|
|
inhoud: |
HCC Beleggen Nieuwsbrief 20120101 |
|
|
|
Woord van de
voorzitter |
Bron: Redactie |
Allereerst wil ik u, namens het bestuur en de
talloze vrijwilligers van de groep Beleggen, een gezond en
hoogrenderend 2012 toewensen!
Echter de voortekenen voor een hoog rendement voor 2012 zijn niet goed.
Er zijn talloze bedreigingen voor een groeiende economie: de Euro, de
hoge schulden, de hoge werkeloosheid.
En er is bijna geen bank of vermogensbeheerder te vinden die niet
negatief is.
Dit is de omgekeerde situatie van begin 2011, toen iedereen onverdeeld
positief was.
En dat deed bij mij een belletje rinkelen.
Want als iedereen zo positief is heeft ook elke investeerder volledig
belegd, en zodra het gaat tegenvallen moet iedereen ook weer
tegelijkertijd de poort uit. En dat is precies wat gebeurde in 2011.
Misschien gaat die vlieger ook weer op voor 2012. Iedereen is negatief,
maar zodra blijkt dat de negatieve scenario’s minder erg zijn dan werd
aangekomen kan 2012 voor aandelen een heel goed jaar worden.
Want hoewel de rentes van de zuidelijke landen tot topniveau zijn
gestegen krabbelen de markten de afgelopen maanden toch weer op.
Langzamerhand sijpelt het besef door dat de ECB toch buiten haar
mandaat gaat optreden en de schulden van Italië en Spanje (en misschien
nog meer landen) gaat opkopen. Dit kan zij natuurlijk onbeperkt blijven
doen.
Een andere situatie die misschien ook wel positief omkeert, is het
teruglopende ledental van de HCC.
Dit heeft natuurlijk ook invloed op onze interessegroep en wat in het
bijzonder bij onze interessegroep speelt is dat ons ledenbestand
veroudert omdat de aanwas van jongeren achter blijft.
Daar hebben we het de afgelopen ledenvergadering uitgebreid over gehad.
Er is toen geoppert om contact met hogescholen en universiteiten te
zoeken en te proberen daar nieuwe – jonge - leden te winnen.
Bart Lenselink (bedankt Bart!) heeft dit idee opgepakt en, tezamen met
drie andere vrijwilligers, er handen en voeten aan gegeven door een
middag seminar te organiseren aan de Technische Universiteit van
Eindhoven.
Wat opviel was dat de kennis, op beleggingsgebied, van (bijna)
afgestudeerde studenten erg tegenviel. De pensioen gedachte staat op
die jonge leeftijd nog ver van je af natuurlijk, maar een algemeen
basisniveau hadden we wel verwacht. Maar dat bleek niet aanwezig en dus
is er genoeg werk aan de winkel voor onze groep en mogen we concluderen
dat onze kennis voorziet in een behoefte. We zullen dan ook proberen
dit soort activiteiten te blijven ondersteunen.
Namens het bestuur van de HCC groep Beleggen,
Frans Schreiber |
Terug naar Inhoud
|
|
|
|
|
AFM:
Wijzigingen
toezicht per 1 januari 2012 |
Bron: AFM |
Vanaf 1 januari 2012 gelden er bij
beleggingsaanbiedingen nieuwe regels waardoor beleggers beter worden
beschermd. Meer beleggingsaanbieders dan voorheen vallen straks onder
toezicht van de AFM. Aanbiedingen die - ook volgens de nieuwe regels -
buiten AFM-toezicht vallen zijn bovendien beter herkenbaar, omdat in de
reclame-uitingen een vrijstellingsvermelding staat opgenomen.
Eerlijke
handelspraktijken
Bedrijven zijn verplicht om eerlijke handel te drijven en zich aan de
regels te houden. Om eerlijke handel te bevorderen geldt sinds 15
oktober 2008 de Wet Oneerlijke handelspraktijken (Wet OHP). De wet
geldt voor alle producten en diensten. De wet verbiedt aanbieders van
producten en diensten om misleidende en agressieve verkooppraktijken
toe te passen bij de verkoop aan consumenten.
Wat
zijn misleidende
handelspraktijken?
Bij misleidende handelspraktijken is er iets mis met de
informatieverstrekking. Bijvoorbeeld als de informatie die gegeven
wordt bij de verkoop van een product onjuist is. Of een verkeerd beeld
geeft. Maar het kan ook dat je informatie niet krijgt, die wel
belangrijk is om te beslissen of je een product wel of niet koopt. Dus
ontbrekende informatie kan ook misleidend zijn.
Wat
zijn agressieve
handelspraktijken?
De nieuwe wet is ook gericht op agressieve handelspraktijken.
Bijvoorbeeld als de verkoper te veel druk uitoefent op zijn klant om
zijn product of dienst te verkopen. Je mag bijvoorbeeld pas weg als je
een handtekening onder het contract hebt gezet.
Zwarte
lijst
Ook staat in de wet een zwarte lijst met
handelspraktijken die in ieder geval verboden zijn. Bijvoorbeeld
beweren een gedragscode te hebben ondertekend wanneer dit niet het
geval is. Of een advertorial in de media waar iemand betaalt om reclame
te maken, zonder dat het duidelijk voor consumenten is dat het om
reclame gaat.
|
Aanbieders van beleggingen moeten voldoen aan de prospectusplicht en/of
de vergunningplicht. Onder bepaalde voorwaarden kan een onderneming
hiervan zijn vrijgesteld.
Prospectusplicht
Een onderneming die effecten aanbiedt is wettelijk verplicht het
prospectus te laten goedkeuren door de AFM. Pas als het prospectus is
goedgekeurd mag een onderneming effecten aanbieden.
De AFM controleert of het prospectus volledig, consistent en
begrijpelijk is. De AFM controleert niet of de informatie in het
prospectus juist is. Een goedgekeurd prospectus houdt niet in dat de
partij die de effecten aanbiedt zonder meer betrouwbaar is. Een
goedgekeurd prospectus houdt ook niet in dat de AFM de aanbieding
goedkeurt.
Vergunningplicht
Naast de prospectusplicht bestaat er ook een vergunningplicht. Kort
gezegd moeten alle financiële partijen die financiële diensten of
producten aanbieden, bemiddelen of adviseren aan consumenten,
beschikken over een AFM-vergunning. De AFM verstrekt een vergunning
nadat onder meer is getoetst op deskundigheid, betrouwbaarheid en
integere bedrijfsvoering. Zonder AFM-vergunning mogen financiële
ondernemingen niet actief zijn, tenzij zij gebruik kunnen maken van een
vrijstelling.
Vrijstelling
In sommige situaties geldt een vrijstelling
en heeft de onderneming geen prospectusplicht (bij het aanbieden van
effecten) of vergunningplicht (bij het aanbieden van beleggingsobjecten
en bij het aanbieden van deelnemingsrechten in beleggingsinstellingen).
Een van de situaties waarin de vrijstelling geldt, is bij aanbiedingen
vanaf €50.000 per effect, per beleggingsobject
of
per deelnemingsrecht.
De reden van de vrijstelling is dat je van consumenten, die voor
beleggingen kiezen met een minimale investering van € 50.000, mag
verwachten dat zij voldoende deskundig en professioneel zijn om de aard
van aangeboden producten en de aanbieder van de producten goed te
kunnen beoordelen.
Deze grens gaat per 1 januari 2012 omhoog van € 50.000 naar € 100.000.
Bij een minimale investering van op dit moment € 50.000 (en vanaf 1
januari 2012 € 100.000) bestaat dus geen AFM-toezicht.
De aanbieders moeten zich wel houden aan de regels over oneerlijke handelspraktijken. Is hun
handelspraktijk oneerlijk, dan kan de AFM op basis van de Wet
Oneerlijke handelspraktijken (Wet OHP) optreden.
Vrijstellingsvermelding
Met ingang van 1 januari 2012 kun je als belegger onderstaande
afbeeldingen tegenkomen. Hierdoor weet je dat de aanbieding niet onder
het toezicht van de AFM valt en dat je als belegger rekening moet
houden met andere risico’s dan wanneer de aanbieding wel onder het
toezicht zou vallen.
Bovenstaande afbeeldingen moeten verplicht worden opgenomen bij het
aanbod in reclame-uitingen en in documenten waarin het aanbod in het
vooruitzicht wordt gesteld.
|
Informatie over
beleggingsobjecten |
Als je belegt in een
beleggingsobject, dan investeer je bijvoorbeeld in hardhout, wijn,
goud/ zilver, een kavel (landbouw)grond of vakantiehuizen.
De
belangrijkste
kenmerken van een beleggingsobject: |
-
-
-
-
|
Je
betaalt voor een waardebewijs en in ruil daarvoor krijg je rechten:
Het eigendomsrecht bij een zaak
Een recht op een zaak: bijvoorbeeld het vruchtgebruik. Je mag het
product gebruiken en de ‘vruchten’ daarvan gebruiken alsof je zelf de
eigenaar bent.
Een recht op een (deel) van de opbrengst van het product.
|
De aanbieder van het
beleggingsobject belooft je dat je in de toekomst een rendement krijgt
van het product. Je belegt bijvoorbeeld in een individueel toegewezen
object (een collectieve belegging is ook mogelijk). Jouw rendement is
afhankelijk van dit object. Bijvoorbeeld: bij een investering in
hardhout, is jouw rendement afhankelijk van de opbrengsten van de bomen
of het verwerkte hout. |
-
-
|
Je
beheert het product niet zelf.
Het product is een onderdeel van een serie van dezelfde producten
(bijv. een aantal bomen in een bos).
Het is geen ‘effect’, zoals bijvoorbeeld aandelen of obligaties.
|
|
Wanneer
hoeft er geen prospectus te worden opgesteld?
Wanneer een onderneming onder een
wettelijke vrijstelling valt hoeft de onderneming geen prospectus aan
beleggers voor te leggen.
Een
van de volgende
vrijstellingen zou van toepassing kunnen zijn:
|
-
-
-
-
-
|
De aanbieding geschiedt aan minder dan 100
personen
De effecten
kunnen (al dan niet in een pakket) slechts worden verworven tegen een
waarde van ten minste 50.000 euro* per belegger
De nominale
waarde van een effect is 50.000 euro* of meer
De
aanbieding van effecten door een vereniging of instelling zonder
winstoogmerk, om haar niet-commerciële doelen te verwezenlijken.
De totale
tegenwaarde van de effecten die worden aangeboden is minder dan 2,5
miljoen, berekend over een periode van 12 maanden. |
*
Vanaf 1 januari 2012 wordt deze grens door het ministerie van Financiën
verhoogd naar 100.000 euro. Ook wordt een vrijstellingsvermelding
ingevoerd. |
|
Terug naar Inhoud
|
|
|
|
Europese
Toezichthouder ESMA waarschuwt beleggers |
Bron: AFM |
De European Securities and
Markets Authority (ESMA) waarschuwt beleggers voor partijen die zonder
de vereiste vergunning particulieren de mogelijkheid bieden om te
beleggen in Contracts for difference (cfd), FX forwards en andere
valutaderivaten.
De grote risico’s verbonden aan cfd's en andere valutaderivaten zijn
moeilijk in te schatten voor particuliere beleggers. Zeker is wel dat
de verliezen in het slechtste geval hoger kunnen uitvallen dan het
ingelegde geld. Bovendien gaat het hier om beleggingen in markten die
zeer beweeglijk zijn en daarom van oorsprong bedoeld voor professionele
beleggers.
ESMA waarschuwt expliciet om geen software te installeren die wordt
aangeboden op digitale platformen van aanbieders van complexe
valutabewegingen. Beleggers zouden zo de controle over door hen
uitgevoerde transacties kunnen verliezen. De toezichthouder roept ook
op om voorzichtig te zijn met gebruik van de creditcard op dergelijke
sites.
Het is voor het eerst dat ESMA beleggers expliciet waarschuwt voor
beleggingspraktijken. De waarschuwingen volgen nadat toezichthouders
hebben geconstateerd dat er steeds meer aanbieders van deze producten
beleggers benaderen, voornamelijk via internet. Een klein deel van die
aanbieders beschikt zelfs niet over de juiste papieren om de
speculatieve valutaderivaten aan te mogen bieden.
Klik hier voor het orginele bericht pdf (engels) van ESMA en hier voor de toelichting hierop (engels) |
Terug naar Inhoud
|
|
|
|
|
Hoe shockproof zijn
internationale banken? Lessen van de vorige storm |
Bron: Ralph de Haas en Iman van Lelyveld,
www.mejudice.nl, 15 december 2011. |
|
De balansen van
internationale banken staan wereldwijd, en vooral in Europa, onder druk.
Nauwelijks bekomen van de problemen met rommel- hypotheken, zien banken
de kwaliteit van hun activa opnieuw onderuitgaan door afwaarderingen op
staatsobligaties uit de euro-periferie.
Hoe schokbestendig zijn internationale banken?
De economen De Haas en Van Lelyveld trekken lessen op basis van hun
onderzoek over hoe banken reageerden op de financiële crisis van
2008–2009. |
|
Schokbestendig
Om afwaarderingen op staatobligaties de baas
te blijven heeft de Europese Bankenautoriteit (EBA) EU banken
.opgedragen om voorlopig hun kernkapitaal (‘core tier 1 capital’) te
verhogen tot 9% (per medio 2012) met hierbovenop een buffer voor
'sovereigns'. EBA schat dat het kapitaaltekort zo’n €114 miljard
bedraagt. Dit tekort kan weggewerkt worden door bijvoorbeeld
winstinhouding of het aantrekken van nieuw kapitaal, in het huidige
economische klimaat niet eenvoudig. Ook kunnen, onder zeer strikte
voorwaarden, (risicovolle) activa worden afgestoten, dat wil zeggen
balansverkorting. Bovendien hebben internationale banken moeite hun
aflopende obligatieleningen te vernieuwen. Dit alles drukt hun
kredietverstrekkend vermogen in eigen land en daarbuiten.
Ralph de
Haas
European Bank for Reconstruction and Development (EBRD), Londen
|
Ralph
de Haas is adjunct-directeur Onderzoek bij de European Bank for
Reconstruction and Development (EBRD) te Londen.
Zijn onderzoeksinteresses omvatten ontwikkelingseconomie,
microfinanciering en het internationale bankwezen.
Hij leidt momenteel twee randomised veldexperimenten, in Mongolië en
Bosnië, om de effectiviteit van microfinanciering op armoedebestrijding
te onderzoeken. Ander lopend onderzoek heeft als onderwerp interne
kapitaalmarkten in multinationale banken, de effecten van de
kredietcrisis op grensoverschrijdende kredietverlening, en de impact
van gender op het gebruik van financiele diensten.
Ralph is gepromoveerd aan de Universiteit Utrecht en heeft onder andere
gepubliceerd in Journal of Financial Intermediation, Economic Policy,
en Journal of Banking & Finance |
Mondiaal versus
lokaal
Wat betekent dit voor de landen waar deze
banken buitenlandse vestigingen hebben? In deze bijdrage bespreken wij
op basis van recent onderzoek (De Haas and Van Lelyveld, 2011) hoe
internationale banken de financiële crisis van 2008-2009 doorstonden.
In dit onderzoek wordt de kredietverstrekking door binnenlandse banken
vergeleken met die van lokale dochters van multinationale banken. Onze
analyse is een vervolg op De Haas en Van Lelyveld (2010) waarin we op
basis van soortgelijke data de bancaire kredietverstrekking tijdens
eerdere, meer lokale episodes van financiële turbulentie onder de loep
namen.
Lokaal schokbestendig
Destijds constateerden we dat in zo’n lokale
crisis de dochters van financieel sterke instellingen hun
kredietverstrekking redelijk op peil hielden, terwijl lokale banken
zich gedwongen zagen hun balans in te krimpen. Sterke
moederinstellingen kunnen hun interne kapitaalmarkt gebruiken om
dochters van kapitaal en liquiditeit te voorzien; dergelijke financiële
ondersteuning heeft in veel gevallen bijgedragen tot de stabilisatie
van de kredietverstrekking in gastlanden.
Maar hoe zit het met
mondiale schokken?
De crisis van 2008–2009, die de kern van het
internationale financiële stelsel hard raakte en vrijwel alle grote
bankgroepen trof, bracht ons ertoe opnieuw het gedrag van banken onder
de loep te nemen. Terwijl krachtige moederbanken hun dochters in lokale
crises ondersteunden, hebben verzwakte moederinstellingen tijdens de
mondiale crisis die steun wellicht moeten onthouden. Banken die waren
verzwakt door de terugloop van de interbancaire
liquiditeitsverschaffing en andere financiering hebben wellicht zelfs
via hun interne kapitaalmarkt liquiditeit van buitenlandse dochters
gerepatrieerd naar de hoofdvestiging. Volgens publicaties in de
zakelijke pers hebben dochters van multinationale banken in Rusland en
Tsjechië inderdaad lokale liquiditeit gebruikt om het thuisfront in
Italië en Frankrijk te steunen in de moeilijke tijd na het omvallen van
Lehman Brothers, en opnieuw tijdens de huidige eurocrisis.1
Om deze kwesties nader te analyseren, hebben we een omvangrijke dataset
samengesteld van ’s werelds grootste bancaire groepen plus een
controlegroep van zelfstandige lokale banken. Figuur 1 toont de
geografische verdeling van de dochterinstellingen van internationale
banken in onze dataset. Die bestaat uit 48 multinationale banken uit 19
thuislanden met in totaal 199 dochters in 53 gastlanden. De meeste
dochters bevinden zich in Europa – hetgeen het grote aantal dochters
van West-Europese banken in het nieuwe Europa weerspiegelt.
Figuur 1:
Geografische spreiding van dochters van internationale banken
Bron: BankScope en
websites van banken.
Daarnaast hebben we een controlegroep gevormd van zelfstandige banken
bestaande uit de grootste vijf banken in lokaal eigendom in elk van de
gastlanden in onze dataset. Dit resulteert in een dataset van 202
lokale banken.
Internationaal
bankieren: een tweesnijdend zwaard
Onze analyse toont aan dat tijdens de jongste
crisis de dochters van multinationale banken hun kredietgroei
drastischer hebben moeten inperken dan lokale banken: ongeveer twee
keer zo sterk. Ook constateren we dat het vermogen om spaargelden aan
te trekken, een relatief stabiele financieringsbron tijdens de crisis,
een sterkere determinant van kredietgroei werd. Daardoor bleken lokale
banken, die voor hun kredietgroei doorgaans meer zijn aangewezen op
lokale deposito’s, beter in staat om hun kredietverstrekking op peil te
houden.
Iman van
Lelyveld
De Nederlandsche Bank
|
Iman
van Lelyveld is Senior Econoom bij De Nederlandsche Bank (Divisie
Toezicht Beleid), hij is lid van de Research Task Force van het Bazel´s
Comité en is voorzitter geweest van internationale werkgroepen op het
gebied van stress testen en liquiditeit. Hij is Universitair
Hoofddocent aan de Radboud Universiteit en adviseur bij de Bank of
England en de Norges Bank geweest. Zijn huidige onderzoeksinteresses
zijn interne kapitaalmarkten, netwerken en prijsvorming in de
interbancaire markt. Hij heeft onder andere gepubliceerd in de Journal
of Financial Intermediation, Journal of Banking & Finance,
International Journal of Central Banking, Journal of Emerging Market
Finance, Journal of Financial Stability, European Journal of Political
Economy en Brookings-Wharton Papers on Financial Services.
|
Het relatieve belang van spaargelden als financieringsbron groeide
vooral sterk bij dochters van internationale banken. Zulke
dochterinstellingen hebben naar hun aard veelal gemakkelijker toegang
tot alternatieve (buitenlandse) financieringsbronnen, zoals de
internationale obligatie- en geldmarkt en syndicaatsleningen, maar ook
financiering door de moederbank. Maar doordat deze alternatieve bronnen
grotendeels opdroogden tijdens de crisis, moesten deze banken de
kredietverstrekking sterker terugschroeven. Het blijkt dat dochters van
internationale banken die afhankelijker waren van geldmarktfinanciering
de kredietgroei het meest moesten beperken. Zonder toegang tot externe
(wholesale) markten waren moederinstellingen blijkbaar niet langer in
staat hun dochternetwerk van liquiditeit te voorzien via de interne
kapitaalmarkt van de groep. Deze uitkomst strookt met Huang en
Ratnovski (2009), die zich richten op de financieringsstructuur van
Canadese banken en aantonen dat banken die minder afhankelijk zijn van
marktfinanciering de recente crisis beter doorstonden.
Onze eindconclusie is dat internationale banken tijdens lokale episodes
van financiële turbulentie weliswaar bijdragen aan financiële
stabiliteit, zoals blijkt uit De Haas en Van Lelyveld (2010), maar dat
ze ook het risico vergroten dat landen buitenlandse instabiliteit
‘importeren’. De toegang die buitenlandse bankendochters hebben tot
financiering via hun moederbank en de geldmarkt – vóór de crisis een
van hun voornaamste concurrentievoordelen – bleek zo een nadeel
toen deze alternatieve financieringsbronnen snel opdroogden na het
omvallen van Lehman Brothers. Banken die te zeer afhankelijk zijn van
marktfinanciering kunnen de financiële stabiliteit zowel in eigen land
als daarbuiten nadelig beïnvloeden.
Een blik vooruit
Onze bevindingen bieden een weinig rooskleurig vooruitzicht voor landen
waar het bankwezen grotendeels in handen is van multinationale
bankconcerns. De financieringsdruk die deze bancaire groepen op dit
moment ondervinden is in veel gevallen wellicht nog hoger dan drie jaar
geleden. Het streven om de balans te verkorten zal dus ook sterker
zijn. Een gerelateerd risico is dat sommige banken zich onder druk
gezet kunnen voelen om balansverkorting niet in eigen land maar vooral
elders te laten plaatsvinden.
Op de middellange termijn zullen veel dochters van internationale
bankconcerns, vooral in het nieuwe Europa, hun financieringsmodel
moeten herzien. Ze zullen in toenemende mate op eigen financiële benen
moeten leren staan, en hun lokale kredietverstrekking met lokaal
aangetrokken spaargelden en andere lokale financiering moeten gaan
financieren. De crisis van 2008-2009 heeft aangetoond dat
dochterinstellingen van multinationale banken die zichzelf vooral
lokaal financieren, zoals veelal in Latijns-Amerika gebeurt, vrij
stabiele kredietverschaffers zijn.
Toezichthouders kunnen internationale banken stimuleren om geleidelijk
op zo’n beter houdbaar financieringsmodel over te gaan. Prudentiële
richtlijnen met betrekking tot de externe financiering van
dochterinstellingen (zogenoemde (beperkte) ring fencing) kunnen in de
toekomst de internationale transmissie van financiële schokken
afremmen. Toezichthoudende instanties moeten echter oppassen voor een
overreactie. Ongecoördineerd en te bruusk optreden kan de steun van
internationale banken aan hun buitenlandse dochters onnodig belemmeren
en daardoor op de korte termijn hun home bias, de neiging tot
bevoordeling van de thuismarkt, nodeloos versterken. Zo’n
onevenwichtige balansverkorting zou de economische groei in grote delen
van het nieuwe Europa verder onder druk kunnen zetten.
|
Voetnoten:
(1) Zie bijvoorbeeld Bloomberg (27 oktober 2011), ‘Foreign banks in
Russia support European owners since mid-year’ en ft.com/alphaville (4
november 2011), “Honey, I shrunk Emerging Europe”.
Referenties:
De Haas, Ralph en Iman van Lelyveld, 2010, “Internal Capital Markets
and Lending by Multinational Bank Subsidiaries”, Journal of Financial
Intermediation 19(1), 1–25.
De Haas, Ralph en Iman van Lelyveld, 2011, “Multinational Banks and the
Global Financial Crisis: Weathering the Perfect Storm”, De
Nederlandsche Bank Working Paper No. 322, Amsterdam.
Huang, Rocco en Lev Ratnovski, 2009, “Why Are Canadian Banks More
Resilient?”, IMF Working Paper WP/09/152, Internationaal Monetair
Fonds, Washington, D.C. |
Terug naar Inhoud
|
|
|
|
|
Europees
schuldendrama: |
Bron: KBC |
Status quo
onhoudbaar
Het kalmerend effect van Europese noodplannen op de financiële markten
is van steeds kortere duur. Nog geen week na de beslissing van de
Europese Raad eind oktober om de slagkracht van het Europese hulpfonds
EFSF via een hefboom uit te breiden tot circa 1000 miljard EUR en een
tweede hulppakket voor Griekenland te lanceren, zaaide de toenmalige
Griekse premier Papandreou paniek op de financiële markten.
Hij kondigde een referendum aan over de voorwaarden van het hulppakket,
trok dit onder druk van de Europese partners weer terug en moest daarna
plaatsmaken voor een overgangsregering onder leiding van de
gerenomeerde econoom Papademos.
Als gevolg van deze politieke
chaos liep de risicopremie op overheidsobligaties van de wankele
EMU-landen verder op.
Een aangename uitzondering hierop was Ierland, waar de tienjaarse
overheidsrente sinds deze zomer gestaag daalde dankzij een
geloofwaardig saneringsplan.
Zorgwekkend was daarentegen vooral de verdere uitdeining van de
risicoaversie naar Italië .
De Italiaanse rente bereikte op 9 november een nieuw tijdelijke
hoogtepunt op 7,22%.
Aan een dergelijk rentepeil is de herfinanciering van de op vervaldag
komende Italiaanse schuld in 2012 niet houdbaar, zodat ook Berlusconi
zijn plaats moest ruimen voor de technocraat Monti.
Het was de bedoeling van de Eurotop van 26 oktober om eens en voor
altijd een structurele oplossing te vinden.
Het concept om het EFSF te versterken door de combinatie van een
schuldverzekering en het creëren van een speciaal financieel vehikel
werd door de markt als te complex en weinig transparant beoordeeld.
Ook de beleggingsappetijt van opkomende economieën met belangrijke
deviezenreserves, met op de eerste plaats China, was bescheiden.
De voorlopige conclusie is dat de voorstellen die nu op tafel liggen
niet de beloofde ‘bazoeka’ zijn die de financiele markten gerust kan
stellen.
Vandaar dat de politieke
discussie geleidelijk verschuift in de richting van gemeenschappelijke
euro-obligaties, met gemeenschappelijke garanties door alle EMU-landen
en gekoppeld aan een afdwingbaar budgettair saneringsbeleid.
De Europese Commissie stelde hierover op 23 november drie varianten
voor.
Voor de realistische varianten zijn echter wijzingen van het EU-verdrag
nodig, zodat ze in het beste geval een oplossing voor de middellange
termijn bieden.
Bovendien zijn de politieke geesten in de EMU nog niet voldoende
gerijpt om met de gedeeltelijke afstand van de nationale fiscale
soevereiniteit in te stemmen .
Daarvoor is de huidige crisis allicht nog niet levensbedreigend genoeg.
Het mislukken van een veiling van Duitse overheidsobligaties op 23
november is in deze context hopelijk een heilzaam schot voor de boeg.
Besmettingsgevaar
Het grootste risico voor de Europese
conjunctuur op dit ogenblik is een verdere besmetting van de reële
economie door de financiële perikelen. Dit dreigt te gebeuren via vier
kanalen.
Ten eerste weegt de onzekerheid op de vertrouwensindicatoren van
producenten en consumenten, die in de EMU aan een hoog tempo
verslechteren .
Dit remt de investeringsbereidheid van de bedrijven en de groei van de
particuliere consumptie.
Ten tweede worden heel wat perifere EMU-overheden door de
schuldencrisis gedwongen tot drastische besparingsmaatregelen tegen de
achtergrond van een conjunctuur die op een recessie afstevent.
Dit procyclische begrotingsbeleid geeft een extra draai aan deze
neerwaartse groeispiraal.
Ten derde kan de financiële crisis leiden tot een kredietschaarste, die
op haar beurt een economisch herstel kan belemmeren .
Uit de enquête van de ECB naar de kredietverlening door banken in de
EMU blijkt dat het aandeel van de banken die hun kredietvoorwaarden
verstrengen meer en meer toeneemt.
Als redenen hiervoor halen de banken vooral hun precaire kapitaal- en
liquiditeitspositie aan .
De kwetsbaarheid van de bankensector en het wantrouwen van de banken
onderling, brachten immers het functioneren van de geldmarkt in het
gedrang .
Om een acute liquiditeitscrisis te vermijden, moet de ECB nu al een
onbeperkte hoeveelheid liquiditeiten ter beschikking stellen met een
looptijd die kan oplopen tot twaalf maanden.
Ten slotte dreigt de recent
aangescherpte regelgeving voor de financiële sector paradoxaal genoeg
de economisch-financiële crisis nog te verergeren.
De hogere kapitaalvereisten zullen enerzijds terecht zorgen voor een
meer aanvaardbaar risicoprofiel van de financiële sector (door meer
kapitaal en/of minder risicovolle activiteiten), maar anderzijds leiden
ze ook tot een hogere kostprijs van kapitaal en dus ook van kredieten,
wat investeringen afremt.
Daarnaast zullen de jongste maatregelen van de Europese regelgever EBA
allicht de crisis van de overheidsschulden in de EMU ongewild nog
verergeren .
Doordat de EBA de facto overheidsobligaties als risicovolle activa
beschouwt, zullen banken om hun risicoprofiel te verlagen per
saldo overheidspapier van kwetsbare EMUlanden verkopen.
Door het wegvallen van deze traditioneel belangrijkste koper van
overheidspapier zal de financierbaarheid van de overheidsschulden nog
moeilijker worden dan ze al is en komt een zelfvernietigende vicieuze
cirkel op gang.
Vermits de EMU-schuldencrisis in essentie door het institutioneel en
budgettair beleid is veroorzaakt, kan het ook enkel definitief worden
opgelost door een geloofwaardige politieke aanpak.
Enkel dan kan een diepe recessie in Europa en een besmetting van de
rest van de wereldeconomie worden vermeden. Een dergelijke besmetting
zou tragisch zijn.
De jongste conjunctuurindicatoren in de VS wijzen immers op een
stabilisering op een laag niveau, die zonder externe schok een nakende
recessie onwaarschijnlijk maakt.
Ook de Chinese economie lijkt te slagen in een zachte landing dankzij
onder meer de geleidelijke verstrakking van het monetaire beleid en zo
het gevaar van een boom-bustscenario te bezweren.
De Europese beleidsmakers worden zich bijgevolg hopelijk eindelijk
bewust van hun verantwoordelijkheid niet alleen voorde Europese, maar
ook voor de wereldeconomie als geheel. |
Terug naar Inhoud
|
|
|
|
|
Koopwoningen beter
betaalbaar voor starters: |
Bron: DNB |
De woningmarkt is volop in het nieuws. Het
aantal woningen dat te koop staat neemt toe, de verkoopduur stijgt en
woningprijzen dalen. Lagere prijzen zijn ongunstig
voor woningeigenaren en banken, maar bieden mogelijkheden voor starters
om een woning te kopen tegen geringere financieringslasten.
Malaise woningmarkt
De woningmarkt is de laatste jaren veelvuldig in het nieuws, vooral met
sombere berichten.
Sinds het begin van de kredietcrisis is het aantal woningverkopen fors
teruggevallen, evenals het aantal opgeleverde nieuwbouwwoningen.
De gemiddelde woningprijzen zijn sinds augustus 2008 met circa 10
procent gedaald.
Dit is ongunstig voor woningbezitters die hun vermogen zien dalen, voor
banken omdat de waarde van het onderpand voor de hypothekenportefeuille
afneemt en het financiële stelsel omdat kwetsbaarheden in eerste
instantie toenemen.
Sleutelrol voor
starters
De positieve keerzijde van lagere woningprijzen is dat huishoudens die
op zoek zijn naar een koopwoning voor hetzelfde bedrag een betere
woning kunnen kopen.
De gemiddelde woningprijs is nu vergelijkbaar met het niveau van begin
2006 (Figuur 1).
Het besteedbare huishoudinkomen is hoger dan zes jaar geleden en de
hypotheekrente is laag. Consumenten zijn nu echter veel onzekerder over
de woningmarkt.
De bereidheid van consumenten om woningen te kopen is uitzonderlijk
laag. Woningeigenaren willen eerst hun
eigen woning verkopen voordat zij zelf op zoek gaan naar een andere
woning.
Het herstel van de woningmarkt begint bij huishoudens die voor het
eerst een woning kopen.
Deze starters kunnen een keten van woningverkopen op gang brengen. De
eigenaar van de verkochte starterswoning gaat na de verkoop van zijn
eigen woning op zoek naar een nieuwe, en vaak duurdere, koopwoning.
Voor de eigenaar van deze woning geldt hetzelfde en zo kan één
woningtransactie van een starter een keten van woningtransacties op
gang brengen.
Financieringslasten
koopwoningen dalen
Bijna alle woningaankopen worden gefinancierd met een hypotheeklening.
Het huishoudinkomen en de financieringslasten van de hypotheek bepalen
de betaalbaarheid van een woning.
Voor de financieringslasten zijn de hoogte van de hypotheeklening, de
hypotheekvorm en het niveau van de hypotheekrente van belang.
Figuur 2 brengt de ontwikkeling van de betaalbaarheid in beeld voor een
hypotheek die voor de helft aflossingsvrij is en voor de helft in 30
jaar wordt afbetaald volgens een annuïtair aflossingsschema.
De betaalbaarheidindex vat de ontwikkelingen in de gemiddelde
woningprijs en de vijfjaarshypotheekrente ten opzichte van het
gemiddelde huishoudinkomen samen in één getal.
Een lagere indexwaarde duidt op lagere financieringslasten ten opzichte
van het inkomen en dus op beter betaalbare woningen.
In de drie jaren voor de aanvang van de financiële crisis steeg de
index en verslechterde de betaalbaarheid van koopwoningen sterk als
gevolg van een toename van de hypotheekrente en een stijging van de
woningprijzen (Figuur 2).
In 2008 vond een omslag plaats. Sindsdien is de betaalbaarheid
van koopwoningen in drie achtereenvolgende jaren verbeterd. De
financieringslasten voor een gemiddelde woning zijn ten opzichte van
2008 als gevolg van de lagere woningprijs en de lagere hypotheekrente
met ruim 18 procent gedaald.
De tijdelijke verlaging van de overdrachtsbelasting van 6 naar 2
procent, waardoor de bijkomende kosten van de woningaankoop lager
uitkomen, is in deze berekening niet meegenomen.
Al met al zijn koopwoningen nu beter betaalbaar dan in de afgelopen
tien jaar. Sinds 2000 was alleen in 2005 het niveau van de
betaalbaarheidindex vergelijkbaar met nu.
Kansen voor starters
Starters hebben een relatief laag inkomen en weinig vermogen. Veel
starters moeten dan ook maximaal lenen om een koopwoning te kunnen
financieren.
De prijsdalingen vergroten de betaalbaarheid van koopwoningen en bieden
starters de mogelijkheid om tegen lagere financieringslasten een woning
te kopen.
De woningmarkt is echter geen gewone productmarkt, waar lagere
consumptieprijzen automatisch leiden tot meer vraag. Een koopwoning
leidt niet alleen tot de consumptie van woondiensten, maar vormt ook
onderdeel van het gezinsvermogen.
De verwachting van verdere prijsdalingen of het risico daarop kan
leiden tot uitstel van de aankoop van een woning. Daarbij komt dat
starters kunnen speculeren op verdere prijsdalingen in de verwachting
dat daarmee de financieringslasten nog verder afnemen.
Daar staat wel het risico tegenover van een stijging van de
hypotheekrente die de financieringslasten doet stijgen. Bovendien is de
verlaging van de overdrachtsbelasting aangekondigd als tijdelijke
maatregel, waardoor in principe de bijkomende kosten van een
woningaankoop medio 2012 weer stijgen naar het niveau van voor de
verlaging.
Hoewel een dalende woningprijs vooral bij recente woningbezitters tot
een negatief vermogen in de woning leidt, biedt deze voor starters
juist mogelijkheden omdat de betaalbaarheid verbetert.
Het sentiment op de woningmarkt slaat om als huizen zoveel
betaalbaarder worden dat het vertrouwen bij starters om woningen te
kopen terugkeert.
* Bronnen
grafieken: CBS, Kadaster, Vereniging Eigen Huis en DNB
|
Terug naar Inhoud
|
|
|
|
|
Agenda |
Bron: HCC Beleggen redactie
|
De HCC Beleggen Kalender op onze website
en deze Agenda zijn inmiddels een begrip onder beleggers in
Nederland en België geworden. Voor veel andere sites zijn wij de de
facto bron van informatie.
Toch zijn nog niet alle events in onze Agenda opgenomen. Daarom willen
we ook aanbieders van seminars, cursussen en beleggersbijeenkomsten in
de gelegenheid stellen, zelf hun events aan te kondigen, zowel op ons
forum als in onze nieuwsbrieven. Plaatsing van (vrij toegangkelijke)
educatieve bijeenkomsten zijn kostenloos.
(Bijeenkomsten met een educatief karakter
welke niet gratis toegankelijk zijn danwel bijeenkomsten met een niet uitsluitend educatief
karakter kunnen onder voorwaarden ook in onze agenda opgenomen worden.
Wilt u meer weten neemt u dan even contact op met de redactie)
|
Terug naar Inhoud
|
|
|
Disclaimer: Deze publicatie komt tot stand op de
redactie van beleggersonline.nl de website van de HCC IG Beleggen. Noch
de mate waarin de berichten, voorgestelde scenario’s, risico’s en
voorspellingen de marktverwachtingen weerspiegelen, noch de mate waarin
zij in de realiteit zullen tot uiting komen, kunnen worden gewaarborgd.
De voorspellingen zijn indicatief. De gegevens in deze publicatie zijn
algemeen en louter informatief. Ze mogen niet worden beschouwd als
beleggingsadvies. De
schrijver(s) van deze publicatie en het bestuur van de HCC IG Beleggen
en/of de Redactie van de Nieuwsbrief zijn derhalve niet aansprakelijk
voor eventuele verliezen. De waarde van uw beleggingen kan fluctueren,
behaalde resultaten uit het verleden geven geen garantie voor de
toekomst. |
|