|
|
inhoud: |
HCC Beleggen Nieuwsbrief 20111201 |
|
|
|
Verenigde Staten:
positieve correctie van het economische vertrouwen in Q3 |
Bron: Dexia Bank Research |
Terwijl de financiële markten de afgelopen weken
verwikkeld waren in een partij Grieks-Romeins worstelen, liepen in de
VS een reeks data rapporten binnen die wijzen op een versteviging van
de economische activiteit en hebben geleid tot een heropleving van het
economische vertrouwen.
In de eerste plaats waren het vooral de bemoedigende signalen van de
arbeidsmarkt die de kansen op een recessie in de VS hebben doen slinken.
Het wekelijkse cijfer van de ‘jobless claims’ (nieuwe werklozen die een
steunaanvraag indienen voor werkloosheidsuitkeringen) dook recent onder
de psychologische 400.000 grens wat arbeidsanalisten optimistisch stemt
voor de komende arbeidsmarktrapporten.
Ook andere variabelen van de arbeidsmarkt, zoals het aantal gewerkte
uren en online vacatures zijn de afgelopen maanden geklommen wat vaak
een voorbode is van een hogere vraag naar werkkrachten.
In combinatie met sterke kwartaalwinsten en de goede prestatie van Wall
Street in oktober, hebben de sterker dan verwachte banencijfers het
vertrouwen van de Amerikaanse consument opgekrikt.
Op grafiek 4 is te zien dat de vertrouwensindex van de University of
Michigan sedert oktober aan het klimmen is, terwijl de trend voorlopig
negatief blijft voor de beter bekende consumentenindex van de
Conference Board. We verwachten de komende maanden ook een stijging te
zien van deze laatste index geholpen door de positieve factoren
hierboven vermeld.
De kleinhandelsverkopen in het derde kwartaal groeiden meer dan 8% in
vergelijking met hetzelfde kwartaal in 2010 ondanks een vertragende
groei van het beschikbaar inkomen, wat impliceert dat de gezinnen hun
spaarinspanningen hebben verminderd tijdens Q3.
Het ziet er naar uit dat ook in het laatste kwartaal van 2011 de
consumentenbestedingen aan een robuust tempo zullen groeien, ditmaal
geholpen door lagere inflatiecijfers die het reële beschikbare inkomen
zullen ondersteunen.
De komende maanden verwachten we op basis van de recente evolutie van
de grondstoffenprijzen een verdere ontspanning van de
consumenteninflatie, zowel wat betreft de hoofd- als de kerninflatie,
wat de koopkracht van Joe Sixpack zal ten goede komen tijdens de
traditionele kerstinkopen.
De stijging van de olieprijzen in oktober zal volgens ons dit positieve
korte termijnscenario niet bedreigen aangezien de benzineprijzen aan de
pomp over dezelfde periode stabiel zijn gebleven.
Toch is het aangewezen om de recente positieve economische rapporten in
het juiste perspectief te plaatsen.
Het zwakke tweede kwartaal zorgt er immers voor dat we van een lage
basis vertrekken zodat een opwaartse correctie van het vertrouwen
onvermijdelijk geworden was.
Ondanks de recente verbetering van het economische sentiment blijft de
consumentenvertrouwensindex ver onder de normale niveaus en is tot nu
toe slechts de helft van de daling goed gemaakt die opgelopen werd
tijdens de vorige recessie. Ook de capaciteitsbezetting van de
industriële sector slaagde er pas recent in om opnieuw het pre-Lehman
niveau te bereiken, en hij bevindt zich nog ver onder het
langetermijngemiddelde.
Zoals verwacht werden er op de
beleidsvergadering van de Federal Reserve begin november geen
belangrijke wijzigingen doorgevoerd van het monetaire beleid.
De Fed funds rente wordt dus stabiel gehouden tussen 0% en 0,25% en ook
‘Operation Twist’ waarbij langlopende Treasuries worden gekocht met de
opbrengst van de verkoop van kortlopende obligaties, wordt voortgezet.
De centrale bank verwees naar de recente verbetering van de
kleinhandelsverkopen maar benadrukte dat de teneur op de huizenmarkt
somber blijft en de jobcreatie vrij zwak.
Bovendien zien de monetaire beleidsmakers vooral neerwaartse risico’s
op het vlak van de economische vooruitzichten, meer bepaald de
mogelijke fall-out van de Europese schuldencrisis.
De Fed gaf ook haar nieuwe economische vooruitzichten mee voor
2012-2013, waarbij vooral de opwaartse herziening van de
werkloosheidsgraad opviel.
N.a.v. de vragenronde herhaalde voorzitter Bernanke dat de korte
termijnrente ten minste tot medio 2013 op de huidige lage niveaus zal
blijven.
De recente stijging van de FRA-rentes lijkt ons overdreven en we
verwachten dan ook de komende weken een correctie van deze trend.
Uit de begeleidende commentaren van het FOMC (Federal Open Market
Committee) blijkt nog maar eens het verschil in aanpak in Washington in
vergelijking met de monetaire politiek die in Frankfurt wordt gevoerd.
De pragmatische aanpak van het monetaire beleid in Washington
contrasteert sterk met de meer orthodoxe houding van de ECB, die zich
vooral focust op het beperken van de inflatie en minder aandacht
besteed aan de magere groeivooruitzichten.
De Fed daarentegen is eerder bevreesd dat de economie terechtkomt in
een deflatoire spiraal zoals die waardoor Japan al bijna 15 jaar lang
geplaagd wordt.
Als gevolg van deze expansieve politiek krijgt de Amerikaanse economie
sinds de zomer dan ook veel meer zuurstof toegediend dan het geval is
in de eurozone.
Op grafiek 8 is te zien dat in de eerste helft van 2010 het tempo
waarmee de geldhoeveelheid groeide aan beide kanten van de Atlantische
oceaan vergelijkbaar was.
Een eerste loskoppeling van de twee trends gebeurde vanaf Q4 2010.
Nu stellen we vast dat de kloof tussen de eurozone en de VS. wat
betreft de groei van de geldmassa verder werd uitgediept sinds deze
zomer.
De gemiddelde jaar op jaar groei van de (M2) geldmassa sinds juli van
dit jaar bedroeg 9,4%, terwijl dit in de eurozone slechts 2,4%
was. |
Terug naar Inhoud
|
|
|
|
|
De guldenkwestie of
de kostbare les van een onmogelijk project |
Bron:
Me Judice |
Op
speciaal
verzoek van de redactie van Me Judice hebben een aantal economen zich
gebogen over de vraag of een terugkeer van de gulden een wijs plan is.
In deze bijdrage neemt de Rotterdamse econoom Arjo Klamer de
guldenkwestie onder de loep. Hij stelt dat de gezien het ontbreken van
een hechte gemeenschap en een politieke unie het europroject al vanaf
het begin gedoemd was te mislukken wanneer de gemeenschap onder druk
komt te staan.
Wat is verstandig beleid?
De huidige Nederlandse politici gaan niet beslissen dat de gulden terug
komt. Daarvoor is de verwevenheid en binding met de euro te sterk. De
vraag is eerder wat verstandig beleid is wanneer de euro niet langer
houdbaar blijkt te zijn. Gaan we mee met de Duitsers of zouden we er
beter aan doen een eigen koers te varen en de gulden weer in te voeren?
Tot ongeveer maart dit jaar was een discussie over een verkleining van
de eurozone nog ondenkbaar. Suggereerde je het einde van de euro, dan
kwam je van Mars. Nu spreken ook beleidsmakers openlijk over beide
opties. Dat kan nu omdat de voorspellingen van de critici van de euro
al na iets meer dan vijf jaar uitgekomen zijn. Zoals voorspeld hebben
de eurolanden bij een gebrek aan een stevige politieke unie de grootst
mogelijke moeite de euro te managen; de euro maakt de onderlinge
verschillen pijnlijk duidelijk alsook het ontbreken van goede
correctiemechanismes. Strengere regels en steviger toezicht gaan dit
gebrek niet goedmaken.
Terug naar de basisprincipes van geld
Bij het monetaire ontwerp van de toekomst is het van belang rekenschap
te geven van het falen van de euro en te letten op de belangrijke
basisprincipes voor een goed functionerend geldstelsel.
1. Een geldeenheid fungeert niet alleen als ruilmiddel, maar ook als
rekeneenheid. Een eenduidig ruilmiddel vergemakkelijkt de ruil. Dat is
de efficiëntieslag van een gemeenschappelijke munt. Maar de
rekeneenheid staat voor de waarde van de munt. Wanneer door een
heterogeen economisch gebied, met regio’s die onderling sterk
verschillen in economische kracht, overal dezelfde eenheid geldt,
verliezen partijen inzicht in de onderlinge waardeverschillen. Een
eigen munt biedt de kans om de eigen economie apart te prijzen, een
kans die verloren gaat met een gemeenschappelijke munt. Veel economen
zien graag prijzen die fluctueren om aanpassingen sneller en
efficiënter te doen verlopen. |
Arjo Klamer |
Arjo
Klamer is hoogleraar in de Economie van de Kunst en Cultuur aan de
Erasmus Universiteit Rotterdam.
Hij promoveerde in 1981 aan de Duke University in de Verenigde Staten.
Zijn proefschrift werd omgewerkt tot het baanbrekende boek
Conversations with Economists (Littlefield and Roman, 1984) dat voor
het eerst de retoriek van economen zichtbaar maakte.
In 1990 publiceerde hij The Making of An Economist (Westview Press,
samen met David Colander), waarin hij de opleiding van economen
beeldend in kaart bracht. In 1996 bracht hij samen met Harry van Dalen
de wisselwerking tussen beleid en wetenschap in Nederland in beeld in
het boek Telgen van Tinbergen (Balans). Meer recent van zijn hand zijn
In Hemelsnaam: de economie van overvloed en onbehagen (ten have, 2006)
en Speaking of Economics: How to be in the conversation (Routledge
2007).
In 2005 richtte hij de Academia Vitae in Deventer op.
De Academia Vitae is een academische instelling voor mensen die midden
in het leven staan. Zij grijpt terug op de principes van de brede
klassieke, academische vorming. Van 2005 tot 2010 was hij decaan van
Academia Vitae.
In het publieke debat heeft hij zich gemengd door de ratio van de
Europese integratie aan de orde te stellen bijvoorbeeld bij de
invoering van de EMU en de Europese Grondwet
|
2. Een
geldeenheid moet beheerd worden. En daar is een stevige politiek
eenheid voor nodig. Zoals de casus van de euro weer eens heeft
duidelijk gemaakt, vraagt een stevige munt een krachtige politiek en
een betrouwbare centrale bank. Het managen van geld is niet alleen een
zaak van monetaire autoriteiten maar ook van economische autoriteiten.
Het gaat niet alleen om de beheersing van de rente en van de
geldhoeveelheid maar ook om beheersing van de overheidsbegroting, de
huizenmarkt, de internationale handel en de lonen en de prijzen.
Nu ondermijnen onevenwichtigheden in de financiële sector, de
huizenmarkt maar vooral in de internationale handel de euro. In
de nabije toekomst zou het inflatiespook kunnen opkomen en zal het gaan
om de beheersing van grondstoffenprijzen en van de lonen.
3. Geld fungeert ook als bindmiddel. Een munt circuleert in een
geografische ruimte en accentueert de handelsstromen in die ruimte. Een
goede munt bestendigt een gedeelde ervaring, zoals de dollar dat
deed bij haar invoering in het begin van de 20ste eeuw, en de mark
ooit. Een lokale munt versterkt de lokale economie. Niet
onbelangrijk is de overweging dat een munt een sterke gemeenschap nodig
heeft om haar waarde vast te houden.
De euro voldoet niet aan deze basisprincipes. Een gulden doet dat wel.
Wanneer de eurozone uiteenvalt, zullen de Nederlanders de neiging
hebben om samen met de Duitsers, en eventueel wat meer landen, een
muntunie te vormen. Dat gaat een tijd werken totdat Nederlanders genoeg
hebben van het aan de leiband lopen van de Duitsers, of wanneer de
Duitsers genoeg krijgen van de bemoeizucht van de Nederlanders. Zolang
nationale sentimenten sterk zijn, blijft een gemeenschappelijke munt
een onrealistisch ideaal.
De euro werd ingevoerd tegen beter weten in (Klamer, 1998). Hardnekkig
vasthouden aan een verkeerde constructie is hopeloos en kostbaar. Het
zou zo veel beter zijn als beleidsmakers erkennen dat de euro een
mislukt experiment is geweest, om te kunnen werken aan een
ordelijke transitie naar een wereld met meerdere munten,
waaronder de gulden. |
Referenties:
Klamer, A.,
1998, Euro wordt speelbal van national politici, de Volkskrant, 28
december 1998. Bron foto: Flickr |
Terug
naar Inhoud
|
|
|
|
|
Beleggingsinstellingen
lijden fors verlies op hun beleggingen |
Bron: DNB |
In het derde kwartaal van 2011 is het
fondsvermogen van de Nederlandse beleggingsinstellingen met 0,3% k-o-k
(EUR 1,3 miljard) afgenomen tot EUR 466,8 miljard. Het is de eerste
afname van het fondsvermogen sinds het tweede kwartaal van 2010.
Het aantal beleggingsinstellingen nam in het derde kwartaal van 2011
met 3 af tot 1440.
Beleggingsinstellingen rapporteerden een negatief totaalrendement van
4,9% k-o-k in het derde kwartaal van 2011. Dit is het grootste verlies
op de beleggingsportefeuille sinds de start van de
beleggingsinstellingenstatistiek in het vierde kwartaal van 2008.
Aandelenmarkten stonden in het derde kwartaal van 2011 onder
neerwaartse druk als gevolg van de wereldwijd tegenvallende economische
groei en de Europese schuldencrisis.
Op de aandelenbeleggingen werd dan ook een koersverlies geleden van
13,6% k-o-k in het derde kwartaal van 2011. In dezelfde periode daalde
de MSCI World index (gemeten in euro’s) met 10,4% k-o-k en de AEX met
17,5% k-o-k. Op de beleggingen in obligaties werd een koerswinst
behaald van 1,0% k-o-k. De koerswinst op staatsobligaties bedroeg 2,3%
k-o-k. De gedaalde kapitaalmarktrente in de VS, Duitsland en Frankrijk
als gevolg van het verslechterde economische sentiment ligt hier aan
ten grondslag. De beleggingsinstellingen rapporteerden een bescheiden
koersverlies van 0,3% k-o-k op hun beleggingen in bedrijfsobligaties.
Hedgefondsen lieten een positief totaalrendement zien van 5,8% k-o-k in
het derde kwartaal van 2011, ondanks de daling van de benchmark (Dow
Jones Credit Suisse Hedge Fund Index) met 4,8% k-o-k.
De appreciatie van de Amerikaanse dollar vis-à-vis de euro met 6,6%
k-o-k speelde hierbij een belangrijke rol, aangezien een groot deel van
de beleggingen van Nederlandse hedgefondsen zich buiten het eurogebied
bevinden.
De netto-inleg in de beleggingsinstellingen bedroeg EUR 23,1 miljard.
Dit bedrag is opwaarts vertekend door onder meer zogeheten
overhevelingen waarbij institutionele beleggers direct aangehouden
beleggingen overhevelden naar beleggingsinstellingen. Gecorrigeerd
hiervoor resteerde een netto-inleg van EUR 7,5 miljard die met name van
institutionele beleggers afkomstig was. Aandelenfondsen rapporteerden
(na correctie voor overhevelingen) een netto-inleg van EUR 7,2 miljard.
Vastgoedfondsen (EUR +1,1 miljard), overige fondsen (EUR +1,3 miljard)
en hedgefondsen (EUR +0,4 miljard) lieten een kleinere netto-instroom
zien. Beleggers onttrokken voor EUR 2,5 miljard aan de obligatiefondsen.
Voor nadere
informatie (DNB) kunt u contact opnemen met Herman Lutke Schipholt
(020-524 2712, 06-524 96 900) en Kees Verhagen (tel. 020-524 2272,
06-211 23 922). |
Terug naar Inhoud
|
|
|
Duidt de recente
stijging van de geldgroei op herstel van economische groei over een
jaar? |
Bron: DNB 24 november 2011
|
De
recente stijging van de geldgroei in het eurogebied is nog te pril
om als signaal te dienen voor economisch herstel in de tweede helft van
2012, maar een verdere stijging zou een hoopvol teken kunnen zijn.
Omslagpunten in
de geldgroei vertonen namelijk een opmerkelijke samenhang met
omslagpunten in de groei van het bruto binnenlands product van het
eurogebied ongeveer een jaar later.
De groei van de geldhoeveelheid is een belangrijke variabele in het
duiden van de vooruitzichten ten aanzien van conjunctuur en inflatie
voor het monetaire beleid van de Europese Centrale Bank (ECB). De
stijging van het gemiddelde prijspeil in het eurogebied, oftewel
inflatie, wordt immers op de lange termijn mede bepaald door de groei
van de geldhoeveelheid.
De ECB maakt onderscheid tussen drie monetaire aggregaten op basis van
verschillen in liquiditeit, dat wil zeggen het gemak waarmee geld kan
worden aangewend voor bestedingen. Het meest liquide geldbegrip,
kortweg M1, bestaat uit munten en bankbiljetten in omloop en
betaalrekeningen. Geld in M1 kan direct worden gebruikt voor
bestedingen. Het ligt daarom voor de hand dat bewegingen in M1 sterk
samenhangen met ontwikkelingen in economische activiteit.
De grafiek toont de jaarlijkse groeivoeten van het volume van het bruto
binnenlands product van het eurogebied (kortweg reële bbp) en de reële
M1 (M1 gecorrigeerd voor inflatie), waarbij de laatste reeks vier
kwartalen in de toekomst is verschoven. Het eerste wat opvalt is
dat sinds de jaren negentig de fluctuaties van de M1-groei veel groter
zijn geworden dan die van de bbp-groei. Dit suggereert dat M1 ook voor
andere doeleinden wordt gebruikt dan voor het aankopen van goederen en
diensten. De grotere uitslagen van de M1-groei weerspiegelen mede dat
beleggers, om hun portefeuille te managen, meer gebruik zijn gaan maken
van bancaire tegoeden, die meetellen in M1.
Het tweede dat opvalt is dat omslagpunten in de groei van M1 een sterke
samenhang vertonen met omslagpunten in de groei van het bbp-volume van
het eurogebied.
Ongeveer een jaar na een omslag
in de groei van M1 volgde in het verleden zeer regelmatig een omslag in
de groei van het bbp. Sinds de crisis lijkt de samenhang bovendien
bijzonder sterk.
Zo kwam in de loop van dit jaar, na de piek in de M1-groei van eind
2009, inderdaad een einde aan het snelle groeiherstel in het eurogebied.
Tot in het tweede kwartaal van dit jaar bleef de M1-groei afnemen, naar
een dieptepunt van 1,3%.
In het derde kwartaal herstelde de groei enigszins tot 2%.
Mocht dit inderdaad een keerpunt van de M1-groei zijn, dan zou dat een
positief signaal kunnen zijn voor de bbp-groei over een jaar. Om dit
signaal op waarde te kunnen schatten beschouwen we de onderliggende
factoren achter het meest recente groeicijfer van M1.
Traditioneel wordt het transactiemotief aangehaald als de basis van de
voorspelkracht van M1. De verklaring is dat wanneer het publiek een
herstel van economische activiteit verwacht, het in aanloop naar dat
herstel in toenemende mate liquide middelen zal aanhouden. Deze
verklaring voor het aantrekken van de M1-groei valt echter moeilijk te
rijmen met het recent sterk gedaalde consumenten- en
producentenvertrouwen. De intensivering van de schuldencrisis deze
zomer heeft veel burgers onzeker gemaakt. Een meer waarschijnlijke
verklaring voor de weer wat aantrekkende M1-groei biedt het
voorzorgsmotief: als bedrijven en huishoudens onzekerder worden over
hun toekomstige inkomsten, stellen ze investeringen en uitgaven uit en
houden ze meer liquide middelen aan om onverwachte tegenvallers op te
vangen.
Een zelfde patroon viel waar te nemen na het faillissement in 2008 van
de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers, waarna de mondiale recessie
toesloeg. Ook toen daalden het consumenten- en producentenvertrouwen en
nam de M1-groei sterk toe, zonder dat het een voorbode was van
toenemende economische activiteit. Een derde verklaring voor
fluctuaties in de M1-groei biedt het monetaire beleid. Centrale banken
verlagen tijdens een recessie de beleidsrente meestal fors, zoals in
het najaar van 2008. De lagere beleidsrente en de verwachting dat de
rente voorlopig laag blijft zorgen voor kleinere verschillen tussen de
rente op betaalrekeningen en de rente op termijndeposito’s.
Rekeninghouders derven daardoor minder rente-inkomsten als ze hun
inkomsten op betaalrekeningen laten staan, met als gevolg dat zij
minder geld op termijndeposito’s zetten en M1 stijgt. Dat de
economische activiteit een aantal kwartalen later weer toeneemt, zoals
ook in 2009 gebeurde, heeft dan meer te maken met de lage renteomgeving
en niet per se met de gestegen M1-groei.
Al met al kan gesteld worden dat de eigenschappen van M1 als
voorlopende indicator van economische activiteit opvallend sterk zijn,
maar dat het niet noodzakelijk een oorzakelijk verband betreft. Op
basis van deze samenhang kan enige hoop worden geput uit de recente
verbetering van de M1-groei, maar een herstel van de economie over een
jaar is tegen de achtergrond van de schuldencrisis verre van zeker. Om
meer zekerheid te krijgen zullen we moeten afwachten of de M1-groei
verder toeneemt en het transactiemotief de overhand krijgt. Dit zal
waarschijnlijk afhangen van een herstel van het consumenten- en
producentenvertrouwen. |
Terug naar Inhoud
|
|
|
|
|
Waarom hogere
kapitaaleisen beter zijn voor het bankwezen |
Bron: DNB |
Het is een
misverstand te denken dat hogere kapitaalseisen automatisch ten koste
gaan van de kredietverstrekking door banken. Dat zal alleen het geval
zijn bij banken met een ongezond bedrijfsmodel. Die zullen hun balansen
zien krimpen. En dat is precies het oogmerk van het beleid.
Één van de lessen uit de bankencrisis van 2007-2008 is dat de
minimumkapitaaleisen voor banken moeten worden verhoogd. In het akkoord
van het Bazels Comité (Basel III) zijn daarom afspraken gemaakt over
het versterken van zowel de omvang van de buffer als de kwaliteit van
het beschikbare kapitaal (risicoabsorberend vermogen).
Hogere kapitaaleisen zullen leiden tot een stabieler financieel
stelsel. Met meer eigen vermogen zijn banken beter in staat om
onverwacht hoge verliezen op te vangen. Daarnaast worden banken
ontmoedigd om onverantwoorde risico’s te nemen, omdat ze minder
vertrouwen op de overheid als achtervang.
Voor banken met een gezond bedrijfsmodel zullen de kosten van een
hogere kapitaaleis gemitigeerd worden door een lagere risico-opslag in
de financieringskosten. Door de hogere kapitaalbuffer zijn de banken
namelijk ook steviger en zijn zij beter in staat kapitaal aan te
trekken. Hierdoor kunnen zij hun kredietverstrekking op peil houden.
Het afbouwen van impliciete overheidsgaranties zal wél leiden tot
hogere fundingkosten, vooral voor banken die bovenmatig op deze
garanties leunen om goedkoop financiering aan te trekken. Dit is echter
ook een beoogd doel. Investeringen die voor hun winstgevendheid
berusten op overheidsgaranties zijn een risico voor de financiële
stabiliteit en dienen ontmoedigd te worden.
Twee redenen voor
hogere kapitaaleisen
Overheden kunnen zich genoodzaakt zien een bank die in de problemen
komt, te hulp te schieten, vanwege de maatschappelijke kosten indien de
stabiliteit van het financiële stelsel in gevaar komt. Dit gegeven
verstoort bij banken de prikkels voor het nemen van risico’s: de
positieve uitkomsten komen ten goede van de bank terwijl de meest
negatieve uitkomsten door de overheid worden opgevangen. Een tweede
averechtse prikkel is dat het banken stimuleert om in te spelen op deze
impliciete garantie door financiële instrumenten te ontwikkelen met
grote staartrisico’s. Een product met een groot staartrisico heeft, in
vergelijking met andere financiële producten, een relatief kleinere
kans op kleine verliezen maar een relatief grotere kans op catastrofale
verliezen.
Met deze producten verhogen banken hun rendement, ten koste van
onevenredig hoge verliezen in het uitzonderlijke geval dat het mis
gaat. Banken houden onvoldoende rekening met de (maatschappelijke)
kosten van deze risico’s omdat ze er uiteindelijk niet mee
geconfronteerd worden ('gokken met de overheid als achtervang').
Zodoende vormt deze vorm van financiële innovatie een risico voor de
financiële stabiliteit.
Hogere kapitaaleisen trekken deze averechtse prikkels weer recht door
risico’s meer voor rekening te laten komen van de aandeelhouders. Hoe
hoger het kapitaal, hoe meer de risico’s bij de aandeelhouders terecht
komt, als verstrekker van risicodragend kapitaal en hoe kleiner de
overheidssubsidie voor roekeloos gedrag.
Wat zijn de effecten van hogere kapitaaleisen op fundingkosten van
banken?
Banken zullen als gevolg van de nieuwe internationale afspraken met
hogere buffers moeten opereren of de risico’s op hun balans afbouwen.
De hamvraag is of dit tot minder en duurder krediet leidt.
Men hoort soms dat elke euro aan extra bankkapitaal een euro minder aan
financiering voor het bedrijfsleven zou zijn. Dit is onjuist: een hoger
eigen vermogen is geen 'onbenut kapitaal'. Banken worden ook niet
gedwongen hun balans af te bouwen. Wel verandert de samenstelling van
het vermogen (als bron van de financiering) doordat de bank zich meer
met eigen vermogen moet financieren. Dit beïnvloedt alleen de
kredietverlening (de aanwending van het vermogen) indien deze
samenstelling ook tot hogere kapitaalkosten leidt.
Omdat bankkapitaal duurder is dan vreemd vermogen zou men kunnen denken
dat hogere kapitaaleisen automatisch tot hogere kosten voor banken
leidt, zodat banken verplicht zijn hun eigen kredietverstrekking
duurder te maken. Dit effect wordt echter (deels) teniet gedaan. Banken
met meer kapitaal zijn ook steviger, waardoor zowel eigen vermogen als
vreemd vermogen goedkoper zal worden wanneer hogere kapitaalbuffers
opgelegd worden. De economische wetenschap toont aan dat voor banken
die slechts beperkte risico’aangaan deze effecten zelfs helemaal tegen
elkaar wegvallen. Zo houden banken hun kredietverlening op peil.
Daarbij moet nog wel opgemerkt worden dat banken bij meer eigen
vermogen een belastingvoordeel deels verliezen, omdat de vergoeding van
vreemd vermogen aftrekbaar is van de vennootschapsbelasting en
dividenden niet.
Het bovenstaande geldt echter niet voor activiteiten van banken die
alleen rendabel zijn als gevolg van de impliciete overheidsgarantie,
typisch banken die veel staartrisico’s aangaan. Hogere kapitaalbuffers
maken weliswaar ook deze banken stabieler, maar leggen de kosten van
deze risico’s, die voorheen bij de overheid lagen, nu bij de
aandeelhouders neer. Dit zal leiden tot hogere fundingkosten voor deze
banken, waardoor de genoemde activiteiten van de balans verdwijnen.
Deze vorm van balanskrimp is maatschappelijk gewenst, omdat er geen
sprake is van economisch toevoegde waarde: de activiteiten die
verdwijnen zijn alleen rendabel omdat zij kunnen meeliften met de
kosteloze overheidsgarantie.
Conclusie
Hogere kapitaaleisen zijn een essentieel instrument om de financiële
stabiliteit van het bankwezen te versterken. Het zorgt ervoor dat
banken beter in staat zijn om schokken op te vangen en het dwingt
banken tot beter risicobeheer, omdat ze de kosten van hun risico’s zelf
moeten dragen. Dit zal ertoe leiden dat banken risico’s zullen afbouwen
of beter zullen beprijzen. Dit leidt tot een versterking van het
bankwezen, waarbij geldt dat banken met een gezond bedrijfsmodel hun
kredietverlening op peil zullen kunnen houden. |
Terug naar Inhoud
|
|
|
Nieuwe Eurobiljet
app helpt je een echt biljet herkennen |
Bron: DNB |
Met de feestdagen kopen we met z’n allen massaal
cadeautjes en hebben we veel geld in handen.
Een goed moment om mensen bewust te maken hoe je eurobiljetten kan
controleren.
De Nederlandsche Bank introduceert op 1 december de 'Eurobiljet app'.
Met deze app kan je, door middel van de echtheidskenmerken echte
eurobiljetten onderscheiden van valse.
Verder vertelt de app je wat je moet doen als je denkt dat je een vals
biljet in handen hebt.
Echtheidskenmerken
In alle eurobiljetten zijn echtheidskenmerken verwerkt. Hiermee is het
voor iedereen eenvoudig om een echt eurobiljet te herkennen en te
onderscheiden van vervalsingen.
De Eurobiljet app laat je in vier stappen zien hoe je eurobiljetten kan
controleren op echtheid.
Door te kijken, te kantelen en te voelen, kun je biljetten eenvoudig
zelf controleren. Het virtuele biljet van de app werkt net als een echt
biljet. Zo is de verhoogde inkt ook echt te voelen en wanneer je je
telefoon tegen het licht houdt, zie je wat er gebeurt met het watermerk.
Betalingsverkeer
veilig en betrouwbaar
Een van de taken van De Nederlandsche Bank is toe te zien op een veilig
en betrouwbaar betalingsverkeer. Eurobiljetten zijn door middel van de
echtheidskenmerken goed beveiligd tegen namaak, maar het is wel
belangrijk dat mensen alert zijn en voldoende kennis hebben van deze
kenmerken.
In het eerste halfjaar van 2011 waren er in Nederland 14.400 valse
biljetten. In Nederland is met 63% het 50 euro biljet favoriet bij de
vervalsers. Het ontvangen van een vals biljet is een vervelende
ervaring. Valse biljetten worden namelijk niet vergoed. Mocht je
twijfelen over de echtheid van een biljet, controleer het biljet dan
goed voor je het aanneemt, bijvoorbeeld met behulp van de nieuwe app.
Als je vermoedt dat je een vals biljet in handen hebt, geef het dan
niet uit. Het uitgeven van een vals biljet is namelijk strafbaar.
De Eurobiljet app is ontwikkeld voor Apple en Android. Voor de overige
smartphones is een mobiele website ontwikkeld. De app is gratis te
downloaden:
Android
, Apple , Mobiele website
, Bekijk
ook de promotiefilm op Youtube. |
Terug naar Inhoud
|
|
|
Agenda |
Bron: HCC Beleggen redactie
|
De
HCC Beleggen Kalender op onze website en deze Agenda zijn
inmiddels een begrip onder beleggers in Nederland en België geworden.
Voor veel andere sites zijn wij de de facto bron van informatie.
Toch zijn nog niet alle events in onze Agenda opgenomen. Daarom willen
we ook aanbieders van seminars, cursussen en beleggersbijeenkomsten in
de gelegenheid stellen, zelf hun events aan te kondigen, zowel op ons
forum als in onze nieuwsbrieven. Plaatsing van (vrij toegangkelijke)
educatieve bijeenkomsten zijn kostenloos.
(Bijeenkomsten met een educatief
karakter welke niet gratis toegankelijk zijn danwel bijeenkomsten met een niet uitsluitend educatief
karakter kunnen onder voorwaarden ook in onze agenda opgenomen worden.
Wilt u meer weten neemt u dan even contact op met de redactie)
|
|
Terug naar Inhoud
|
|
|
Disclaimer: Deze publicatie komt tot stand op de
redactie van beleggersonline.nl de website van de HCC IG Beleggen. Noch
de mate waarin de berichten, voorgestelde scenario’s, risico’s en
voorspellingen de marktverwachtingen weerspiegelen, noch de mate waarin
zij in de realiteit zullen tot uiting komen, kunnen worden gewaarborgd.
De voorspellingen zijn indicatief. De gegevens in deze publicatie zijn
algemeen en louter informatief. Ze mogen niet worden beschouwd als
beleggingsadvies. De
schrijver(s) van deze publicatie en het bestuur van de HCC IG Beleggen
en/of de Redactie van de Nieuwsbrief zijn derhalve niet aansprakelijk
voor eventuele verliezen. De waarde van uw beleggingen kan fluctueren,
behaalde resultaten uit het verleden geven geen garantie voor de
toekomst. |
|