland, waar de tienjaarse overheidsrente sinds deze zomer gestaag daalde dankzij een geloofwaardig saneringsplan. Zorgwekkend was daarentegen vooral de verdere uitdeining van de risicoaversie naar Italië . De Italiaanse rente bereikte op 9 november een nieuw tijdelijke hoogtepunt op 7,22%. Aan een dergelijk rentepeil is de herfinanciering van de op vervaldag komende Italiaanse schuld in 2012 niet houdbaar, zodat ook Berlusconi zijn plaats moest ruimen voor de technocraat Monti. Het was de bedoeling van de Eurotop van 26 oktober om eens en voor altijd een structurele oplossing te vinden. Het concept om het EFSF te versterken door de combinatie van een schuldverzekering en het creëren van een speciaal financieel vehikel werd door de markt als te complex en weinig transparant beoordeeld. Ook de beleggingsappetijt van opkomende economieën met belangrijke deviezenreserves, met op de eerste plaats China, was bescheiden. De voorlopige conclusie is dat de voorstellen die nu op tafel liggen niet de beloofde ‘bazoeka’ zijn die de financiele markten gerust kan stellen. Vandaar dat de politieke discussie geleidelijk verschuift in de richting van gemeenschappelijke euro-obligaties, met gemeenschappelijke garanties door alle EMU-landen en gekoppeld aan een afdwingbaar budgettair saneringsbeleid. De Europese Commissie stelde hierover op 23 november drie varianten voor. Voor de realistische varianten zijn echter wijzingen van het EU-verdrag nodig, zodat ze in het beste geval een oplossing voor de middellange termijn bieden. Bovendien zijn de politieke geesten in de EMU nog niet voldoende gerijpt om met de gedeeltelijke afstand van de nationale fiscale soevereiniteit in te stemmen . Daarvoor is de huidige crisis allicht nog niet levensbedreigend genoeg. Het mislukken van een veiling van Duitse overheidsobligaties op 23 november is in deze context hopelijk een heilzaam schot voor de boeg. Besmettingsgevaar Het grootste risico voor de Europese conjunctuur op dit ogenblik is een verdere besmetting van de reële economie door de financiële perikelen. Dit dreigt te gebeuren via vier kanalen. Ten eerste weegt de onzekerheid op de vertrouwensindicatoren van producenten en consumenten, die in de EMU aan een hoog tempo verslechteren . Dit remt de investeringsbereidheid van de bedrijven en de groei van de particuliere consumptie. Ten tweede worden heel wat perifere EMU-overheden door de schuldencrisis gedwongen tot drastische besparingsmaatregelen tegen de achtergrond van een conjunctuur die op een recessie afstevent. Dit procyclische begrotingsbeleid geeft een extra draai aan deze neerwaartse groeispiraal. Ten derde kan de financiële crisis leiden tot een kredietschaarste, die op haar beurt een  economisch herstel kan belemmeren . Uit de enquête van de ECB naar de kredietverlening door banken in de EMU blijkt dat het aandeel van de banken die hun kredietvoorwaarden verstrengen meer en meer toeneemt. Als redenen hiervoor halen de banken vooral hun precaire kapitaal- en liquiditeitspositie aan . De kwetsbaarheid van de bankensector en het wantrouwen van de banken onderling, brachten immers het functioneren van de geldmarkt in het gedrang . Om een acute liquiditeitscrisis te vermijden, moet de ECB nu al een onbeperkte hoeveelheid liquiditeiten ter beschikking stellen met een looptijd die kan oplopen tot twaalf maanden. Ten slotte dreigt de recent aangescherpte regelgeving voor de financiële sector paradoxaal genoeg de economisch-financiële crisis nog te verergeren. De hogere kapitaalvereisten zullen enerzijds terecht zorgen voor een meer aanvaardbaar risicoprofiel van de financiële sector (door meer kapitaal en/of minder risicovolle activiteiten), maar anderzijds leiden ze ook tot een hogere kostprijs van kapitaal en dus ook van kredieten, wat investeringen afremt. Daarnaast zullen de jongste maatregelen van de Europese regelgever EBA allicht de crisis van de overheidsschulden in de EMU ongewild nog verergeren . Doordat de EBA de facto overheidsobligaties als risicovolle activa beschouwt, zullen banken om hun risicoprofiel te verlagen per saldo  overheidspapier van kwetsbare EMUlanden verkopen. Door het wegvallen van deze traditioneel belangrijkste koper van overheidspapier zal de financierbaarheid van de overheidsschulden nog moeilijker worden dan ze al is en komt een zelfvernietigende vicieuze cirkel op gang. Vermits de EMU-schuldencrisis in essentie door het institutioneel en budgettair beleid is veroorzaakt, kan het ook enkel definitief worden opgelost door een geloofwaardige politieke aanpak. Enkel dan kan een diepe recessie in Europa en een besmetting van de rest van de wereldeconomie worden vermeden. Een dergelijke besmetting zou tragisch zijn. De jongste conjunctuurindicatoren in de VS wijzen immers op een stabilisering op een laag niveau, die zonder externe schok een nakende recessie onwaarschijnlijk maakt. Ook de Chinese economie lijkt te slagen in een zachte landing dankzij onder meer de geleidelijke verstrakking van het monetaire beleid en zo het gevaar van een boom-bustscenario te bezweren. De Europese beleidsmakers worden zich bijgevolg hopelijk eindelijk bewust van hun verantwoordelijkheid niet alleen voorde Europese, maar ook voor de wereldeconomie als geheel. Terug naar  Inhoud Koopwoningen beter betaalbaar voor starters: Bron: DNB De woningmarkt is volop in het nieuws. Het aantal woningen dat te koop staat neemt toe, de verkoopduur stijgt en woningprijzen dalen. Lagere prijzen zijn ongunstig voor woningeigenaren en banken, maar bieden mogelijkheden voor starters om een woning te kopen tegen geringere financieringslasten. Malaise woningmarkt De woningmarkt is de laatste jaren veelvuldig in het nieuws, vooral met sombere berichten. Sinds het begin van de kredietcrisis is het aantal woningverkopen fors teruggevallen, evenals het aantal opgeleverde nieuwbouwwoningen. De gemiddelde woningprijzen zijn sinds augustus 2008 met circa 10 procent gedaald. Dit is ongunstig voor woningbezitters die hun vermogen zien dalen, voor banken omdat de waarde van het onderpand voor de hypothekenportefeuille afneemt en het financiële stelsel omdat kwetsbaarheden in eerste instantie toenemen. Sleutelrol voor starters De positieve keerzijde van lagere woningprijzen is dat huishoudens die op zoek zijn naar een koopwoning voor hetzelfde bedrag een betere woning kunnen kopen. De gemiddelde woningprijs is nu vergelijkbaar met het niveau van begin 2006 (Figuur 1). Het besteedbare huishoudinkomen is hoger dan zes jaar geleden en de hypotheekrente is laag. Consumenten zijn nu echter veel onzekerder over de woningmarkt. De bereidheid van consumenten om woningen te kopen is uitzonderlijk laag. Woningeigenaren willen eerst hun eigen woning verkopen voordat zij zelf op zoek gaan naar een andere woning. Het herstel van de woningmarkt begint bij huishoudens die voor het eerst een woning kopen. Deze starters kunnen een keten van woningverkopen op gang brengen. De eigenaar van de verkochte starterswoning gaat na de verkoop van zijn eigen woning op zoek naar een nieuwe, en vaak duurdere, koopwoning. Voor de eigenaar van deze woning geldt hetzelfde en zo kan één woningtransactie van een starter een keten van woningtransacties op gang brengen. Financieringslasten koopwoningen dalen Bijna alle woningaankopen worden gefinancierd met een hypotheeklening. Het huishoudinkomen en de financieringslasten van de hypotheek bepalen de betaalbaarheid van een woning. Voor de financieringslasten zijn de hoogte van de hypotheeklening, de hypotheekvorm en het niveau van de hypotheekrente van belang. Figuur 2 brengt de ontwikkeling van de betaalbaarheid in beeld voor een hypotheek die voor de helft aflossingsvrij is en voor de helft in 30 jaar wordt afbetaald volgens een annuïtair aflossingsschema. De betaalbaarheidindex vat de ontwikkelingen in de gemiddelde woningprijs en de vijfjaarshypotheekrente ten opzichte van het gemiddelde huishoudinkomen samen in één getal. Een lagere indexwaarde duidt op lagere financieringslasten ten opzichte van het inkomen en dus op beter betaalbare woningen. In de drie jaren voor de aanvang van de financiële crisis steeg de index en verslechterde de betaalbaarheid van koopwoningen sterk als gevolg van een toename van de hypotheekrente en een stijging van de woningprijzen (Figuur 2).  In 2008 vond een omslag plaats. Sindsdien is de betaalbaarheid van koopwoningen in drie achtereenvolgende jaren verbeterd. De financieringslasten voor een gemiddelde woning zijn ten opzichte van 2008 als gevolg van de lagere woningprijs en de lagere hypotheekrente met ruim 18 procent gedaald. De tijdelijke verlaging van de overdrachtsbelasting van 6 naar 2 procent, waardoor de bijkomende kosten van de woningaankoop lager uitkomen, is in deze berekening niet meegenomen. Al met al zijn koopwoningen nu beter betaalbaar dan in de afgelopen tien jaar. Sinds 2000 was alleen in 2005 het niveau van de betaalbaarheidindex vergelijkbaar met nu. Kansen voor starters Starters hebben een relatief laag inkomen en weinig vermogen. Veel starters moeten dan ook maximaal lenen om een koopwoning te kunnen financieren. De prijsdalingen vergroten de betaalbaarheid van koopwoningen en bieden starters de mogelijkheid om tegen lagere financieringslasten een woning te kopen. De woningmarkt is echter geen gewone productmarkt, waar lagere consumptieprijzen automatisch leiden tot meer vraag. Een koopwoning leidt niet alleen tot de consumptie van woondiensten, maar vormt ook onderdeel van het gezinsvermogen. De verwachting van verdere prijsdalingen of het risico daarop kan leiden tot uitstel van de aankoop van een woning. Daarbij komt dat starters kunnen speculeren op verdere prijsdalingen in de verwachting dat daarmee de financieringslasten nog verder afnemen. Daar staat wel het risico tegenover van een stijging van de hypotheekrente die de financieringslasten doet stijgen. Bovendien is de verlaging van de overdrachtsbelasting aangekondigd als tijdelijke maatregel, waardoor in principe de bijkomende kosten van een woningaankoop medio 2012 weer stijgen naar het niveau van voor de verlaging. Hoewel een dalende woningprijs vooral bij recente woningbezitters tot een negatief vermogen in de woning leidt, biedt deze voor starters juist mogelijkheden omdat de betaalbaarheid verbetert. Het sentiment op de woningmarkt slaat om als huizen zoveel betaalbaarder worden dat het vertrouwen bij starters om woningen te kopen terugkeert. * Bronnen grafieken: CBS, Kadaster, Vereniging Eigen Huis en DNB Terug naar  Inhoud Agenda Bron: HCC Beleggen redactie De HCC Beleggen Kalender op onze website en  deze Agenda zijn inmiddels een begrip onder beleggers in Nederland en België geworden. Voor veel andere sites zijn wij de de facto bron van informatie. Toch zijn nog niet alle events in onze Agenda opgenomen. Daarom willen we ook aanbieders van seminars, cursussen en beleggersbijeenkomsten in de gelegenheid stellen, zelf hun events aan te kondigen, zowel op ons forum als in onze nieuwsbrieven. Plaatsing van (vrij toegangkelijke) educatieve bijeenkomsten zijn kostenloos. (Bijeenkomsten met een educatief karakter welke niet gratis toegankelijk zijn danwel bijeenkomsten met een niet uitsluitend educatief karakter kunnen onder voorwaarden ook in onze agenda opgenomen worden. Wilt u meer weten neemt u dan even contact  op met de redactie) Terug naar  Inhoud | HCC beleggen Website | HCC beleggen Vacatures | Adverteren | Forum | Downloads  Disclaimer: Deze publicatie komt tot stand op de redactie van beleggersonline.nl de website van de HCC IG Beleggen. Noch de mate waarin de berichten, voorgestelde scenario’s, risico’s en voorspellingen de marktverwachtingen weerspiegelen, noch de mate waarin zij in de realiteit zullen tot uiting komen, kunnen worden gewaarborgd. De voorspellingen zijn indicatief. De gegevens in deze publicatie zijn algemeen en louter informatief. Ze mogen niet worden beschouwd als beleggingsadvies. De schrijver(s) van deze publicatie en het bestuur van de HCC IG Beleggen en/of de Redactie van de Nieuwsbrief zijn derhalve niet aansprakelijk voor eventuele verliezen. De waarde van uw beleggingen kan fluctueren, behaalde resultaten uit het verleden geven geen garantie voor de toekomst.

20 januari 2012

...

Nieuwsbrief 20111201

inhoud:    HCC Beleggen Nieuwsbrief 20111201 VS: positieve correctie economische vertrouwen in Q3 De guldenkwestie of de kostbare les van een onmogelijk project Beleggingsinstellingen lijden fors verlies Duidt stijging geldgroei op herstel economische groei? Waarom hogere kapitaaleisen beter zijn voor het bankwezen Eurotester Agenda Verenigde Staten: positieve correctie van het economische vertrouwen in Q3 Bron: Dexia Bank Research Terwijl de financiële markten de afgelopen weken verwikkeld waren in een partij Grieks-Romeins worstelen, liepen in de VS een reeks data rapporten binnen die wijzen op een versteviging van de economische activiteit en hebben geleid tot een heropleving van het economische vertrouwen.   In de eerste plaats waren het vooral de bemoedigende signalen van de arbeidsmarkt die de kansen op een recessie in de VS hebben doen slinken. Het wekelijkse cijfer van de ‘jobless claims’ (nieuwe werklozen die een steunaanvraag indienen voor werkloosheidsuitkeringen) dook recent onder de psychologische 400.000 grens wat arbeidsanalisten optimistisch stemt voor de komende arbeidsmarktrapporten. Ook andere variabelen van de arbeidsmarkt, zoals het aantal gewerkte uren en online vacatures zijn de afgelopen maanden geklommen wat vaak een voorbode is van een hogere vraag naar werkkrachten.   In combinatie met sterke kwartaalwinsten en de goede prestatie van Wall Street in oktober, hebben de sterker dan verwachte banencijfers het vertrouwen van de Amerikaanse consument opgekrikt. Op grafiek 4 is te zien dat de vertrouwensindex van de University of Michigan sedert oktober aan het klimmen is, terwijl de trend voorlopig negatief blijft voor de beter bekende consumentenindex van de Conference Board. We verwachten de komende maanden ook een stijging te zien van deze laatste index geholpen door de positieve factoren hierboven vermeld. De kleinhandelsverkopen in het derde kwartaal groeiden meer dan 8% in vergelijking met hetzelfde kwartaal in 2010 ondanks een vertragende groei van het beschikbaar inkomen, wat impliceert dat de gezinnen hun spaarinspanningen hebben verminderd tijdens Q3.   Het ziet er naar uit dat ook in het laatste kwartaal van 2011 de consumentenbestedingen aan een robuust tempo zullen groeien, ditmaal geholpen door lagere inflatiecijfers die het reële beschikbare inkomen zullen ondersteunen. De komende maanden verwachten we op basis van de recente evolutie van de grondstoffenprijzen een verdere ontspanning van de consumenteninflatie, zowel wat betreft de hoofd- als de kerninflatie, wat de koopkracht van Joe Sixpack zal ten goede komen tijdens de traditionele kerstinkopen.   De stijging van de olieprijzen in oktober zal volgens ons dit positieve korte termijnscenario niet bedreigen aangezien de benzineprijzen aan de pomp over dezelfde periode stabiel zijn gebleven. Toch is het aangewezen om de recente positieve economische rapporten in het juiste perspectief te plaatsen. Het zwakke tweede kwartaal zorgt er immers voor dat we van een lage basis vertrekken zodat een opwaartse correctie van het vertrouwen onvermijdelijk geworden was. Ondanks de recente verbetering van het economische sentiment blijft de consumentenvertrouwensindex ver onder de normale niveaus en is tot nu toe slechts de helft van de daling goed gemaakt die opgelopen werd tijdens de vorige recessie. Ook de capaciteitsbezetting van de industriële sector slaagde er pas recent in om opnieuw het pre-Lehman niveau te bereiken, en hij bevindt zich nog ver onder het langetermijngemiddelde. Zoals verwacht werden er op de beleidsvergadering van de Federal Reserve begin november geen belangrijke wijzigingen doorgevoerd van het monetaire beleid. De Fed funds rente wordt dus stabiel gehouden tussen 0% en 0,25% en ook ‘Operation Twist’ waarbij langlopende Treasuries worden gekocht met de opbrengst van de verkoop van kortlopende obligaties, wordt voortgezet. De centrale bank verwees naar de recente verbetering van de kleinhandelsverkopen maar benadrukte dat de teneur op de huizenmarkt somber blijft en de jobcreatie vrij zwak. Bovendien zien de monetaire beleidsmakers vooral neerwaartse risico’s op het vlak van de economische vooruitzichten, meer bepaald de mogelijke fall-out van de Europese schuldencrisis. De Fed gaf ook haar nieuwe economische vooruitzichten mee voor 2012-2013, waarbij vooral de opwaartse herziening van de werkloosheidsgraad opviel. N.a.v. de vragenronde herhaalde voorzitter Bernanke dat de korte termijnrente ten minste tot medio 2013 op de huidige lage niveaus zal blijven. De recente stijging van de FRA-rentes lijkt ons overdreven en we verwachten dan ook de komende weken een correctie van deze trend.   Uit de begeleidende commentaren van het FOMC (Federal Open Market Committee) blijkt nog maar eens het verschil in aanpak in Washington in vergelijking met de monetaire politiek die in Frankfurt wordt gevoerd. De pragmatische aanpak van het monetaire beleid in Washington contrasteert sterk met de meer orthodoxe houding van de ECB, die zich vooral focust op het beperken van de inflatie en minder aandacht besteed aan de magere groeivooruitzichten. De Fed daarentegen is eerder bevreesd dat de economie terechtkomt in een deflatoire spiraal zoals die waardoor Japan al bijna 15 jaar lang geplaagd wordt. Als gevolg van deze expansieve politiek krijgt de Amerikaanse economie sinds de zomer dan ook veel meer zuurstof toegediend dan het geval is in de eurozone. Op grafiek 8 is te zien dat in de eerste helft van 2010 het tempo waarmee de geldhoeveelheid groeide aan beide kanten van de Atlantische oceaan vergelijkbaar was. Een eerste loskoppeling van de twee trends gebeurde vanaf Q4 2010. Nu stellen we vast dat de kloof tussen de eurozone en de VS. wat betreft de groei van de geldmassa verder werd uitgediept sinds deze zomer. De gemiddelde jaar op jaar groei van de (M2) geldmassa sinds juli van dit jaar bedroeg 9,4%, terwijl dit in de eurozone slechts 2,4% was.     Terug naar  Inhoud De guldenkwestie of de kostbare les van een onmogelijk project Bron: Me Judice Op speciaal verzoek van de redactie van Me Judice hebben een aantal economen zich gebogen over de vraag of een terugkeer van de gulden een wijs plan is. In deze bijdrage neemt de Rotterdamse econoom Arjo Klamer de guldenkwestie onder de loep. Hij stelt dat de gezien het ontbreken van een hechte gemeenschap en een politieke unie het europroject al vanaf het begin gedoemd was te mislukken wanneer de gemeenschap onder druk komt te staan. Wat is verstandig beleid? De huidige Nederlandse politici gaan niet beslissen dat de gulden terug komt. Daarvoor is de verwevenheid en binding met de euro te sterk. De vraag is eerder wat verstandig beleid is wanneer de euro niet langer houdbaar blijkt te zijn. Gaan we mee met de Duitsers of zouden we er beter aan doen een eigen koers te varen en de gulden weer in te voeren? Tot ongeveer maart dit jaar was een discussie over een verkleining van de eurozone nog ondenkbaar. Suggereerde je het einde van de euro, dan kwam je van Mars. Nu spreken ook beleidsmakers openlijk over beide opties. Dat kan nu omdat de voorspellingen van de critici van de euro al na iets meer dan vijf jaar uitgekomen zijn. Zoals voorspeld hebben de eurolanden bij een gebrek aan een stevige politieke unie de grootst mogelijke moeite de euro te managen; de euro maakt de onderlinge verschillen pijnlijk duidelijk alsook het ontbreken van goede correctiemechanismes. Strengere regels en steviger toezicht gaan dit gebrek niet goedmaken. Terug naar de basisprincipes van geld Bij het monetaire ontwerp van de toekomst is het van belang rekenschap te geven van het falen van de euro en te letten op de belangrijke basisprincipes voor een goed functionerend geldstelsel. 1. Een geldeenheid fungeert niet alleen als ruilmiddel, maar ook als rekeneenheid. Een eenduidig ruilmiddel vergemakkelijkt de ruil. Dat is de efficiëntieslag van een gemeenschappelijke munt. Maar de rekeneenheid staat voor de waarde van de munt. Wanneer door een heterogeen economisch gebied, met regio’s die onderling sterk verschillen in economische kracht, overal dezelfde eenheid geldt, verliezen partijen inzicht in de onderlinge waardeverschillen. Een eigen munt biedt de kans om de eigen economie apart te prijzen, een kans die verloren gaat met een gemeenschappelijke munt. Veel economen zien graag prijzen die fluctueren om aanpassingen sneller en efficiënter te doen verlopen. Arjo Klamer Arjo Klamer is hoogleraar in de Economie van de Kunst en Cultuur aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij promoveerde in 1981 aan de Duke University in de Verenigde Staten. Zijn proefschrift werd omgewerkt tot het baanbrekende boek Conversations with Economists (Littlefield and Roman, 1984) dat voor het eerst de retoriek van economen zichtbaar maakte. In 1990 publiceerde hij The Making of An Economist (Westview Press, samen met David Colander), waarin hij de opleiding van economen beeldend in kaart bracht. In 1996 bracht hij samen met Harry van Dalen de wisselwerking tussen beleid en wetenschap in Nederland in beeld in het boek Telgen van Tinbergen (Balans). Meer recent van zijn hand zijn In Hemelsnaam: de economie van overvloed en onbehagen (ten have, 2006) en Speaking of Economics: How to be in the conversation (Routledge 2007). In 2005 richtte hij de Academia Vitae in Deventer op. De Academia Vitae is een academische instelling voor mensen die midden in het leven staan. Zij grijpt terug op de principes van de brede klassieke, academische vorming. Van 2005 tot 2010 was hij decaan van Academia Vitae. In het publieke debat heeft hij zich gemengd door de ratio van de Europese integratie aan de orde te stellen bijvoorbeeld bij de invoering van de EMU en de Europese Grondwet  2. Een geldeenheid moet beheerd worden. En daar is een stevige politiek eenheid voor nodig. Zoals de casus van de euro weer eens heeft duidelijk gemaakt, vraagt een stevige munt een krachtige politiek en een betrouwbare centrale bank. Het managen van geld is niet alleen een zaak van monetaire autoriteiten maar ook van economische autoriteiten.  Het gaat niet alleen om de beheersing van de rente en van de geldhoeveelheid maar ook om beheersing van de overheidsbegroting, de huizenmarkt, de internationale handel en de lonen en de prijzen. Nu ondermijnen onevenwichtigheden in de financiële sector, de huizenmarkt maar vooral in de internationale  handel de euro. In de nabije toekomst zou het inflatiespook kunnen opkomen en zal het gaan om de beheersing van grondstoffenprijzen en van de lonen. 3. Geld fungeert ook als bindmiddel. Een munt circuleert in een geografische ruimte en accentueert de handelsstromen in die ruimte. Een goede munt bestendigt een gedeelde ervaring, zoals de dollar dat  deed bij haar invoering in het begin van de 20ste eeuw, en de mark ooit. Een lokale munt versterkt de lokale economie.  Niet onbelangrijk is de overweging dat een munt een sterke gemeenschap nodig heeft om haar waarde vast te houden. De euro voldoet niet aan deze basisprincipes. Een gulden doet dat wel. Wanneer de eurozone uiteenvalt, zullen de Nederlanders de neiging hebben om samen met de Duitsers, en eventueel wat meer landen, een muntunie te vormen. Dat gaat een tijd werken totdat Nederlanders genoeg hebben van het aan de leiband lopen van de Duitsers, of wanneer de Duitsers genoeg krijgen van de bemoeizucht van de Nederlanders. Zolang nationale sentimenten sterk zijn, blijft een gemeenschappelijke munt een onrealistisch ideaal. De euro werd ingevoerd tegen beter weten in (Klamer, 1998). Hardnekkig vasthouden aan een verkeerde constructie is hopeloos en kostbaar. Het zou zo veel beter zijn als beleidsmakers erkennen dat de euro een mislukt experiment is geweest, om te  kunnen werken aan een ordelijke transitie naar een wereld met meerdere munten,  waaronder de gulden. Referenties: Klamer, A., 1998, Euro wordt speelbal van national politici, de Volkskrant, 28 december 1998. Bron foto: Flickr Terug naar  Inhoud Beleggingsinstellingen lijden fors verlies op hun beleggingen Bron: DNB In het derde kwartaal van 2011 is het fondsvermogen van de Nederlandse beleggingsinstellingen met 0,3% k-o-k (EUR 1,3 miljard) afgenomen tot EUR 466,8 miljard. Het is de eerste afname van het fondsvermogen sinds het tweede kwartaal van 2010. Het aantal beleggingsinstellingen nam in het derde kwartaal van 2011 met 3 af tot 1440. Beleggingsinstellingen rapporteerden een negatief totaalrendement van 4,9% k-o-k in het derde kwartaal van 2011. Dit is het grootste verlies op de beleggingsportefeuille sinds de start van de beleggingsinstellingenstatistiek in het vierde kwartaal van 2008. Aandelenmarkten stonden in het derde kwartaal van 2011 onder neerwaartse druk als gevolg van de wereldwijd tegenvallende economische groei en de Europese schuldencrisis. Op de aandelenbeleggingen werd dan ook een koersverlies geleden van 13,6% k-o-k in het derde kwartaal van 2011. In dezelfde periode daalde de MSCI World index (gemeten in euro’s) met 10,4% k-o-k en de AEX met 17,5% k-o-k. Op de beleggingen in obligaties werd een koerswinst behaald van 1,0% k-o-k. De koerswinst op staatsobligaties bedroeg 2,3% k-o-k. De gedaalde kapitaalmarktrente in de VS, Duitsland en Frankrijk als gevolg van het verslechterde economische sentiment ligt hier aan ten grondslag. De beleggingsinstellingen rapporteerden een bescheiden koersverlies van 0,3% k-o-k op hun beleggingen in bedrijfsobligaties. Hedgefondsen lieten een positief totaalrendement zien van 5,8% k-o-k in het derde kwartaal van 2011, ondanks de daling van de benchmark (Dow Jones Credit Suisse Hedge Fund Index) met 4,8% k-o-k. De appreciatie van de Amerikaanse dollar vis-à-vis de euro met 6,6% k-o-k speelde hierbij een belangrijke rol, aangezien een groot deel van de beleggingen van Nederlandse hedgefondsen zich buiten het eurogebied bevinden. De netto-inleg in de beleggingsinstellingen bedroeg EUR 23,1 miljard. Dit bedrag is opwaarts vertekend door onder meer zogeheten overhevelingen waarbij institutionele beleggers direct aangehouden beleggingen overhevelden naar beleggingsinstellingen. Gecorrigeerd hiervoor resteerde een netto-inleg van EUR 7,5 miljard die met name van institutionele beleggers afkomstig was. Aandelenfondsen rapporteerden (na correctie voor overhevelingen) een netto-inleg van EUR 7,2 miljard. Vastgoedfondsen (EUR +1,1 miljard), overige fondsen (EUR +1,3 miljard) en hedgefondsen (EUR +0,4 miljard) lieten een kleinere netto-instroom zien. Beleggers onttrokken voor EUR 2,5 miljard aan de obligatiefondsen. Voor nadere informatie (DNB) kunt u contact opnemen met Herman Lutke Schipholt (020-524 2712, 06-524 96 900) en Kees Verhagen (tel. 020-524 2272, 06-211 23 922). Terug naar  Inhoud Duidt de recente stijging van de geldgroei op herstel van economische groei over een jaar? Bron: DNB 24 november 2011 De recente stijging van de geldgroei in het eurogebied is nog te pril om als signaal te dienen voor economisch herstel in de tweede helft van 2012, maar een verdere stijging zou een hoopvol teken kunnen zijn. Omslagpunten in de geldgroei vertonen namelijk een opmerkelijke samenhang met omslagpunten in de groei van het bruto binnenlands product van het eurogebied ongeveer een jaar later. De groei van de geldhoeveelheid is een belangrijke variabele in het duiden van de vooruitzichten ten aanzien van conjunctuur en inflatie voor het monetaire beleid van de Europese Centrale Bank (ECB). De stijging van het gemiddelde prijspeil in het eurogebied, oftewel inflatie, wordt immers op de lange termijn mede bepaald door de groei van de geldhoeveelheid. De ECB maakt onderscheid tussen drie monetaire aggregaten op basis van verschillen in liquiditeit, dat wil zeggen het gemak waarmee geld kan worden aangewend voor bestedingen. Het meest liquide geldbegrip, kortweg M1, bestaat uit munten en bankbiljetten in omloop en betaalrekeningen. Geld in M1 kan direct worden gebruikt voor bestedingen. Het ligt daarom voor de hand dat bewegingen in M1 sterk samenhangen met ontwikkelingen in economische activiteit. De grafiek toont de jaarlijkse groeivoeten van het volume van het bruto binnenlands product van het eurogebied (kortweg reële bbp) en de reële M1 (M1 gecorrigeerd voor inflatie), waarbij de laatste reeks vier kwartalen in de toekomst is verschoven. Het eerste wat  opvalt is dat sinds de jaren negentig de fluctuaties van de M1-groei veel groter zijn geworden dan die van de bbp-groei. Dit suggereert dat M1 ook voor andere doeleinden wordt gebruikt dan voor het aankopen van goederen en diensten. De grotere uitslagen van de M1-groei weerspiegelen mede dat beleggers, om hun portefeuille te managen, meer gebruik zijn gaan maken van bancaire tegoeden, die meetellen in M1. Het tweede dat opvalt is dat omslagpunten in de groei van M1 een sterke samenhang vertonen met omslagpunten in de groei van het bbp-volume van het eurogebied. Ongeveer een jaar na een omslag in de groei van M1 volgde in het verleden zeer regelmatig een omslag in de groei van het bbp. Sinds de crisis lijkt de samenhang bovendien bijzonder sterk. Zo kwam in de loop van dit jaar, na de piek in de M1-groei van eind 2009, inderdaad een einde aan het snelle groeiherstel in het eurogebied. Tot in het tweede kwartaal van dit jaar bleef de M1-groei afnemen, naar een dieptepunt van 1,3%. In het derde kwartaal herstelde de groei enigszins tot 2%. Mocht dit inderdaad een keerpunt van de M1-groei zijn, dan zou dat een positief signaal kunnen zijn voor de bbp-groei over een jaar. Om dit signaal op waarde te kunnen schatten beschouwen we de onderliggende factoren achter het meest recente groeicijfer van  M1. Traditioneel wordt het transactiemotief aangehaald als de basis van de voorspelkracht van M1. De verklaring is dat wanneer het publiek een herstel van economische activiteit verwacht, het in aanloop naar dat herstel in toenemende mate liquide middelen zal aanhouden. Deze verklaring voor het aantrekken van de M1-groei valt echter moeilijk te rijmen met het recent sterk gedaalde consumenten- en producentenvertrouwen. De intensivering van de schuldencrisis deze zomer heeft veel burgers onzeker gemaakt. Een meer waarschijnlijke verklaring voor de weer wat aantrekkende M1-groei biedt het voorzorgsmotief: als bedrijven en huishoudens onzekerder worden over hun toekomstige inkomsten, stellen ze investeringen en uitgaven uit en houden ze meer liquide middelen aan om onverwachte tegenvallers op te vangen. Een zelfde patroon viel waar te nemen na het faillissement in 2008 van de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers, waarna de mondiale recessie toesloeg. Ook toen daalden het consumenten- en producentenvertrouwen en nam de M1-groei sterk toe, zonder dat het een voorbode was van toenemende economische activiteit. Een derde verklaring voor fluctuaties in de M1-groei biedt het monetaire beleid. Centrale banken verlagen tijdens een recessie de beleidsrente meestal fors, zoals in het najaar van 2008. De lagere beleidsrente en de verwachting dat de rente voorlopig laag blijft zorgen voor kleinere verschillen tussen de rente op betaalrekeningen en de rente op termijndeposito’s. Rekeninghouders derven daardoor minder rente-inkomsten als ze hun inkomsten op betaalrekeningen laten staan, met als gevolg dat zij minder geld op termijndeposito’s zetten en M1 stijgt. Dat de economische activiteit een aantal kwartalen later weer toeneemt, zoals ook in 2009 gebeurde, heeft dan meer te maken met de lage renteomgeving en niet per se met de gestegen M1-groei. Al met al kan gesteld worden dat de eigenschappen van M1 als voorlopende indicator van economische activiteit opvallend sterk zijn, maar dat het niet noodzakelijk een oorzakelijk verband betreft. Op basis van deze samenhang kan enige hoop worden geput uit de recente verbetering van de M1-groei, maar een herstel van de economie over een jaar is tegen de achtergrond van de schuldencrisis verre van zeker. Om meer zekerheid te krijgen zullen we moeten afwachten of de M1-groei verder toeneemt en het transactiemotief de overhand krijgt. Dit zal waarschijnlijk afhangen van een herstel van het consumenten- en producentenvertrouwen. Terug naar  Inhoud Waarom hogere kapitaaleisen beter zijn voor het bankwezen Bron: DNB Het is een misverstand te denken dat hogere kapitaalseisen automatisch ten koste gaan van de kredietverstrekking door banken. Dat zal alleen het geval zijn bij banken met een ongezond bedrijfsmodel. Die zullen hun balansen zien krimpen. En dat is precies het oogmerk van het beleid. Één van de lessen uit de bankencrisis van 2007-2008 is dat de minimumkapitaaleisen voor banken moeten worden verhoogd. In het akkoord van het Bazels Comité (Basel III) zijn daarom afspraken gemaakt over het versterken van zowel de omvang van de buffer als de kwaliteit van het beschikbare kapitaal (risicoabsorberend vermogen). Hogere kapitaaleisen zullen leiden tot een stabieler financieel stelsel. Met meer eigen vermogen zijn banken beter in staat om onverwacht hoge verliezen op te vangen. Daarnaast worden banken ontmoedigd om onverantwoorde risico’s te nemen, omdat ze minder vertrouwen op de overheid als achtervang. Voor banken met een gezond bedrijfsmodel zullen de kosten van een hogere kapitaaleis gemitigeerd worden door een lagere risico-opslag in de financieringskosten. Door de hogere kapitaalbuffer zijn de banken namelijk ook steviger en zijn zij beter in staat kapitaal aan te trekken. Hierdoor kunnen zij hun kredietverstrekking op peil houden. Het afbouwen van impliciete overheidsgaranties zal wél leiden tot hogere fundingkosten, vooral voor banken die bovenmatig op deze garanties leunen om goedkoop financiering aan te trekken. Dit is echter ook een beoogd doel. Investeringen die voor hun winstgevendheid berusten op overheidsgaranties zijn een risico voor de financiële stabiliteit en dienen ontmoedigd te worden. Twee redenen voor hogere kapitaaleisen Overheden kunnen zich genoodzaakt zien een bank die in de problemen komt, te hulp te schieten, vanwege de maatschappelijke kosten indien de stabiliteit van het financiële stelsel in gevaar komt. Dit gegeven verstoort bij banken de prikkels voor het nemen van risico’s: de positieve uitkomsten komen ten goede van de bank terwijl de meest negatieve uitkomsten door de overheid worden opgevangen. Een tweede averechtse prikkel is dat het banken stimuleert om in te spelen op deze impliciete garantie door financiële instrumenten te ontwikkelen met grote staartrisico’s. Een product met een groot staartrisico heeft, in vergelijking met andere financiële producten, een relatief kleinere kans op kleine verliezen maar een relatief grotere kans op catastrofale verliezen. Met deze producten verhogen banken hun rendement, ten koste van onevenredig hoge verliezen in het uitzonderlijke geval dat het mis gaat. Banken houden onvoldoende rekening met de (maatschappelijke) kosten van deze risico’s omdat ze er uiteindelijk niet mee geconfronteerd worden ('gokken met de overheid als achtervang'). Zodoende vormt deze vorm van financiële innovatie een risico voor de financiële stabiliteit. Hogere kapitaaleisen trekken deze averechtse prikkels weer recht door risico’s meer voor rekening te laten komen van de aandeelhouders. Hoe hoger het kapitaal, hoe meer de risico’s bij de aandeelhouders terecht komt, als verstrekker van risicodragend kapitaal en hoe kleiner de overheidssubsidie voor roekeloos gedrag. Wat zijn de effecten van hogere kapitaaleisen op fundingkosten van banken? Banken zullen als gevolg van de nieuwe internationale afspraken met hogere buffers moeten opereren of de risico’s op hun balans afbouwen. De hamvraag is of dit tot minder en duurder krediet leidt. Men hoort soms dat elke euro aan extra bankkapitaal een euro minder aan financiering voor het bedrijfsleven zou zijn. Dit is onjuist: een hoger eigen vermogen is geen 'onbenut kapitaal'. Banken worden ook niet gedwongen hun balans af te bouwen. Wel verandert de samenstelling van het vermogen (als bron van de financiering) doordat de bank zich meer met eigen vermogen moet financieren. Dit beïnvloedt alleen de kredietverlening (de aanwending van het vermogen) indien deze samenstelling ook tot hogere kapitaalkosten leidt. Omdat bankkapitaal duurder is dan vreemd vermogen zou men kunnen denken dat hogere kapitaaleisen automatisch tot hogere kosten voor banken leidt, zodat banken verplicht zijn hun eigen kredietverstrekking duurder te maken. Dit effect wordt echter (deels) teniet gedaan. Banken met meer kapitaal zijn ook steviger, waardoor zowel eigen vermogen als vreemd vermogen goedkoper zal worden wanneer hogere kapitaalbuffers opgelegd worden. De economische wetenschap toont aan dat voor banken die slechts beperkte risico’aangaan deze effecten zelfs helemaal tegen elkaar wegvallen. Zo houden banken hun kredietverlening op peil. Daarbij moet nog wel opgemerkt worden dat banken bij meer eigen vermogen een belastingvoordeel deels verliezen, omdat de vergoeding van vreemd vermogen aftrekbaar is van de vennootschapsbelasting en dividenden niet. Het bovenstaande geldt echter niet voor activiteiten van banken die alleen rendabel zijn als gevolg van de impliciete overheidsgarantie, typisch banken die veel staartrisico’s aangaan. Hogere kapitaalbuffers maken weliswaar ook deze banken stabieler, maar leggen de kosten van deze risico’s, die voorheen bij de overheid lagen, nu bij de aandeelhouders neer. Dit zal leiden tot hogere fundingkosten voor deze banken, waardoor de genoemde activiteiten van de balans verdwijnen. Deze vorm van balanskrimp is maatschappelijk gewenst, omdat er geen sprake is van economisch toevoegde waarde: de activiteiten die verdwijnen zijn alleen rendabel omdat zij  kunnen meeliften met de kosteloze overheidsgarantie. Conclusie Hogere kapitaaleisen zijn een essentieel instrument om de financiële stabiliteit van het bankwezen te versterken. Het zorgt ervoor dat banken beter in staat zijn om schokken op te vangen en het dwingt banken tot beter risicobeheer, omdat ze de kosten van hun risico’s zelf moeten dragen. Dit zal ertoe leiden dat banken risico’s zullen afbouwen of beter zullen beprijzen. Dit leidt tot een versterking van het bankwezen, waarbij geldt dat banken met een gezond bedrijfsmodel hun kredietverlening op peil zullen kunnen houden. Terug naar  Inhoud Nieuwe Eurobiljet app helpt je een echt biljet herkennen Bron: DNB Met de feestdagen kopen we met z’n allen massaal cadeautjes en hebben we veel geld in handen. Een goed moment om mensen bewust te maken hoe je eurobiljetten kan controleren. De Nederlandsche Bank introduceert op 1 december de 'Eurobiljet app'. Met deze app kan je, door middel van de echtheidskenmerken echte eurobiljetten onderscheiden van valse. Verder vertelt de app je wat je moet doen als je denkt dat je een vals biljet in handen hebt. Echtheidskenmerken In alle eurobiljetten zijn echtheidskenmerken verwerkt. Hiermee is het voor iedereen eenvoudig om een echt eurobiljet te herkennen en te onderscheiden van vervalsingen. De Eurobiljet app laat je in vier stappen zien hoe je eurobiljetten kan controleren op echtheid. Door te kijken, te kantelen en te voelen, kun je biljetten eenvoudig zelf controleren. Het virtuele biljet van de app werkt net als een echt biljet. Zo is de verhoogde inkt ook echt te voelen en wanneer je je telefoon tegen het licht houdt, zie je wat er gebeurt met het watermerk. Betalingsverkeer veilig en betrouwbaar Een van de taken van De Nederlandsche Bank is toe te zien op een veilig en betrouwbaar betalingsverkeer. Eurobiljetten zijn door middel van de echtheidskenmerken goed beveiligd tegen namaak, maar het is wel belangrijk dat mensen alert zijn en voldoende kennis hebben van deze kenmerken. In het eerste halfjaar van 2011 waren er in Nederland 14.400 valse biljetten. In Nederland is met 63% het 50 euro biljet favoriet bij de vervalsers. Het ontvangen van een vals biljet is een vervelende ervaring. Valse biljetten worden namelijk niet vergoed. Mocht je twijfelen over de echtheid van een biljet, controleer het biljet dan goed voor je het aanneemt, bijvoorbeeld met behulp van de nieuwe app. Als je vermoedt dat je een vals biljet in handen hebt, geef het dan niet uit. Het uitgeven van een vals biljet is namelijk strafbaar. De Eurobiljet app is ontwikkeld voor Apple en Android. Voor de overige smartphones is een mobiele website ontwikkeld. De app is gratis te downloaden: Android , Apple  , Mobiele website , Bekijk ook de promotiefilm op Youtube. Terug naar  Inhoud Agenda Bron: HCC Beleggen redactie De HCC Beleggen Kalender op onze website en  deze Agenda zijn inmiddels een begrip onder beleggers in Nederland en België geworden. Voor veel andere sites zijn wij de de facto bron van informatie. Toch zijn nog niet alle events in onze Agenda opgenomen. Daarom willen we ook aanbieders van seminars, cursussen en beleggersbijeenkomsten in de gelegenheid stellen, zelf hun events aan te kondigen, zowel op ons forum als in onze nieuwsbrieven. Plaatsing van (vrij toegangkelijke) educatieve bijeenkomsten zijn kostenloos. (Bijeenkomsten met een educatief karakter welke niet gratis toegankelijk zijn danwel bijeenkomsten met een niet uitsluitend educatief karakter kunnen onder voorwaarden ook in onze agenda opgenomen worden. Wilt u meer weten neemt u dan even contact  op met de redactie) Terug naar  Inhoud | HCC beleggen Website | HCC beleggen Vacatures | Adverteren | Forum | Downloads  Disclaimer: Deze publicatie komt tot stand op de redactie van beleggersonline.nl de website van de HCC IG Beleggen. Noch de mate waarin de berichten, voorgestelde scenario’s, risico’s en voorspellingen de marktverwachtingen weerspiegelen, noch de mate waarin zij in de realiteit zullen tot uiting komen, kunnen worden gewaarborgd. De voorspellingen zijn indicatief. De gegevens in deze publicatie zijn algemeen en louter informatief. Ze mogen niet worden beschouwd als beleggingsadvies. De schrijver(s) van deze publicatie en het bestuur van de HCC IG Beleggen en/of de Redactie van de Nieuwsbrief zijn derhalve niet aansprakelijk voor eventuele verliezen. De waarde van uw beleggingen kan fluctueren, behaalde resultaten uit het verleden geven geen garantie voor de toekomst.

27 december 2011

'Meld je aan voor de nieuwsbrief' van HCC!beleggen

'Abonneer je nu op de nieuwsbrief en blijf op de hoogte van onze activiteiten!'

Aanmelden