Warrants
Eind jaren 70 en in de jaren 80 was er ook veel handel in warrants. Een warrant
was in veel gevallen een deel van een converteerbare obligatielening. Bij
zo’n warrantlening werd het deel waarmee je kon inschrijven op een
aandeel los gekoppeld van het leningdeel en werden beide delen los van elkaar
verhandeld. Warrants waren daarmee ook een typisch voorbeeld van een
maatwerkproduct.
Interessante warrants waren destijds die van Nationale Nederlanden, de
Westland-Utrecht Hypotheekbank, Randstad, Albert Heijn en Borsumij-Wehry. Over
deze laatste heb ik al eens geschreven in het artikel over Galapagos van 3
april 2015. Maar in die jaren kwamen ook talloze Japanse concerns met warrants
op de markt.
Toen de Japanse beurs eind december 1989 een all-time-high bereikte van 38.915
punten en daarna in een bearmarket terecht kwam, was de handel in warrants niet
meer interessant en liepen heel veel warrants waardeloos af. We hebben toen aan
een broker gevraagd een stapeltje waardeloze warrants uit te leveren, puur als
curiositeit. Daar heb ik er nog wat van, dus wie er een paar zou willen hebben,
moet me dat even laten weten.
Momenteel zie je nog wel eens berichten dat het aantal uitstaande aandelen van
een bedrijf is toegenomen door de uitoefening van warrants. Dit zijn dan geen
algemeen verhandelbare warrants, maar warrants die het bedrijf heeft verstrekt
aan de directie en/of personeel.
Opties
In 1973 ging in Chicago de optiebeurs voor het eerst open. Zo werd de call
optie de opvolger van de hausse-premie, terwijl de put optie in de plaats kwam
van de baisse-premie.
Terwijl bij de premiën, keuren en warrants echt sprake was van maatwerk,
werd bij opties alles gestandaardiseerd. Zo gaat de optiehandel altijd per 100
aandelen of een veelvoud daarvan. En de beroepshandel bepaalde op welke
aandelen opties werden verhandeld. Dat waren, zoals begrijpelijk, de meest
verhandelde aandelen.
Houd
bij het
kopen van een hefboomproduct als een call
steeds
in
gedachten, dat je overtuigd moet zijn
-
zeker
weten doe je ‘t nooit !! – dat de
koers
makkelijk moet kunnen verdubbelen gedurende
de
looptijd.
Dus beslist niet denken: met een beetje
geluk
zit ik
zo op een verdrievoudiging van de koers.
Call optie
Als het goed is word je eerst enthousiast voor een aandeel en pas daarna ga je
kijken of je misschien beter een call optie kunt kopen. Waar doe je goed aan om
op te letten bij de beoordeling van de aantrekkelijkheid van een call
optie.
Kies een looptijd – dat is de periode van nu tot aan de afloopdatum
– van minstens een half jaar. De afloopdatum, ook wel expiratiedatum
genoemd, is steeds de derde vrijdag van de maand.
Waarom is de looptijd belangrijk ?
Dat leg ik uit aan de hand van een paar praktijkvoorbeelden met koersen van
maandag 4 april 2016. Ik geef daarbij de formule en de uitkomst.
Jan Kolkman,
oprichter van Stockpicker-signaal |
heeft tientallen jaren ervaring opgedaan
met de belegging in
aandelen bij een grote beleggingsmaatschappij en hij heeft zich daarna, via
cursussen, symposia en heel veel lezen, gespecialiseerd in technische analyse.
Hij hanteert diverse algemeen gebruikte indicatoren en daarnaast ook signalen
uit eigen koker. |
Maar eerst nog even een paar begrippen uit de optiewereld.
De uitoefeningsprijzen – de exercise prices – van calls liggen rond
de beurskoers van het aandeel.
Een call met een exercise price beneden de beurskoers is een in-the-money (ITM) call en een call
met
een exercise price boven de beurskoers is een out-of-the-money (OTM) call.
Is de uitoegeningsprijs ongeveer gelijk aan de beurskoers dan hebben te maken
met een at-the-money (ATM)
call.
Premie van een call
Het woord premie levert nogal eens verwarring op omdat belegger A er de koers
van de call mee bedoelt, terwijl belegger B daarmee het percentage bedoelt dat
het aandeel moet stijgen om de prijs van de call goed te maken, dus geen
verlies te lijden met de call.
Daarom hanteer ik het woord premie niet als ik het over opties heb. De prijs
van de call noem ik de CALL.
En het percentage dat een aandeel moet stijgen om met de call quitte te spelen
noem ik AGIO.
KOERS AANDEEL PHILIPS |
=
|
24.28, alle koersen
per 4 april |
CALL MEI 2016 / 20 |
=
|
4.38 korte looptijd,
lage exercise price |
CALL MEI 2016 / 28 |
=
|
0.07 korte looptijd,
hoge exercise price |
CALL DECEMBER 2018 / 20 |
=
|
5.15 lange looptijd,
lage exercise price |
CALL DECEMBER 2018 / 28 |
=
|
1.71 lange looptijd,
hoge exercise price |
Berekening
agio |
|
|
AGIO
korte looptijd, lage
exercise price = |
|
|
{
( EXERCISE PRICE +
CALL) / AANDEEL } * 100 – 100
|
|
{
( 20
+ 4.38 ) / 24.28 } *100-100 |
|
=
0.41 % |
AGIO
korte looptijd, hoge exercise
price
=
|
|
|
{
( EXERCISE PRICE +
CALL) / AANDEEL } * 100 – 100 |
|
{
( 28 + 0.07 )
/ 24.28 } * 100 –100 |
|
=
15.61 % |
AGIO
lange looptijd,
lage exercise
price = |
|
|
{
( EXERCISE PRICE +
CALL) / AANDEEL } * 100 – 100 |
|
{
( 20 + 5.15
) / 24.28 ) } * 100 –100 |
|
=
3.58 % |
AGIO
lange looptijd,
hoge
exercise price = |
|
|
{
( EXERCISE PRICE +
CALL) / AANDEEL } * 100 – 100 |
|
{
( 28 + 1.71
) / 24.28 ) } * 100 –100 |
|
=
22.36 % |
Bij een oppervlakkige
berekening zou je kiezen
voor de call met de laagste agio,
maar wanneer we letten op de resterende looptijd, dan komen we anders uit
:
|
TOTALE AGIO |
LOOPTID |
AGIO OP JAARBASIS |
CALL MEI 2016 /20 |
0.41 % |
0.126 JAAR |
3.32 % |
CALL DEC 15 / 27
|
15.61 % |
0.126 JAAR |
216.19 % |
CALL DEC 18 / 20
|
3.58 %
|
2.701 JAAR |
1.31 % |
CALL DEC 18 / 28 |
22.36 % |
2.701 JAAR |
7.76 % |
Het is dus een goede zaak om bij opties te kiezen voor een lange looptijd en
een lage
exercise price en ga niet voor dat lekker
lage
prijsje van 7 cent. Ook in dit geval is goedkoop duurkoop. Het is
zelfs zo dat de hoogst geprijsde call het goedkoopste blijkt te zijn.
Een soortgelijke berekening is te maken voor de agio van een put optie.
AGIO = { ( EXERCISE
PRICE – PUT )
/ AANDEEL } * 100 –100
Dus laat je niet verleiden door zo’n lekker laag prijsje. Bij het
beoordelen van prijzen in het algemeen is het heel verleidelijk enthousiast te
worden door het aantrekkelijk lage prijsje dat je soms ziet. Maar als je goed
kijkt kom je er achter dat goedkoop vaak duurkoop is.
Het gaat er om wat je voor je geld krijgt. Als jij me zegt dat je net 40 euro
iets hebt gekocht bij de HEMA, kan ik je niet vertellen of dat duur of goedkoop
was. Als het een kinderfiets voor je kleinzoon was, dan is het goedkoop, maar
kocht je een blocnote voor dat bedrag dan is het bijzonder duur.
Maar we willen niet alleen quitte spelen met die call, want dan hadden we net
zo goed niet kunnen gaan beleggen. We willen winst maken en wel meer winst dan
met de belegging in het aandeel.
De formule die we daarvoor hanteren is in 1970
ontwikkeld door Daniel Turov, blijkens een artikel in het Amerikaanse
zakenweekblad BARRON’S en ik noem ‘m dan ook de TUROV en die luidt
voor de call:
|
TUROV = { exercise price / ( aandeel – call ) } * 100 –100 |
of |
uitgebreider: |
|
TUROV PER JAAR { exercise price / (aandeel – call) } ^ (1/ looptijd in
jaren) * 100 –100. |
Denk niet in de geest
van: Als
ik nou een beetje geluk heb en
het
aandeel gaat
stijgen, dan maak ik een leuke winst, maar …..
Koop
pas een call
als je er van overtuigd bent dat de call
kan
verdubbelen
binnen de looptijd van de call.
Dus
geef het aandeel
de tijd om zijn werk te doen.
|