|
|
november
2014
|
|
|
|
Wederom
een geslaagd symposium
(bekijk
ook de video's) |
Bron: Jos van den Berkmortel, HCC Beleggen
Symposiumorganisatie |
4 oktober werd in de Bilt voor de 63e maal het symposium
gehouden. Er was sprake van een goede opkomst en er vonden vele geanimeerde
gesprekken plaats. Oude en nieuwe vrienden konden elkaar (weer) ontmoeten en
daarnaast ook nog eens aan interessante lezingen deelnemen.
Voor het eerst zijn er
tijdens de lezingen - door HCC Digimedia - opnames gemaakt. De meeste
presentaties zijn op de website en via onderstaande links te zien.
Al met al een heel geslaagd en druk bezocht 63ste HCC Beleggen Symposium en
zoals één van de bezoekers tegen me zei: "een hele goede dag en ik kan niet
wachten op de volgende".
Voor deze en andere bezoekers noteer alvast dat het
64ste HCC Beleggen Symposium
gepland staat op:
28
maart 2015!
|
Terug naar Inhoud
|
|
Oproep Portfolio
123 |
Ervaring
met en/of actieve belangstelling voor Portfolio 123?
Welke gebruikers van beleggingssoftware Portfolio 123 hebben belangstelling
voor een gebruikersnetwerk,gericht op het gebruik van dit softwarepakket?
(ref.http://www.portfolio123.com/doc/features.jsp)
Als je belangstelling hebt, stuur dan svp een email naar r.ebels@solcon.nl onder vermelding “Portfolio
123”. |
|
|
|
RG
Flevoland-Overijssel is een van de HCC Beleggen Regio Groepen. Dit zijn regio
georienteerde groepen van beleggers die geregeld bijeenkomen om in ontspannen
sfeer met elkaar ervaringen, kennis en beleggings ideeën te delen
|
Onderwerpen als ervaring met broker software, handelssystemen, indicatoren,
werking van opties/turbo's enz. kunnen aan bod komen.
Benieuwd geworden naar deze groep beleggers, meld je dan per email aan bestuur@beleggersonline.nl
.
|
|
|
|
|
Hebben ETFs afgedaan voor
beleggers? |
Bron: Morningstar, Jose Garcia-Zarate 21 oktober, 2014
|
ETFs hebben de eerste negen maanden van dit jaar al meer geld naar zich toe
zien stromen dan in 2013, 2012 en 2011. Maar in september was er een
netto-uitstroom. Is dit de voorbode van een strenge winter voor ETFs? |
Er is in het derde kwartaal van dit jaar EUR 10,4 miljard naar Europese ETPs
gevloeid (exchange-traded products zoals ETFs). Dat brengt het totaal voor de
eerste negen maanden van 2014 op EUR 33,4 miljard.
Door de combinatie van netto-instromen en kapitaalgroei is het beheerd vermogen
in ETPs van net iets meer dan EUR 300 miljard eind 2013 gestegen tot EUR 360
miljard.
|
Wat is
een ETF
Een exchange-traded fund (afgekort ETF) is een mandje beleggingen dat net als
een aandeel wordt verhandeld aan de beurs. Een ETF wordt in het algemeen
gebruikt om een specifieke marktindex te volgen. Vandaar dat ze ook wel
indextrackers worden genoemd. Er zijn ook traditionele beleggingsfondsen die
zich op een bepaalde index richten en deze dupliceren. Het verschil met een ETF
is, dat deze indexfondsen actief worden beheerd met een manager aan het roer
(die de index al dan niet probeert te verslaan) waar een ETF passief beheerd
wordt.
Wie bijvoorbeeld in de AEX-index wil beleggen kan een ETF kopen die de
Amsterdamse beursgraadmeter repliceert. Wanneer de AEX stijgt, neemt de ETF in
waarde toe en wanneer de AEX daalt daalt ook de waarde van de ETF. De belegger
heeft keus uit tal van indices zoals de S&P 500 Index, de MSCI World Index
en kleinere specifieke indices.
Een ETF kan ook worden gebruikt om grondstoffen of andere activa zoals valuta
te tracken. Wie in goud wil beleggen maar niet fysiek een staaf goud wil
aanschaffen kan een ETF kopen dat de goudkoers volgt (technisch gezien wordt
een grondstof ETF een exchange traded commodity (ETC) en een valuta-ETF een
exchange traded currency).
De eerste ETFs zagen het levenslicht in de Verenigde Staten in de jaren tachtig
en begin jaren negentig en hun populariteit in beleggingsland is sindsdien
geëxplodeerd. Institutionele en particuliere beleggers investeren inmiddels
miljarden euro’s in ETFs.
ETFS zijn hetzelfde als aandelen in die zin dat ze gemakkelijk ge- en verkocht
kunnen worden op de beurs en hun koers fluctueert gedurende de handelsdag.
Beleggers kunnen short gaan op ETFs, een stop-loss order gebruiken en ze
verkopen. In het kort geldt dat alles wat met aandelen kan ook met ETFs kan.
Net als bij aandelen betalen beleggers en commissie bij het kopen en verkopen
van ETFs.
Meer over ETF's op website van Morningstar: Klik Hier |
Op het eerste oog zijn deze ontwikkelingen in de fund flows positief. Drie
maanden vóór het einde van het jaar bedragen de netto-instromen al meer dan het
totaal voor elk van de drie voorafgaande jaren. Ook het beheerde vermogen
vertoont een mooie stijging. Maar toch was er in het derde kwartaal een
waarschuwing.
In september liet de Europese ETP-markt voor het eerst in 2014 een
netto-uitstroom optekenen.
Het cijfer voor september, een netto-uitstroom van net iets meer dan EUR 2,5
miljard euro, maakte abrupt een einde aan de tot dan toe pittige reeks van
maandelijkse netto-instromen.
Wat is er aan de hand?
Duitse groeivertraging
Uit een analyse van de gegevens blijkt dat de netto-uitstromen in september
grotendeels waren geconcentreerd in twee aandelentcategorieën: Duitsland en
large-caps uit de eurozone. Dit wijst erop, dat beleggers reageerden op de
stroom negatieve economische gegevens in deze maand - vooral over de
stagnerende Duitse economie - door hun longposities in aandelen af te wikkelen.
Seizoensgebonden factoren lijken een rol te hebben gespeeld in de daling van
het Duitse bbp in het tweede kwartaal. Maar zelfs als rekening wordt gehouden
met een potentieel technisch herstel in het derde kwartaal,blijft het een feit
dat de groeiverwachtingen op korte tot middellange termijn voor de grootste
economie van de eurozone – en dus ook voor de eurozone als geheel – neerwaarts
zijn herzien.
En deze keer zit er veel meer achter de downgrade dan de nadelen van de
zelfopgelegde bezuinigingen door de overheid. De groeivooruitzichten voor de
hele wereld zijn immers teruggeschroefd, hetgeen een donkere schaduw werpt over
Duitslands exportgerichte groeistrategie.
Afwikkelen aandelenposities
De vraag is of dit slecht nieuws is voor de ETP-markt met het oog op de
kapitaalstromen in het vierde kwartaal? Er is geen eenduidig antwoord.
Het is een feit dat de ETP-markt in Europa nog steeds een sterke voorkeur voor
aandelen vertoont en daarbinnen zijn vooral de ‘ouderwetse’ large-caps populair.
Daarom kan aanhoudend negatief macro-economisch nieuws in de rest van het jaar
leiden tot een verdere afwikkeling van ETP-posities in large-caps, wat dus
neerkomt op meer uitstromen.
Maar geld dat uit aandelen-ETPs wegstroomt,
verdwijnt niet zomaar. Beleggers moeten er een beleggingsalternatief voor
vinden.
Dit is het moment om te wijzen op de gevarieerde keuzes in activaklassen die op
de ETP-markt beschikbaar zijn. Het is momenteel voor Europese beleggers met een
voorkeur voor ETPs relatief eenvoudig om volledige portefeuilles samen te
stellen waarin de meeste activaklassen vertegenwoordigd zijn.
Binnen aandelen zelf is het aanbod opmerkelijk ruim en beleggers kunnen
bovendien een onderscheid maken op basis van omvang, sector, land en regio of
strategie (bijv. waarde, groei, of dividend). Hetzelfde geldt voor vastrentende
beleggingen, grondstoffen en alternatieve activaklassen zoals bijvoorbeeld
vastgoed.
Het is perfect mogelijk om de beleggingsmix in een portefeuille te spreiden en
toch volledig belegd te zijn in ETPs. Het is daarom ook niet vanzelfsprekend
dat de uitstromen bij aandelen-ETPs per se wijzen op uitstromen voor de hele
ETP-markt.
Of het macro-economische klimaat beleggers ertoe aanzet om hun geld tijdelijk
alleen in contanten te parkeren, is een hele andere vraag. Voor de globale
nettokapitaalstromen in het vierde kwartaal zou dat inderdaad een probleem
kunnen vormen. Overigens niet alleen voor ETPs, maar ook voor beleggingsfondsen
als geheel.
Denkt u alles te weten over beleggen? Klik hier om dat te bewijzen met de Morningstar Investing
Mastermind Quiz. |
Terug naar Inhoud
|
|
|
|
|
Dragen actieve aandeelhouders bij aan een
betere wereld? |
Bron: MeJudice, 24 okt 2014 | Harry Hummels |
Stakeholders
spreken ondernemingen aan op hun maatschappelijke prestaties.
Dat geldt ook voor aandeelhouders. Waartoe leidt nu zo’n gesprek over
maatschappelijke en milieuaspecten van het ondernemen?
Harry Hummels stelt dat institutionele beleggers meer druk kunnen uitoefenen op
ondernemingen dan particuliere investeerders.
Het middel van aandeelhouders -resoluties geeft de aandeelhouders een
instrument in handen om het gesprek aan te gaan met het management. Regelmatig
is dat overleg zo succesvol dat aandeelhouders de resolutie intrekken.
De vraag blijft dan wel of de uitkomsten van het overleg uiteindelijk ook
worden omgezet in concrete daden. Het monitoren van beloftes is noodzakelijk.
Opkomst van het governance vraagstuk
De opkomst van de moderne onderneming in de 19e en 20e eeuw laat tevens een
ontwikkeling zien op het terrein van governance. Clark (1981) onderscheidt vier
stadia in de ontwikkeling van de onderneming.
Het eerste stadium is dat van de eigenaar-entrepreneur die voor eigen rekening
en risico een grote onderneming bouwt. Te denken valt aan Rockefellers Standard
Oil Company, Carnegies Steel Company en J.P. Morgans conglomeraat van banken.
De eigenaar-ondernemer had zeggenschap over de onderneming en stuurde deze
tevens aan.
Stadium twee voltrekt zich aan het begin van de 20 e eeuw en laat de opkomst
zien van de manager. Hij neemt de uitvoerende taken over van de ondernemer.
Hier dient zich het vraagstuk aan van de governance van de onderneming en de
invloedsverdeling tussen ‘principal’ en ‘agent’ (Berle en Means, 1932). Hoe
zorgen de eigenaren ervoor dat de manager handelt in hun belang en niet in zijn
eigen belang?
Omdat de laatsten geen invloed meer hebben op het beleid van de onderneming
zijn zij van de manager afhankelijk om hun belangen te realiseren. De
aandeelhouders zijn ‘residual claimants’ geworden, afhankelijk van de
‘loyaliteit’ en de ‘zorg’ van de manager. In het derde stadium, dat zich
aandient rond 1960, doet de institutionele belegger zijn intrede.
Waar in stadium drie nog sprake is van een geconcentreerde aandeelhoudersmacht,
laat stadium vier een versnipperd aandeelhouderschap zien dat gerepresenteerd
wordt door commerciële asset managers. Hawley en Williams (2000) laten evenwel
zien dat er een vijfde stadium is waar institutionele beleggers – waaronder
pensioenfondsen, verzekeraars en zogenaamde sovereign wealth funds – hun
invloed herwinnen.
De macht van een relatief beperkte groep beleggers neemt zienderogen toe.
Harry Hummels
Hoogleraar aan de universiteit van Maastricht |
Harry
Hummels (1959) is hoogleraar Ethics, Organisations and Society binnen de School
of Business and Economics van Maastricht University (Finance Department).
Zijn onderzoek richt zich vooral op impact investing en verantwoord beleggen.
Daarnaast is hij geïnteresseerd in ethiek in de financiële wereld en schrijft
hij veel over microfinanciering. |
Hoe kunnen aandeelhouders
invloed uitoefenen?
Aandeelhouders hebben diverse rechten. Allereerst hebben ze het recht op
informatie over het reilen en zeilen van de ondernemingen waarin zij
investeren. Tevens hebben zij het recht om vragen te stellen tijdens de
aandeelhoudersvergaderingen, te stemmen en resoluties in te dienen. Hoewel dit
laatste vooral in Angelsaksische landen gebeurt, staat het ook aandeelhouders
van Nederlandse ondernemingen vrij agendapunten en voorstellen tot besluit te
agenderen.
Naast deze bij wet vastgelegde rechten staat het aandeelhouders vrij om in
gesprek te gaan met het management van de onderneming. Mocht het management
daartoe niet geneigd zijn, respectievelijk niet bereid zijn op de wensen van de
aandeelhouders in te gaan, dan kunnen de laatsten alsnog het onderwerp op de
agenda plaatsen en een voorstel tot besluit indienen.
De praktijk van
invloedsuitoefening
In zijn in 2013 aan Maastricht University verdedigde proefschrift heeft Michael
Viehs de praktijk van shareholder engagement onderzocht. Onder 'shareholder
engagement' wordt verstaan elke poging van de aandeelhouders om het beleid en
handelen van de onderneming te beïnvloeden.
Dan valt te denken aan het stemmen op aandeelhoudersvergaderingen, individuele
gesprekken met het management, deelname aan collectieve acties, sectorale
engagements, indienen van voorstellen voor besluiten, media-uitingen,
enzovoorts.
Onderzoek wijst uit dat institutionele beleggers deze strategieën gelijktijdig
inzetten (McCahery, Sautner, and Starks, 2013), al verschillen aandeelhouders
wel in hun voorkeuren voor de genoemde instrumenten.
Waar in Europa het gesprek met het management een veel gebruikte strategie is,
geven Angelsaksische aandeelhouders vaker de voorkeur aan het indienen van
resoluties (Eurosif, 2013). Het voordeel van deze laatste strategie is dat zij
beschikt over een ingebouwde maatstaf voor het meten van het succesvol
toepassen ervan. Naar aanleiding van een ingediende resolutie vindt er in de
regel overleg plaats tussen aandeelhouders en onderneming.
Als dat overleg tot tevredenheid van de aandeelhouders verloopt, trekken zij
voorafgaand aan de aandeelhoudersvergadering hun resolutie in. Onderzoek van
Bauer, Moers en Viehs (2012) toont aan dat institutionele investeerders in zo’n
34 procent van de gevallen hun resolutie voortijdig intrekken. Blijkbaar hebben
zij (in zekere mate) gekregen waarvoor zij kwamen.
Interessanter is echter dat resoluties die betrekking hebben op
maatschappelijke en milieuvraagstukken aanzienlijk vaker worden ingetrokken dan
die welke betrekking hebben op corporate governance vraagstukken. Het
gemiddelde over de periode 1997 – 2009 is 31,2 versus 16,8 procent. Kijken we
naar de indieners van de voorstellen dan zien we dat institutionele beleggers
(gemiddeld 33,9 procent) en vakbonden (34,6 procent) het meest frequent hun
voorstellen intrekken.
Effectieve engagement?
Op het eerste gezicht lijkt het uitoefenen van druk op het management van een
onderneming door het indienen van voorstellen tot besluiten relatief effectief
op het terrein van maatschappelijke en milieuvraagstukken. Viehs verklaart dit
succes door te wijzen op de mogelijke maatschappelijke reputatieschade als de
resolutie brede steun ontvangt.
Een tweede verklaring wijst op de relatieve vaagheid van de voorstellen – als
onderscheiden van vaak nauwkeurig omschreven corporate governance voorstellen.
Managers lijken eerder geneigd toezeggingen te doen, omdat zij voldoende
discretionaire bevoegdheden behouden om maatregelen te nemen. Ook zijn de
kosten die gepaard gaan met de maatschappelijke en milieuresoluties relatief
bescheiden.
De verklaringen zijn plausibel, maar laten een aantal aspecten buiten
beschouwing.
Een alternatieve verklaring is dat het toegeven aan de aandeelhouders op
maatschappelijk en milieuterrein de managers niet wezenlijk raakt (in hun
portemonnee). De onderwerpen zijn gewoon niet materieel – anders dan governance
gerelateerde vraagstukken.
Een alternatieve verklaring kan zijn dat de investeerders juist baat hebben bij
het tonen van succes. Met een hoog percentage ingetrokken resoluties kan de
belegger naar zijn achterban duidelijk maken dat hij effectief geweest is in
zijn engagement.
Een derde mogelijke verklaring zou onderhandelingstactisch van aard kunnen
zijn. Door toe te geven op maatschappelijk of milieuterrein hoopt de manager op
enige toegeeflijkheid van de aandeelhouders op governance vlak. Die resoluties
lijken, blijkens de geringere intrekkingsratio, aanzienlijk materiëler voor de
managers. Per slot van rekening weten managers dat zij morgen weer te maken met
vaak dezelfde kritische aandeelhouders. Het opbouwen van constructieve relaties
is dan wenselijk.
Lessen uit de praktijk
Institutionele beleggers kunnen, meer dan particuliere investeerders, druk
uitoefenen op ondernemingen. Dat doen zij door individuele en collectieve druk
en door het indienen van voorstellen tot besluiten.
Maatschappelijke stakeholders kunnen aanhaken op deze trend door samenwerking
te zoeken met pensioenfondsen, verzekeraars of andere institutionele beleggers.
Natuurlijk bestaan er verschillen tussen de belangen van aandeelhouders en
maatschappelijke stakeholders, maar het onderzoek van Viehs wijst juist uit dat
aandeelhouders en vakbonden soms drukken op dezelfde, gedeelde belangen.
Samenwerking tussen institutionele beleggers onderling en tussen de beleggers
en maatschappelijke stakeholders lijkt derhalve zinvol. Op dat terrein is
duidelijk winst te behalen.
Wel is het raadzaam om de deal aan de onderhandelingstafel gepaard te laten
gaan met het monitoren van de implementatie van de deal.
Het intrekken van een resolutie vormt slechts een eerste stap op weg naar
maatschappelijke verandering.
Referenties: onderaan
artikel op MeJudice |
Terug naar Inhoud
|
|
|
|
|
Het
verborgen inkomen van Nederlandse huishoudens |
Bron: DNB |
Het bruto binnenlands product in Nederland ligt per hoofd van de bevolking
hoger dan in de EU. Maar het inkomen van Nederlandse huishoudens ligt slechts
op een gemiddeld niveau.
Door de collectieve financiering van het zorg- en pensioenstelsel blijft een
deel van het huishoudinkomen in Nederland verborgen. Elders in de EU krijgen
huishoudens een groter deel van het nationale inkomen in eigen handen, maar
moeten zij ook meer zelf betalen voor hun zorg en pensioen. |
Al lange tijd staat ons land op de ranglijst voor het bruto binnenlands product
(bbp) per capita bij de Europese top. De hoge productie leidt echter niet tot
een beter gevulde huishoudportemonnee (grafiek 1). Het inkomen dat direct naar
Nederlandse huishoudens gaat, het zogenoemde netto beschikbaar huishoudinkomen,
verschilt per capita nauwelijks van het gemiddelde in de EU (grafiek 1). In de
VS is het bbp per capita vergelijkbaar, maar ligt het huishoudinkomen
aanzienlijk hoger.
Grafiek 1 BBP, nationaal
inkomen en beschikbaar inkomen per capita in 2013 (EUR)
Bron: Eurostat, OECD en
CBS. Toelichting: T.b.v. de vergelijkbaarheid zijn alle cijfers vóór revisie
van de Nationale Rekeningen.
Wat Nederland verdient (het netto nationaal inkomen, nni) ligt iets lager dan
wat Nederland produceert (het bbp). Voor andere landen geldt dat ook. De
verklaring van het relatief lage Nederlandse huishoudinkomen ligt dan ook niet
bij de omvang van het nni, maar bij de verdeling ervan. Het aandeel van het nni
dat bij huishoudens neerslaat, is in Nederland veel lager. Grafiek 2 laat zien
dat in vergelijking met de VS en de EU de overheid, financiële instellingen en
niet-financiële vennootschappen een groter deel van de nationale koek
opstrijken.
Grafiek 2 Verdeling van het
netto nationaal inkomen in 2013
Bron: Eurostat, OECD en
CBS. Toelichting: T.b.v. de vergelijkbaarheid zijn alle cijfers vóór revisie
van de Nationale Rekeningen.
Meer inkomen naar andere
sectoren
Zo is het inkomensaandeel van de niet-financiële bedrijven in Nederland
aanzienlijk hoger. Dit komt mede doordat Nederland relatief veel multinationals
heeft. Zij behalen hoge inkomsten in het buitenland en houden die voor een
belangrijk deel in om buitenlandse investeringen te financieren. Indien ons
bedrijfsleven meer van haar inkomsten als dividend zou uitkeren, dan zou een
deel daarvan naar buitenlandse aandeelhouders gaan - wat de nationale koek
verkleint - en zouden binnenlandse aandeelhouders (huishoudens en
pensioenfondsen) een hoger inkomen ontvangen.
Daarnaast komt in Nederland een relatief groot deel van het netto nationale
inkomen bij financiële instellingen terecht. Daarbij gaat het niet alleen om
banken en verzekeraars, maar ook om pensioenfondsen. De hoge Nederlandse
pensioenbesparingen worden in de nationale boekhouding als inkomen van de
financiële sector geboekt. Deze besparingen worden aan de pensioenvermogens
toegevoegd en komen op termijn bij huishoudens terecht, in de vorm van
pensioenuitkeringen. In landen zonder ambitieuze pensioenvoorziening moeten
huishoudens zelf een deel van hun beschikbaar inkomen opzij zetten voor hun
oudedag.
Ten slotte gaat in Nederland een relatief groot deel van het inkomen naar de
overheid. Het overheidsaandeel is ruim drie keer zo groot als in de VS en ook
hoger dan gemiddeld in Europa. In Nederland worden relatief veel collectief
gefinancierde goederen en diensten door de overheid geleverd aan individuele
personen. Die hoge ‘individuele overheidsconsumptie’ hangt vooral samen met de
hoge zorguitgaven van de Nederlandse overheid. In de EU heeft Nederland de
hoogste zorguitgaven per capita. Vóór de herziening van het zorgstelsel in 2006
liepen alleen de zorguitgaven in het kader van de Ziekenfondswet via de
overheid en betaalden huishoudens met een particuliere verzekering hun
zorguitgaven uit hun eigen beschikbaar inkomen. In het nieuwe zorgstelsel
worden alle wettelijke zorgpremies ten laste van het beschikbaar inkomen
gebracht. Andere landen kennen vaak een veel kleiner collectief zorgstelsel,
waardoor huishoudens minder zorgpremies betalen. Zij betalen echter een groter
deel van hun zorguitgaven uit hun eigen portemonnee.
Een correctie voor het
verborgen inkomen
Bij een internationale vergelijking van het beschikbaar inkomen per capita
dient te worden gecorrigeerd voor het collectieve pensioenstelsel en de hoge
‘individuele overheidsconsumptie’. Grafiek 1 laat zien dat het beschikbaar
inkomen per capita in Nederland hoger ligt dan in de EU als dit verborgen
inkomen wel wordt meegenomen. Ook het verschil met de VS wordt door rekening te
houden met het verborgen inkomen aanzienlijk kleiner. |
Terug naar Inhoud
|
|
|
|
|
Onzekerheid over
huishoudportemonnee blijkt goede economische graadmeter |
Bron: DNB |
|
De mate van onzekerheid van gezinnen over de eigen
financiële situatie bevat waardevolle informatie over de te verwachten
economische groei in het eurogebied. Minder onzekerheid pakt gunstig uit voor
de groei. De eigen financiële situatie
blijkt een betrouwbaarder indicator voor de toekomstige conjunctuur dan
onzekerheid van gezinnen over het algemeen economisch klimaat. |
Dit blijkt uit een DNB-analyse van de relatie tussen onzekerheid en de groei
van het bruto binnenlands product in het eurogebied. |
Hoe kan onzekerheid de
economische groei beïnvloeden?
Onzekerheid kan de economische groei op verschillende manieren beïnvloeden. Als
gezinnen onzekerder worden over hun toekomstige inkomen, kunnen zij ervoor
kiezen om meer te sparen en dus minder uit te geven.
Als bedrijven onzekerder worden over de toekomst, kunnen zij ervoor kiezen
investeringen uit te stellen in afwachting van meer informatie.
Ook kan onzekerheid over de winstgevendheid van individuele bedrijven ertoe
leiden dat banken een hogere risicopremie in rekening brengen voor leningen aan
bedrijven, wat een weerslag kan hebben op de groei in investeringen.
Onzekerheid in Europa
|
De
analyse gebruikt drie vormen van onzekerheid.
Het achtergronddocument beschrijft de constructie van de onzekerheidsmaatstaven
in detail. Klik hier om te downloaden |
Een eerste maatstaf meet hoe onzeker gezinnen zijn over de toekomst van de
macro-economie. Als gezinnen het in sterke mate oneens zijn over de
macro-economische vooruitzichten, geeft dit aan dat er grote onzekerheid
heerst. Een tweede maatstaf meet de volatiliteit in de financiële situatie van
individuele gezinnen. Een hogere volatiliteit betekent dat gezinnen onzekerder
zijn over hun toekomstige financiële situatie. Een derde maatstaf meet de
volatiliteit in de productie van individuele bedrijven. Een hogere volatiliteit
impliceert dat bedrijven onzekerder zijn over hun toekomst.
De grafiek toont de drie vormen van onzekerheid. Onzekerheid van gezinnen over
de eigen financiële situatie stijgt voorafgaand aan elk van de drie meest
recente recessies in het eurogebied.
Figuur 1: Onzekerheid in
Europa
Bron recessies: OESO.
Onzekerheid: eigen berekeningen op basis van data Europese Commissie
Onzekerheid houdt informatie
in over toekomstige groei
Uit econometrische analyse blijkt dat onzekerheid van gezinnen over de eigen
financiële situatie waardevolle informatie bevat over de toekomstige groei in
het Bruto Binnenlands Product (BBP). Als gezinnen minder onzeker worden over
hun financiële situatie, geeft dit het signaal dat BBP groei in de komende één
à twee jaar hoger gaat uitvallen. Daarentegen bevat onzekerheid bij gezinnen
over de algemene economische situatie geen noemenswaardige informatie over de
macro-economische groei in de nabije toekomst.
Onzekerheid bij bedrijven over de eigen productie bevat informatie over de
economische groei. Een daling in deze vorm van onzekerheid geeft het signaal
dat de economische groei het volgende kwartaal hoger gaat uitvallen. Anders dan
bij onzekerheid over individuele gezinnen, is de aangekondigde groeiversnelling
in dit geval dus kortdurend.
De hoofdconclusie is dat onzekerheid die gezinnen ervaren over hun eigen
financiële situatie een signaal geeft over de toekomstige economische groei.
Deze vorm van onzekerheid ligt in het eurogebied nog steeds hoger dan voor de
crisis. Als die zou dalen, kan dit het macro-economische herstel een steun in
de rug geven. Als bijvoorbeeld de werkloosheid vermindert, achten werknemers de
kans kleiner dat ze hun baan verliezen. In dat geval hebben ze minder reden om
te sparen uit voorzorg. |
Terug naar Inhoud
|
|
|
Verbetert grotere diversificatie
echt de prestaties in portefeuilleselectie? |
Bron: Analist.nl |
|
Francesco
Cesarone,
Universita degli Studi Roma Tre - Dipartimento di Studi Aziendali |
Jacopo Moretti,
Universita degli Studi Roma Tre - Dipartimento di Studi Aziendali |
|
Fabio Tardella,
Sapienza Universita di Roma |
De
belangrijkste reden voor het creëren van modellen voor portefeuilleselectie is
het verlagen van investeringsrisico door middel van diversificatie. Het Gemiddelde
Variantie-model werd voor dit doel geïntroduceerd. Het bleek echter al snel
dat fouten in de schattingen van gemiddelden en covarianties kunnen resulteren
in verkeerde portefeuilleselectie en het investeringsrisico kunnen verhogen.
Om
het probleem aan te pakken van schattingsfouten die kunnen resulteren in
verkeerde portefeuilleselectie zijn verschillende modellen ontwikkeld waarvan
de geschiktheid besproken wordt in het onderzoeksverslag: "Does greater diversification really improve performance in
portfolio selection?"
Geselecteerde proefmonsters
en geëvalueerde modellen
De volgende zes datasets zijn gebruikt voor deze analyse:
- De FF25, die 25 Fama en Franse portefeuilles
bevat van firma's die op grootte en 'book to market ratio' gesorteerd zijn van
juli 1963 tot december 2004
- 48Ind, die 48 industrieportefeuilles bevat die de
aandelenmarkt van de V.S. vertegenwoordigen van juli 1963 tot december 2004
- 100Ind, die 100 industrieportefeuilles bevat die
de aandelenmarkt van de V.S. vertegenwoordigen van juli 1963 tot december 2004
- FTSE100, die 63 activa van de Ftse100 Market
Index bevat van januari 2007 tot mei 2013
- FtseMib, die 34 activa van de FtseMib Market
Index bevat van januari 2007 tot mei 2013
- Stoxx50, die 32 activa van de Eurostoxx50 Market
Index bevat van januari 2007 tot mei 2013.
De volgende vijf modellen maken onderdeel uit van onderzoek om het meest
geschikte model voor portefeuillediversificatie vast te stellen:
- Op Kardinaliteit Beperkte Minimale Variantie
Gelijk Gewogen Portefeuilles (CCMVEW)
- Op Kardinaliteit Beperkte Minimale Variantie
Portefeuilles (CCMV)
- Op Kardinaliteit Beperkte Minimale CVaR
Portefeuilles (CCMCVaR)
- Op Kardinaliteit Beperkte Minimale Semi-MAD
Portefeuilles (CCMSMAD)
- Gelijk Gewogen Portefeuille (EW)
De gelijkgewogen Portefeuille, die normaal beschouwd wordt als de veiligste en
meest geschikte manier om een portefeuille samen te stellen, wordt vergeleken
met de prestaties van portefeuilles die ontwikkeld zijn met behulp van andere
modellen.
In-sample analyse
Om de resultaten van de in-sample analyse samen te vatten: als we de mediaan
van de standaardafwijking van alle modellen nemen zien we dat het Gelijk
Gewogen model (EW) de hoogste mediaan van de standaardafwijking heeft van alle
modellen. Daarentegen hebben de modellen met een kardinaliteitsbereik de
laagste mediaan van hun standaardafwijking, wat betekent dat het Gelijk Gewogen
model meer risico heeft dan de andere modellen. De volgende grafiek toont de
resultaten van deze bevinding:
Spreidingsonderzoek
Out-of-sample resultaten
We gaan nu in op de prestaties van de portefeuilles en we evalueren de
out-of-sample resultaten van de portefeuilles die onder elk model geselecteerd
zijn. Omdat het onpraktisch is om de resultaten voor alle datasets en
kardinaliteiten te bespreken hebben we slechts twee kardinaliteiten beschreven,
namelijk 5 en 10. De keuze is gebaseerd op de waarneming dat K = 5 en K = 10
over het algemeen behoren tot de optimale bereiken waarin de verschillende
modellen het laagste in-sample risico voor elke dataset bereiken.
Het is merkwaardig dat het Gelijk Gewogen Portfolio (EW) bijna altijd de
slechtste prestatie heeft, met als enige uitzondering op de 100Ind markt,
terwijl de Op Kardinaliteit Beperkte Minimale CVaR Portefeuilles (CCMCVaR) de
hoogste standaardafwijking genereren. De resultaten worden getoond in de
onderstaande tabel:
Spreidenvanbeleggingen
De laatste prestatiemaat die in onze analyse wordt meegenomen is Max. Verlies,
wat het grootste out-of-sample verlies is dat door een model geleden is. Ook
hierin heeft de Gelijk Gewogen portefeuille altijd de slechtste prestatie voor
beide in beschouwing genomen kardinaliteiten (5 en 10), behalve op de
100Ind-markt waar de Op Kardinaliteit Beperkte Minimale CVaR Portefeuilles
(CCMCVaR) het grootste verlies opleveren.
Ccmv meest optimale
portefeuillemodel wat betreft diversificatie
Hoewel er geen enkel model duidelijk superieur is, kan het opgemerkt worden dat
de Op Kardinaliteit Beperkte Minimale Variantie (CCMV) portefeuilles de beste
waarden geven voor 3 van de 6 datasets voor K = 5 en voor 4 van de 6 voor K =
10, zoals weergegeven in de bovenstaande tabel.
Een relatief nieuw concept over portefeuillediversificatie en een nieuw
onderwerp voor vervolgonderzoek
De resultaten uit de proefmonsters ontkennen het idee dat het Gelijk Gewogen
(EW) model de beste methode is voor portefeuilleselectie, de Op Kardinaliteit
Beperkte Minimale Variantie (CCMV) modellen geven de beste resultaten voor zo
ver resultaten uit proefmonsters dit kunnen beoordelen. In het
onderzoeksverslag wordt verder geconcludeerd dat in de meeste gevallen het
beperken van het aantal toegestane assets in een portefeuille de prestaties van
de portefeuilles die geselecteerd zijn door de modellen verbetert.
De auteur noemt dit resultaat het 'kleine portefeuille-effect'. Het
onderzoeksverslag wordt echter afgesloten met de kanttekening dat
vervolgonderzoek nodig is om de validiteit van dit kleine portefeuille-effect
vast te stellen. |
Terug naar Inhoud
|
|
IG: Computerbeleggersgroep-ZH
|
Sinds de oprichting in 2002 houden wij ons
bezig met “Beleggen met behulp van de computer”. Het accent ligt daarbij op het
vergroten van de kennis van het ontwikkelen en exploiteren van handelssystemen.
Deze zijn vooral gebaseerd op methoden uit de kwantitatieve en statistische
analyse. Uiteraard wordt daarbij ook aandacht besteed aan ondersteunende
software. Regelmatig besteden we echter ook aandacht aan andere vormen van
beleggen zoals Fundamentele analyse. Daarbij gaan we altijd uit van het
beschrijven en bespreken van een gestructureerde aanpak die gebaseerd is op
objectieve grondslagen. |
Wij komen 9 keer per
jaar bijeen. Afwisselend in Berkel & Rodenrijs en Delft. |
Klik hier voor meer info Contactadres: janroozenburg@kpnplanet.nl |
|
|
|
Meedoen kan |
Bron: Redactie HCC Beleggen |
De HCC Beleggen organiseert een aantal activiteiten. De
bekendste activiteiten die wij organiseren zijn de beleggerssymposia die we
tweemaal per jaar houden in De Bilt en deze nieuwsbrief.
Voor de organisatie van onze symposia
zijn wij voortdurend op zoek naar mensen die een bijdrage willen leveren aan de
totstandkoming hiervan.
Het is niet alleen leuk om dergelijke evenementen te organiseren, maar het is
ook een ideale gelegenheid om je netwerk uit te breiden met interessante
contacten.
Ook voor deelname aan de
redactie van de nieuwsbrief en de website zijn wij dringend op zoek naar
mensen die mee willen doen.
Ook zonder deel uit te maken van de organisatie kunt u vanzelfsprekend ook meedoen aan één van de Regio-
of Belangstellingsgroepen.
Maar ook andere dingen doen zoals het geven van een aardige lezing, met anderen
handelsstrategieën uitwerken, software onder de knie krijgen of gewoon een
groep vormen waarmee je samen de markt analyseert/bespreekt, behoort tot de
mogelijkheden.
Ben je enthousiast en denk je dat een vrijwilligersfunctie jou op het lijf
geschreven is, neem dan contact op met het HCC Beleggen bestuur Klik Hier of met
de redactie Klik Hier |
Terug naar Inhoud
|
|
|
Disclaimer: Deze publicatie komt tot stand op de redactie van
beleggersonline.nl de website van de HCC IG Beleggen. Noch de mate waarin de
berichten, voorgestelde scenario’s, risico’s en voorspellingen de
marktverwachtingen weerspiegelen, noch de mate waarin zij in de realiteit
zullen tot uiting komen, kunnen worden gewaarborgd. De voorspellingen zijn
indicatief. De gegevens in deze publicatie zijn algemeen en louter informatief.
Ze mogen niet worden beschouwd als beleggingsadvies. De schrijver(s) van deze publicatie en het bestuur
van de HCC IG Beleggen en/of de Redactie van de Nieuwsbrief zijn derhalve niet
aansprakelijk voor eventuele verliezen. De waarde van uw beleggingen kan
fluctueren, behaalde resultaten uit het verleden geven geen garantie voor de
toekomst. |
|