Nieuwsbrief20140901

Deel dit artikel

,

geen foto beschikbaar

HCC-Beleggen-Nieuwsbrief-logo.gif
September 2014
Symp63Logo-V4-375x175.jpg

"Goed gereedschap is het halve (beleggings) werk"


Inschrijving is geopend
Wat
63 ste HCC Beleggen Symposium
"Goed gereedschap is het halve (beleggings) werk"
Een van de -vele-  voorwaarden om tot goede beleggingsresultaten te komen is het kunnen beschikken over de juiste technieken, instrumenten en benaderwijze. Kortom hoe versla je de markt?

Tijdens het 63ste symposium "Goed gereedschap is het halve (beleggings-) werk" zullen diverse spreker ingaan op vragen als welke ETF moet ik kiezen, hoe combineer ik beleggingsstrategieën, hoe selecteer ik het juiste aandeel, hoe bouw ik een handelssysteem, etc. Elke spreker zal vanuit zijn eigen invalshoek en ervaring het onderwerp benaderen.

Daarnaast zijn er ook weer een groot aantal leveranciers aanwezig die u graag wegwijs maken in de door hun geboden diensten.
Waneer 4 oktober 2014 aanvang 10.00 uur

Waar

Cultureel & Vergader Centrum H.F. Witte


Henri Dunantplein 4 

3731 CL  De Bilt
Aktiviteit
  • Symp63Logo-V4-375x175.jpghele dag diverse lezingen in twee zalen door boeiende sprekers,
  • kennismaken met en hernieuwen van kontakt met medebeleggers, 
  • kennismaken met regiogroepen,
  • nieuwe ontwikkelingen, boeken en programmatuur en kennis maken met financiele diensten, producten en innovaties bij flink een aantal leveranciers
Locatie-info: Gezellig lunch-restaurant aanwezig. Parkeren gratis. In midden van Nederland met goede aansluiting op snelwegen. Goed bereikbaar per openbaar vervoer
Programma: HCC Beleggen website:  Klik Hier
Klik hier om u in te schrijven voor dit gratis Symposium.
Terug naar Inhoud


advertentie
Banner_WH_HCC_ConShopping_760-140px.jpg


Flevoland-Overijsel200x152.png
RG Flevoland-Overijssel

RG Flevoland-Overijssel is een van de HCC Beleggen Regio Groepen. Dit zijn regio georienteerde groepen van beleggers die geregeld bijeenkomen om in ontspannen sfeer met elkaar ervaringen, kennis en beleggings ideeën te delen 

Onderwerpen als ervaring met broker software, handelssystemen, indicatoren, werking van opties/turbo's enz. kunnen aan bod komen.

Benieuwd geworden naar deze groep beleggers, meld je dan per email aan bestuur@beleggersonline.nl .



Hoe de eurozone het Japanscenario achter zich kan laten
Bron: Carlijn Prins, Hans Stegeman, Me Judice, 22 augustus 2014
Sushi_bento-sh360x229.gif

Een vergelijking van de economische omstandigheden in Japan in de jaren negentig en de eurozone nu laat zien dat het zogenoemde Japanscenario geen risico is, maar al een realiteit.
De eurozone kan een scenario van nog weer tien jaar lage groei en lage inflatie achter zich laten, maar daar zijn wel een aantal belangrijke stappen voor nodig. Rabo-economen Carlijn Prins en Hans Stegeman presenteren een aantal lessen uit de Japanse ervaringen. Een belangrijk element voor structureel herstel is het opschonen van de balansen van het bankwezen door herstructurering van een deel van de schulden.

Economische prestaties vergeleken
De groeicijfers van de eurozone liggen in de periode na 2008 tot en met het tweede kwartaal van 2014 ver onder de Japanse groeicijfers van het begin van hun ‘verloren’ decennium (figuur 1). Daar waar de Japanse economie in de eerste zes jaar na de crisis meer dan 8% in volume was gegroeid, is de eurozone-economie nog een procent kleiner dan begin 2008. Voor Nederland is dat verschil met het begin van de crisis nog net iets groter. Een mogelijke verklaring voor het verschil in groei is dat de groei van de wereldhandel in de jaren negentig veel gunstiger was dan tijdens de huidige crisis. De Japanse crisis vond dus plaats tegen de achtergrond van een relatief gunstige wereldconjunctuur.

Figuur 1. BBP-groei in het verloren decennium
fig1-sh640x428.jpg bron: Reuters EcoWin, OESO
Een verschil in economische groei komt onder andere ook door het verschil in bevolkingsgroei. Een maatstaf die daarvoor corrigeert is het BBP per capita. Het BBP per capita blijft in de eurozone zelfs nog verder achter bij dat van Japan in de eerste jaren van de crisis. De groeiramingen van instanties zoals de OESO voor de komende jaren verandert het beeld niet (figuur 1). Op basis van ramingen van de OESO zal de economie in de eurozone en in Nederland eind 2019 zo’n 7% groter zijn dan in 2008. Dat is een gemiddelde volumegroei van 0,6% per jaar, net iets minder dan de groei in Japan in de eerste 11 jaar na het begin van de crisis (0,8% per jaar). De groeiprestaties van de eurozone blijven in (het eerste) verloren decennium na de crisis dus ruimschoots achter bij die van Japan.

Naast de lage groei is de lage Europese inflatie van de laatste maanden verontrustend. Sinds eind 2011 daalde de gemiddelde inflatie in de eurozone naar 0,4% in juli, beduidend onder de ECB-doelstelling van ‘onder maar dichtbij 2%’. Een deel van de inflatiedaling sinds eind 2011 kan worden verklaard door tijdelijke factoren zoals het wegvallen van de positieve bijdrage van energie- en voedselprijzen. Een deel van de algehele inflatiedaling in de eurozone kan echter worden toegeschreven aan een afname van de bestedingsdruk ( Boonstra & Verduijn, 2014). De vergelijking met Japan laat zien dat de inflatie in de eurozone en Nederland op dit moment naar de niveaus van Japan in de verloren decennia beweegt (figuur 2). Over de hele periode was de inflatie in de eurozone gemiddeld echter nog net iets hoger dan in Japan.

Figuur 2. Consumentenprijzen in Japan en eurozone
fig2-sh640x447.jpg bron: Reuters EcoWin,
Een periode van aanhoudend lage groei en lage inflatie lijkt zorgwekkend veel op de periode in Japan die wordt aangeduid als de twee verloren decennia. Sterker nog, alleen hierop afgaand kunnen we vaststellen dat de eurozone en daarbij ook Nederland, al sinds het begin van de crisis in 2008 in een Japanscenario zit. Omdat de Japanse economie, ondanks verschillende pogingen van de overheid en de Bank of Japan (BOJ), weinig verbetering vertoonde en langdurig stagneerde, is de meest relevante vraag voor de eurozone: hoe komt de eurozone uit het Japanscenario?

Parallellen en verschillen aanleiding crisis
MeJudice_new_logo220x55.png

CarlijnPrins120x160.jpg
Carlijn Prins



Rabobank, Utrecht
Carlijn Prins MSc. (1989) is sinds 1 maart 2014 werkzaam bij het directoraat Kennis en Economisch Onderzoek (KEO) van Rabobank Nederland. Ze heeft algemene economie aan de Universiteit van Amsterdam gestudeerd en vervolgens een tweede master behaald in Communicatiewetenschap.

Bij Rabobank Nederland houdt Carlijn zich voornamelijk bezig met de actuele ontwikkelingen van de internationale economie, op het gebied van economische groei, inflatie, werkloosheid, huizenmarkt en overheidsfinanciën. Ze voert diverse studies uit naar deze onderwerpen en schrijft bijdragen voor interne en externe publicaties.
Ruim monetair beleid en een sterke groei in het tweede deel van de jaren tachtig voedden schuld-gefinancierde aandelen- en huizenprijzenbubbels in Japan. Omdat de dollar tussen 1980 en 1985 met ongeveer vijftig procent was geapprecieerd tegenover onder andere de yen, waardoor het Amerikaanse handelstekort sterk opliep, was er enorme internationale druk op Japan om tegelijkertijd het monetair beleid te verruimen en de yen te laten appreciëren. Na het Plaza akkoord van begin 1985 vond daarom een gecoördineerde actie plaats, waarna niet alleen de yen, maar ook de gulden en de Duitse mark, zeer sterk apprecieerde tegenover de dollar (Jinushi, Kuroki & Miyao, 2000).

De overmaat aan liquiditeit veroorzaakte een stijging in vastgoed- en aandelenprijzen, inclusief grondprijzen (figuur 3). De monetaire verruiming en de stijging in grondprijzen versterkten ook de bancaire kredietverlening, waarbij land en ander vastgoed werden gebruikt als onderpand (Fujii & Kawai, 2010). Japanse banken waren op het eerste gezicht tamelijk licht gekapitaliseerd, maar hadden grote ‘stille’ reserves in de vorm van enorme aandelenportefeuilles die tegen aankoopkoers op de balans stonden, maar op dat moment een veel grotere marktwaarde hadden. Nadat de BOJ haar monetair beleid erg verkrapte in 1989, barstten de aandelen- en huizenprijsbubbels.

Een deel van de aanloop van de problemen in de eurozone was verregaand hetzelfde. Oplopende kredietverlening aan de private sector en mede daardoor ook (sterk) stijgende huizenprijzen in een aantal landen kwamen abrupt tot een einde als gevolg van verkrapping van het monetaire beleid, de verwevenheid van financiële markten en het ontbreken van het goed inschatten van risico’s wat leidde tot problemen in de financiële sector. In het najaar van 2008 leidde de val van de Amerikaanse investment bank Lehman Brothers daarbij de Grote Recessie in, die onder meer werd gekenmerkt door een oplopende werkloosheid, scherp dalende aandelenkoersen en in sommige landen een scherpe daling van de huizenprijzen. De reacties van centrale banken waren in de huidige crisis nog iets agressiever dan die van de BOJ begin jaren negentig zowel afgemeten aan de daling van beleidsrentes, maar ook afgemeten aan de toename van de balans van de centrale bank. Ook in veel eurozonelanden zette een daling van de huizenprijzen in (figuur 3), hoewel de daling gemiddeld minder hard was dan in Japan. Bovendien kwamen, net als in Japan, in sommige landen Europese banken in de problemen door betalingsachterstanden, gedwongen verkopen en tekortschietend onderpand.

Figuur 3. Reële huizenprijzen in Japan en eurozone-landen
f3cp-sh640x417.jpg bron: Dallas Fed
Parallellen nasleep crisis
Ook in de nasleep van de crisis in Japan en de eurozone zijn parallellen aan te wijzen. De eerste parallel is de aard van de recessie in Japan en de eurozone na het barstten van de bubbels: een zogeheten balansrecessie (Koo, 2011). Dit houdt in dat door de afwaardering van bezit de private sector met een netto schuldenberg kampt die afbetaald moet worden. Na het barsten van schuld gefinancierde bubbels had een groot deel van de Japanse private sector, met name de niet-financiële bedrijven, een negatieve netto financiële vermogenspositie. De netto financiële vermogenspositie van huishoudens was juist positief door een groot en structureel spaaroverschot, maar hierin zitten de gevolgen van huizenprijsdaling na het barsten van de bubbels niet verwerkt. Een vergelijkbaar patroon zien we ook in Nederland en in mindere mate in de eurozone (figuur 4). Omdat een deel van de financiële activa niet direct bereikbaar is, zoals pensioen- en verzekeringsvermogen, geeft de hoogte van de kredietverlening van de verschillende sectoren een beter beeld van de omvang van de vereiste schuldafbetalingen (figuur 5). In Japan had voornamelijk de bedrijvensector hoge schulden, terwijl in de eurozone het beeld per land meer divers is. In Nederland zijn dit vooral private huishoudens.

Figuur 4. Netto financiële vermogensposities Japan, Nederland en eurozone
f4cp-sh640x448.jpg bron: Cabinet Office Japan, Macrobond
Figuur 5. Kredietverlening niet-financiële private sector aan het begin van de crisis
f5cp-sh640x409.jpg bron: Reuters EcoWin
Het verschil tussen een ‘balansrecessie’ en een ‘gewone’ recessie is dat het monetaire transmissiemechanisme minder goed of zelfs helemaal niet werkt (Koo, 2011). Een lage rente leidt niet tot meer investeringen en uitgaven. Ontsnappen uit deze liquiditeitsval is lastig. Hierdoor is monetair beleid als wapen tegen een balansrecessie niet effectief. De centrale bank kan de rente nog zo laag maken, als de private sector niet is geïnteresseerd in extra krediet maar in het afbetalen van schulden heeft dit geen enkel effect op de kredietverlening en de bestedingsontwikkeling. Een bijkomend probleem in een balansrecessie is dat kredietverstrekkers zelf vaak ook niet scheutig zijn met het verstrekken van krediet omdat de financiële sector soortgelijke problemen heeft. Afschrijvingen op uitstaande kredieten bij bedrijven en huishoudens met balansen die uit evenwicht zijn zorgt voor de noodzaak voor kapitaalversterking via groei van het eigen vermogen (door aandelenemissies of winstinhoudingen) en, als dat niet lukt, voor balansverkorting.

Naast het minieme effect van de renteverlagingen van de BOJ en de ECB op de kredietverlening, is er bovendien een belangrijk monetair beleidsinstrument uitgeput waardoor er sprake is van een liquiditeitsval (zero lower bound). Dit zien wij als de tweede parallel tussen Japan en de eurozone.

MeJudice_new_logo220x55.png

HansStegeman120x160.gif
Hans Stegeman



Rabobank, Utrecht
Hans Stegeman werkt sinds 2007 bij Economisch Onderzoek als econoom en sinds 2009 als hoofd van het team Nationaal Onderzoek. Daarbij is hij verantwoordelijk voor al het onderzoek van KEO naar de Nederlandse en regionale economie en huizenmarkt. Ook is hij een van de auteurs en projectleider van het onlangs verschenen boek "IN2030: Vier vergezichten". Hans studeerde Algemene Economie aan de Universiteit Maastricht en werkte hiervoor onder andere als onderzoeker bij het Centraal Planbureau.
Wat niet meewerkte in Japan was dat de financiële sector na de crisis van 1989 niet voldoende snel werd geherstructureerd (Fujii & Kawai, 2010). De kredietverliezen werden jarenlang niet genomen, waardoor ‘zombiebanken’ ontstonden: banken die nét niet omvielen, maar ook niet in staat waren hun normale functie te vervullen. Deze niet-functionerende banken drukten de economische groei, omdat nieuwe bedrijfsinvesteringen niet konden worden gefinancierd (Hoshi & Kashyap, 2013). In de eurozone bestaat in sommige landen een soortgelijke situatie waar de financiële sector de belemmering is voor een aantrekkende groei. Getracht wordt nu het zombiebankenprobleem krachtig tegen te gaan door de Asset Quality Review (AQR). Daarnaast speelt in de eurozone de komende jaren de aangescherpte toezichtregelgeving, vooral het ophogen van de kapitaalbuffers, als reden die het kredietaanbod kan beperken.

Ten derde stelden Japanse en eurozone beleidsmakers bij het begin van de economische problemen de verkeerde diagnose met betrekking tot de aard van de recessie. In Japan dachten autoriteiten in eerste instantie dat de groei inzinking cyclisch en dus tijdelijk was, die door vraagstimulering genezen kon worden (Hoshi & Kashyap, 2013). Ook in de eurozone werd eerst uitgegaan van een cyclische recessie die vervolgens overging in de eurocrisis. In Japan was de beleidsreactie telkenmale die verwacht kan worden bij een ‘normale’ conjuncturele dip. Accomoderend monetair beleid, gecombineerd met een relatief kleine begrotingsimpuls om het economisch vliegwiel weer een zwier te geven (Kang, 2010).

In de eurozone valt de beleidsreactie in twee fasen op te knippen. In de eerste fase wordt in 2009 het accomoderend monetaire beleid nog ondersteund door expansief begrotingsbeleid. In de tweede fase, vooral vanaf het begin van de eurocrisis in 2010, concentreert de diagnose zich op die van een staatsschuldencrisis. Logisch, gezien de onhoudbaarheid van de schulden in verschillende landen vanuit financiële marktenperspectief, maar voor veel landen desondanks toch een verkeerde diagnose (Gärtner, Griesbach & Mennillo, 2013).

Verschillen nasleep crisis
Het begrotingsbeleid in de eurozone en Japan is dan ook meteen een duidelijk verschil na de crisis. Omdat eurozone lidstaten via het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) al snel genoodzaakt waren te bezuinigen, was er geen ruimte voor stimulerend begrotingsbeleid. Dit is een groot verschil met het beleid van de Japanse overheid in de jaren na de crisis. Met als doel de economie weer op gang te krijgen implementeerde de overheid veel aanvullende stimuleringsprogramma’s in de jaren negentig (figuur 6) (Ito, 2011). Veel van de overheidsinvesteringen waren echter ineffectief. Toch verklaart het meer restrictieve begrotingsbeleid van eurozonelidstaten deels de slechtere groeiprestaties (Koo, 2011). Kijkend naar de schuldniveaus, hebben eurozone lidstaten op dit moment aanmerkelijk meer budgettaire ruimte dan Japan. De gemiddelde publieke schuld in de eurozone was 95% van het BBP in 2013, aanzienlijk lager dan 102% van het BBP in Japan vijf jaar na het begin van de Japancrisis. Nadien is de Japanse begrotingssituatie scherp verslechterd, mede als gevolg van de lage economische groei en de aanhoudend hogere tekorten op de overheidsbegroting. Dit is een scenario dat Europa moet zien te vermijden.

Figuur 6. Overheidstekorten in Japan en eurozone
f6cp-sh640x433.jpg bron: Reuters EcoWin
In Japan belemmerden, naast bancaire problemen, ook een bovenmatige bescherming van werknemers economische groei. Het hervormen daarvan is pijnlijk en politiek moeilijk. De Japanse autoriteiten concentreerden zich daarom zoals gezegd op budgettaire en monetaire prikkels om de economie op korte termijn te stimuleren. Hierbij werden echter twee fouten gemaakt. Ten eerste waren de begrotingsprikkels niet groot genoeg om de economie compleet uit het slop te trekken en ten tweede werden er dus geen aanvullende hervormingen doorgevoerd. Omdat de groei na zulke stimuleringsprogramma’s licht aantrok, stelden Japanse autoriteiten de benodigde, maar op korte termijn ook pijnlijke hervormingen uit, waardoor Japan in een zogeheten CRIC-cyclus terecht kwam. Economieën die door een grote crisis zijn gegaan, lijken een erg voorspelbaar stappenpatroon te volgen: crisis, reaction, improvement en complacency, ofwel crisis, reactie, verbetering, zelfvoldoening en daarna natuurlijk herhaling, ofwel de CRIC-cyclus (Feldman, 2001). Deze cyclus heeft zich herhaaldelijk afgespeeld in Japan en ook in Europa zien we dat de urgentie van structurele hervormingen afneemt na aankondiging van acties van de ECB. Om aan een Japan-scenario te ontsnappen is het echter noodzakelijk structurele hervormingen, zoals het opschonen van bankbalansen, herstel van concurrentievermogen en vermindering van arbeidsmarktrigiditeit, daadwerkelijk te implementeren en niet na een paar positieve groeicijfers te denken dat het gevaar geweken is.

Het tweede verschil is demografie, of meer specifiek, de mate van vergrijzing. In Japan sloeg de vergrijzing in volle hevigheid toe bij het uitbreken van de crisis. Hoewel de groei van de beroepsgeschikte bevolking in Nederland en de eurozone aan de vooravond van een krimp staat, laat de bevolkingsprognose van het CBS zien dat Nederland de komende jaren hier een minder heftige daling kan verwachten dan Japan. De Nederlandse beroepsgeschikte bevolking zal naar verwachting tot 2028 met ruim 3% afnemen, terwijl de afname in de twintig jaar na de crisis in Japan ruim 6% bedroeg. Dit geeft de Nederlandse potentiële groei daarom meer ruimte dan indertijd in Japan. Bovendien kennen Nederland en de eurozone, in tegenstelling tot Japan, een behoorlijke immigratie, wat mogelijk een positief effect heeft op de potentiële groei.

Conclusie
De economische problemen die Japan sinds de crisis in 1991 in zijn greep houden, vertonen parallellen met de huidige problemen in de eurozone. Het Japanscenario voor de eurozone lijkt daarom al in veel opzichten realiteit te zijn. Om te voorkomen dat de eurozone net zo’n lange laagconjunctuur als Japan voor de boeg heeft moeten we proberen lessen te trekken uit de Japanse ervaringen. De Japanse autoriteiten hebben in de afgelopen decennia namelijk een aantal beleidsfouten gemaakt die in sommige opzichten verdacht veel lijken op het huidige beleid in de eurozone. Wat kunnen we leren?
  • Ten eerste moeten we niet blindelings vertrouwen op het monetaire beleid, want het monetaire transmissiemechanisme werkt momenteel slecht of zelfs helemaal niet. Een lage beleidsrente, of zelfs kwantitatieve verruiming, zal weinig impact hebben. Bovendien is het beleidsrente instrument niet meer inzetbaar om de economie verder te stimuleren door de zero lower bound.
  • Ten tweede is, om kredietverlening weer op gang te krijgen, de opschoning van balansen in het bankwezen en de private sector cruciaal. Om dit te doen zonder de bestedingen te drukken, zou herstructurering van (een deel) van de schulden uitkomst kunnen bieden.
  • Ten derde moeten beleidsmakers bij het inzetten van begrotingsbeleid niet de CRIC-fout maken: het is van belang dat overheden niet na een korte periode van groei al denken dat de problemen voorbij zijn. Ten slotte dienen overheidsinvesteringen enkel projecten te financieren die een blijvend effect op het groeipotentieel hebben.
Een voordeel voor de eurozone zou kunnen zijn dat er budgettair meer ruimte is dan in Japan destijds. Bovendien kan er, ondanks de demografische vooruitzichten, door immigratie een positief effect op de potentiële groei uitgaan. Toch is het belangrijk dat Nederlandse en Europese autoriteiten de lessen van Japan in ogenschouw nemen, anders kunnen we ook op dat tweede Japanse decennium rekenen.

Referenties: zie onderaan artikel op website Mejudice
Terug naar Inhoud


daytradingad_753x240.jpg

Saldo lopende rekening gevoelig voor renteberekening
Bron: dnb
Saldo lopende rekening gevoelig voor renteberekening
DCUSA-Gallery10-TargetBlackFriday-Wikipedia-sh470x250.gif
De rentebaten uit het buitenland vormen een belangrijk onderdeel van het Nederlandse lopende rekeningoverschot.
De gangbare methode die voor de berekening van de rentebaten wordt gehanteerd sluit slecht aan bij de beleggingspraktijk.
Bij een alternatieve berekening die uitgaat van het perspectief van de belegger, valt het overschot in 2013 ongeveer 0,8% bbp lager uit.

Het saldo op de lopende rekening van de betalingsbalans is daarmee gevoelig voor de renteberekening.
Het overschot op de lopende rekening van ons land bedroeg in 2013 10,2% van het bruto binnenlands product (bbp). Op de lopende rekening zijn de rentebaten uit het buitenland met ruim 3,3% bbp een belangrijke post. Deze rentebaten kunnen op verschillende manieren worden berekend, met belangrijke gevolgen voor het saldo op de lopende rekening.  

Verschillende methoden, verschillende uitkomsten
Bij de opstelling van de betalingsbalans dienen alle landen zich, omwille van de internationale vergelijkbaarheid, aan de richtlijnen van het IMF te houden. Voor de vaststelling van de rentebaten en -lasten schrijven die richtlijnen de zogenoemde debtor approach voor. Hierbij worden zowel rentebaten als -lasten vastgesteld op basis van het effectieve rendement bij uitgifte. Deze is doorgaans gelijk aan de couponrente en wijzigt niet gedurende de looptijd. Als deze methode door alle landen wordt gehanteerd, salderen daardoor wereldwijd alle uitgaande en inkomende rentestromen tot nul. Dit is conform een van de grondbeginselen van de betalingsbalansstatistiek, en daarmee een belangrijke reden voor statistici om voor deze methode te kiezen. Een nadeel van deze methode is dat de aldus geregistreerde rentebaten slecht aansluiten bij de beleggingspraktijk.

Een methode die beter aansluit bij de beleggingspraktijk is de zogeheten acquisition approach. Deze methode berekent de rentebaten op basis van het effectieve rendement op het moment van aanschaf. Voor de berekening van de rentelasten is het effectieve rendement bij uitgifte nog steeds leidend. Een belangrijk nadeel van deze methode is dan ook dat de rentestromen wereldwijd niet meer tot nul optellen: de rentelasten van de emittent wijzigen niet, terwijl de hier tegenoverstaande rentebaten dat wel doen. Maar omdat de acquisition approach eventuele koerswinsten in het effectieve rendement incorporeert, sluit deze methode wél beter aan bij het perspectief van de belegger.
De rentebaten onder de acquisition approach kunnen sterk verschillen van de rentebaten onder de debtor approach. Dit blijkt uit grafiek 1 waarin de rentebaten volgens beide methoden worden weergegeven.

Grafiek 1: Nederlandse rentebaten van Duitse staatsobligaties
Grafiek-1_tcm46-310981sh640x387.gif
Nederlandse rentebaten van Duitse staatsobligaties
In de afgelopen jaren nam het aandeel Duitse staatsobligaties in de totale portefeuille van Nederlandse beleggers sterk toe, van circa 12% begin 2009 tot 22% eind 2013. Hoewel het effectieve rendement op deze obligaties in de afgelopen jaren aanzienlijk is gedaald, neemt de debtor approach deze daling maar beperkt mee in de berekening. Dat komt doordat het lagere effectieve rendement in de markt onder deze methode niet doorwerkt op bestaande obligaties. Hier is immers het effectieve rendement bij uitgifte leidend. Zo ontvingen Nederlandse beleggers in 2013 volgens de debtor approach ruim EUR 4 miljard aan rente op hun Duitse staatsobligaties. Dit komt overeen met een effectief rendement van ongeveer 3%, terwijl het effectieve rendement onder de acquisition approach vanaf begin 2012 schommelt rond de 1,5%.  
Effect van de andere berekening op het lopende rekeningoverschot
Met een paar versimpelende aannames kan een indicatieve schatting worden gemaakt van de impact van de acquisition approach op het saldo van de Nederlandse lopende rekening. Tussen 2007 en 2010 valt het saldo op de lopende rekening onder de acquisition approach hoger uit (grafiek 2). Tegenover een dalend effectief rendement op staatsobligaties van kernlanden, stond in deze periode namelijk een aanzienlijke stijging in het effectieve rendement op obligaties van financiële instellingen en, in mindere mate, niet-financiële bedrijven. Na deze periode daalde het effectieve rendement op deze obligaties, en daalde ook het effectieve rendement op staatsobligaties in Nederlandse beleggingsportefeuilles verder, waardoor het lopende rekeningsaldo in 2013 onder de acquisition approach circa 0,8% bbp lager uitvalt dan onder de debtor approach. In sommige jaren levert de debtor approach aldus een hoger overschot op de lopende rekening op dan de acquisition approach, en in andere jaren is het tegenovergestelde waar. Het overschot op de lopende rekening is dus gevoelig voor de rekenmethode van de rentebaten.

Grafiek 2: Saldo lopende rekening
Grafiek-2_tcm46-310982-sh640x371.gif
Naar verwachting wordt, nu diverse rentes op staatsobligaties een laagterecord bereiken, ook in 2014 het lopende rekeningoverschot onder de debtor approach opwaarts vertekend. De debtor approach doet niet altijd recht aan de werkelijkheid voor beleggers. Hier dient rekening mee te worden gehouden bij de interpretatie van het lopende rekeningoverschot.
Terug naar Inhoud


CoSAad_201109_753x202.jpg

Mobiel bankieren biedt balans tussen gebruiksgemak en veiligheid
Bron: dnb
Mobiel bankieren heeft de afgelopen jaren een enorme vlucht genomen en zal naar verwachting verder in populariteit toenemen. Dit relatief nieuwe bancaire kanaal biedt evenwicht tussen gebruiksgemak en noodzakelijke veiligheid. Het is belangrijk dat zowel banken als consumenten dit evenwicht goed blijven bewaken. Dit geldt eens te meer wanneer de functionaliteit van mobiel bankieren verder wordt uitgebreid.

Wat is mobiel bankieren?
Eén voor één hebben de banken in de afgelopen jaren een mobiel bankieren app voor de mobiele telefoon en de tablet geïntroduceerd. Deze innovatie maakt bankieren eenvoudiger en brengt de meest gebruikte bancaire dienstverlening dichter bij de consument. Zo kan een klant na een eenmalige registratie eenvoudig met zijn toegangscode het saldo bekijken en overboekingen doen naar bekende rekeningnummers. Sinds de introductie is mobiel bankieren in korte tijd enorm populair geworden. Inmiddels bankiert ongeveer één op de vier consumenten via een mobiele telefoon en wordt de app minimaal één keer per week gebruikt. Dit blijkt uit onderzoek van de Nederlandsche Bank (DNB).  

Veiligheid voorop bij mobiel bankieren
Net als bij het internetbankieren via de personal computer (pc), moeten banken bij mobiel bankieren een afweging maken tussen gebruiksvriendelijkheid voor de klant en de veiligheid van de geboden dienst. Bij internetbankieren via de pc is er behalve de inloggegevens een extra verificatie met een bankpaslezer nodig. Dit als extra waarborg om misbruik door derden te beperken.

Bij bankieren via de mobiele telefoon of tablet zou een extra verificatie met een bankpaslezer te weinig gebruiksvriendelijk zijn. De toegevoegde waarde van mobiel bankieren is immers dat het eenvoudig, overal en altijd gebruikt kan worden. Het is een aanvullende dienst die door banken wordt aangeboden en zich vooral richt op het controleren van het saldo en het overboeken van kleine bedragen. De functionaliteit van de mobiele app is dan ook beperkt, in tegenstelling tot van internetbankieren via een pc.  

Beperkte functionaliteit mobiel bankieren verhoogt veiligheid
Een extra beperking die uit veiligheidsoverwegingen aan mobiel bankieren wordt gesteld, is dat er lagere limieten gelden voor overboekingen. De meeste banken hebben bij de mobiele app een overboeklimiet van 750,- euro per dag of 1.000,- euro per week, terwijl bij internetbankieren via de pc veel ruimere limieten zijn toegestaan. Uit het onderzoek blijkt dat deze lagere limieten voor de mobiele apps ruim voldoende zijn: de bancaire app wordt namelijk vooral gebruikt voor overboekingen tot 100,- euro. Sommige banken bieden de mogelijkheid om het maximale bedrag voor overboekingen in de app zelf in te stellen tot maximaal het gestelde limiet van de bank. Dit kan de klant doen door middel van een extra te genereren beveiligingscode. Van de klanten wiens bank dit ondersteunt heeft 30% de limiet bijgesteld. Staat de limiet op nul euro, dan is het alleen mogelijk om het saldo in te zien en is aanvullende verificatie nodig voor het doen van overboekingen.

Een andere risicobeperkende maatregel is de begrenzing van de tegenrekeningen waarnaar kan worden overgeboekt. Bij mobiel bankieren is het bij de meeste banken alleen mogelijk om een overboeking te doen naar een rekening waar in de afgelopen periode eerder al naar is overgeboekt. Hiervoor is geen extra verificatie nodig. Deze extra verificatie is wel nodig via de app voor overboekingen naar rekeningnummers die langere tijd of nog nooit zijn gebruikt. Bij misbruik beschikt een gebruiker zodoende alleen over de voor de klant bekende rekeningnummers en wordt niet het risico gelopen dat een overboeking wordt gedaan naar een onbekende derde. Bovendien worden alle transacties nauwgezet door de bank gemonitord om, net als bij het internetbankieren via de pc, frauduleuze transacties te onderscheppen.  

Apps vergen waakzaamheid consument en banken
Dankzij deze maatregelen vindt meer dan 65% van de respondenten bankieren via de mobiele app voldoende veilig tot zeer veilig. Criminelen zullen echter hun aandacht door de stijgende populariteit ook op deze vorm van bankieren gaan richten. Naast maatregelen die banken nemen, hebben consumenten een eigen verantwoordelijkheid om zorgvuldig om te blijven gaan met de bancaire app. Net als bij pinnen dat doorgaans ook op openbare plekken gebeurt, moet ook bij mobiel bankieren worden opgelet dat niemand meekijkt. Eveneens moet diefstal of verlies van een mobiele telefoon of tablet met een bancaire app zo snel mogelijk worden gemeld bij de bank. Banken zijn verantwoordelijk voor de veiligheid van de app, ook van hen wordt blijvende waakzaamheid verwacht.

Dit geldt eens temeer omdat banken, mede naar aanleiding van positieve reacties van gebruikers, hebben aangekondigd de functionaliteit van mobiel bankieren verder uit te breiden. Hierbij is het zaak om het evenwicht tussen gebruiksvriendelijkheid en veiligheid goed te blijven bewaken.
Terug naar Inhoud


  IG: Computerbeleggersgroep-ZH
zh230x180.jpg HCC Beleggen IG Computerbeleggersgroep-ZH in de regio Zuid HollandSinds de oprichting in 2002 houden wij ons bezig met “Beleggen met behulp van de computer”. Het accent ligt daarbij op het vergroten van de kennis van het ontwikkelen en exploiteren van handelssystemen. Deze zijn vooral gebaseerd op methoden uit de kwantitatieve en statistische analyse. Uiteraard wordt daarbij ook aandacht besteed aan ondersteunende software. Regelmatig besteden we echter ook aandacht aan andere vormen van beleggen zoals Fundamentele analyse. Daarbij gaan we altijd uit van het beschrijven en bespreken van een gestructureerde aanpak die gebaseerd is op objectieve grondslagen. 
Wij komen 9 keer per jaar bijeen. Afwisselend in Berkel & Rodenrijs en Delft.
Klik hier voor meer info    Contactadres: janroozenburg@kpnplanet.nl

Meedoen kan
Bron: Redactie HCC Beleggen
De HCC Beleggen organiseert een aantal activiteiten. De bekendste activiteiten die wij organiseren zijn de beleggerssymposia die we tweemaal per jaar houden in De Bilt en deze nieuwsbrief.

actieveleden_gezocht_sh400x236.gifVoor de organisatie van onze symposia zijn wij voortdurend op zoek naar mensen die een bijdrage willen leveren aan de totstandkoming hiervan.
Het is niet alleen leuk om dergelijke evenementen te organiseren, maar het is ook een ideale gelegenheid om je netwerk uit te breiden met interessante contacten.

Ook voor deelname aan de redactie van de nieuwsbrief en de website zijn wij dringend op zoek naar mensen die mee willen doen.

Ook zonder deel uit te maken van de organisatie kunt u vanzelfsprekend ook meedoen aan één van de Regio- of Belangstellingsgroepen.

Maar ook andere dingen doen zoals het geven van een aardige lezing, met anderen handelsstrategieën uitwerken, software onder de knie krijgen of gewoon een groep vormen waarmee je samen de markt analyseert/bespreekt, behoort tot de mogelijkheden.

Ben je enthousiast en denk je dat een vrijwilligersfunctie jou op het lijf geschreven is, neem dan contact op met het HCC Beleggen bestuur Klik Hier of met de redactie  Klik Hier
Terug naar Inhoud


Aanmelden en routebeschrijving HCC Beleggen Symposium op 4 oktober 2014
Bron: HCC Beleggen redactie
wat 63 ste HCC Beleggen Symposium
"Goed gereedschap is het halve (beleggings) werk"
waneer 4 oktober 2014 aanvang 10.00 uur
waar Cultureel & Vergader Centrum H.F. Witte in De Bilt
aktiviteit
  • hele dag diverse lezingen in twee zalen door boeiende sprekers,
  • kennismaken met en hernieuwen van kontakt met medebeleggers, 
  • kennismaken met regiogroepen,
  • nieuwe ontwikkelingen, boeken en programmatuur en kennis maken met financiele diensten, producten en innovaties bij flink aantal leveranciers
locatie-info: Gezellig luch-restaurant aanwezig, Parkeren gratis, In midden van Nederland goede aansluiting op snelwegen, Bereikbaar per openbaar vervoer
Een entreebewijs voor het 63-ste HCC Beleggen Symposium kunt u bestellen door u aan te melden via onze website:
Klik hier om u aan te melden  
Het HCC Beleggen Symposium
wordt gehouden in:
Cultureel & Vergader Centrum H.F. Witte
Henri Dunantplein 4
3731 CL  De Bilt Bekijk ligging >>
Laat de route zien in een nieuw venster


Voor een uitgebreide routebeschrijving ga naar onze website of Klik hier
Terug naar Inhoud


Disclaimer: Deze publicatie komt tot stand op de redactie van beleggersonline.nl de website van de HCC IG Beleggen. Noch de mate waarin de berichten, voorgestelde scenario’s, risico’s en voorspellingen de marktverwachtingen weerspiegelen, noch de mate waarin zij in de realiteit zullen tot uiting komen, kunnen worden gewaarborgd. De voorspellingen zijn indicatief. De gegevens in deze publicatie zijn algemeen en louter informatief. Ze mogen niet worden beschouwd als beleggingsadvies. De schrijver(s) van deze publicatie en het bestuur van de HCC IG Beleggen en/of de Redactie van de Nieuwsbrief zijn derhalve niet aansprakelijk voor eventuele verliezen. De waarde van uw beleggingen kan fluctueren, behaalde resultaten uit het verleden geven geen garantie voor de toekomst.

Actueel

'Meld je aan voor de nieuwsbrief' van HCC!beleggen

'Abonneer je nu op de nieuwsbrief en blijf op de hoogte van onze activiteiten!'

Aanmelden