..
|
|
Mei
2015
|
|
|
..
|
|
Grootse sprekers ! |
Bron: Bestuur HCC Beleggen
|
Op 28 maart organiseerde
de groep HCC groep Beleggen wéér een geweldig
symposium met héél veel informatie over investeren. Beleggen is nu hard nodig
nu de overheid zich steeds verder terugtrekt uit het verzorgen van ons pensioen
en de rente langzamerhand de nul procent nadert. Er was een grote opkomst, wat
niet verwonderlijk was gezien de geweldige sprekers die de symposium-cie had
uitgenodigd.
Als u bent geweest, dan hebt u kunnen genieten van Pim van de Velde, die van de
hoed en de rand vertelde over crowdfunding. Hij wist er alles van, want heeft
zelf drie jaar geleden een platform opgericht. Daarnaast vertelde Menno
Dreishor hoe nu een hedgefonds echt werkt.
De beleggers onder onze club kregen veel ideeën hoe ze bepaalde technieken voor
hun eigen investeringen konden gebruiken!
Tenslotte deed Bob Hendriks voor u in de zaal uit de doeken hoe u of uw
kinderen een systematische vermogensopbouw kunnen organiseren, zodat niemand
zich meer druk hoeft te maken hoe straks de studie van uw prins of prinsesje te
bekostigen !
Daarnaast waren er veel standhouders, die het publiek op de hoogte brachten van
de nieuwste software op het gebied van beleggen.
Kortom, het was weer een zeer leerzame en geweldige dag.
Tot op het 65ste HCC Beleggen symposium op 10 oktober 2015!
Met vriendelijke groet,
Frans Schreiber, Voorzitter Hcc groep Beleggen
|
|
|
|
|
|
|
|
Risico’s en rendementen…. |
Bron: Ben van den Anker
|
Geen
enkele investering zal in de praktijk zonder risico zijn, maar wat zijn nu
precies deze risico’s? In deze column probeer ik een aantal gangbare risico’s
op het vlak van investeren toe te lichten.
Allereerst is het van belang hierbij het ‘risico’ te definiëren. Waar dit voor
de een het verlies van de hoofdsom betekent, ziet een ander het risico in het
behalen van een lager dan beoogd rendement.
Risico definieer ik hierbij dan als de mate van onzekerheid waarmee
doelstellingen behaald worden. Voor het aangaan van risico of anders gezegd
onzekerheid verwacht de belegger een rendement op het ingelegde vermogen te
behalen. Het risico kun je dan kwantificeren als de mate van afwijking tussen
verwacht en gerealiseerd rendement. Een gangbaar model in de literatuur om dit
risico te berekenen is het Capital Asset Pricing Model. In dit model worden
drie parameters (riskfree rate, bèta en het verwachte risk premium boven de
risk free rate) gebruikt om het verwachte rendement te berekenen. Een
investering is risicoloos als het actuele rendement overeenkomt met het
verwachte rendement. De gangbare ‘riskfree rate’ refereert naar het rendement
op investeringen waarbij de hoofdsom niet verloren kan gaan en het actuele
rendement overeenkomt met het verwachte rendement. Over het algemeen wordt
hieronder staatspapier van overheden verstaan. Belangrijk is hierbij mee te
nemen dat inflatie- en renteverwachtingen wel degelijk van invloed zijn op de
koers van de onderliggende waarde en het te behalen rendement. Daarnaast zien
we steeds meer dat ook overheden wel eens niet aan betalingsverplichtingen
kunnen voldoen en dat brengt de vraag met zich mee hoe ‘risk free’ risk free
staatspapier eigenlijk is. Ik wil naar aanleiding van het bovenstaande dieper
ingaan op twee relevante risico’s; het bedrijfs- en marktrisico.
Het marktrisico is gerelateerd aan macro economische ontwikkelingen.
Investeringen in de tegenwoordig zeer populaire index fondsen zijn afhankelijk
van de marktontwikkelingen in de sector (bijvoorbeeld de energiesector). Staan
de olieprijzen regionaal en/of mondiaal onder druk, dan zal het rendement op de
belegging van een individuele onderliggende olie gerelateerde waarde wel eens
lager kunnen zijn dan geanticipeerd. In een economie met voorspelbare inflatie
en rente en economische groei zal het risico lager gewaardeerd worden dan in
een economie met meer volatiliteit in deze parameters.
Ben van den Anker (1976) is schrijver
/ columnist en lid centrale directie aan het
Candea College |
Hij
heeft zijn PhD in Business & Management tijdens een negenjarig verblijf in
Zuidoost Azië aan de International Graduate School of Business (University of
South Australia) behaald. Hij is auteur van het boek The perceived role of Host
Country Nationals in Expatriate Adjustment (2010, Ben van den Anker). Zijn
onderzoek richt zich met name op de rol van cross-culturele interactie in het
functioneren van expatriates. Daarnaast is hij voor de International Business
Review revisor voor wetenschappelijke artikelen op het snijvlak business en
management. |
Het risico dat een bedrijf niet aan verplichtingen kan voldoen en uiteindelijk
zelfs failliet gaat, kan eenvoudig beperkt worden door het aantal investeringen
in portefeuille te vergroten. Diversificatie vermindert het risico, maar
beïnvloedt het marktrisico niet. Het risico van een individueel aandeel
kan berekend worden aan de hand van het vermogen waarmee dit aandeel al dan
niet met de markt meebeweegt (ook wel covariantie, bèta, genoemd). In de
praktijk is de relatie tussen bèta en return on investment zwak en verklaren
andere data als marktkapitalisatie en prijs / boekwaarde ratio het rendement
beter dan het CAPM1. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat CAPM nogal wat
kritiek te verduren heeft gekregen in het laatste decennium2.
Daarnaast is er nog een aantal risico’s dat zeer relevant blijkt te zijn. Het
valuta risico is diegenen met Amerikaanse aandelen in portefeuille in 2014
gunstig gezind geweest. De stijgende dollarkoers ten opzicht van de euro
zorgde, bij gelijkblijvende koersen, al voor sterke resultaten van Amerikaanse
aandelen. De zwakker wordende euro heeft echter ook zijn neerslag op andere
valutaparen. De sterke volatiliteit kan jaarlijkse rendementen tot 20% of meer
wegvagen of versterken.
Investeren is bovenal mensenwerk. Het risico dat investeerders zich irrationeel
gedragen en hiermee een gedeelte van het risico bepalen is reëel. Het met
verlies verkopen doet pijn en beïnvloedt vraag-aanbod verhoudingen als
investeerders te lang vasthouden aan investeringen. Daarnaast kan het
liquiditeitsrisico eveneens rendement bepalen. Als een investeerder behoefte
aan liquiditeit heeft op bepaalde momenten zal het rendement op dat moment voor
lief genomen worden. Door te beleggen met middelen die je kunt missen, ontwijk
je voor een groot deel het liquiditeitsrisico.
Het Inflatierisico lijkt de laatste jaren minder actueel, maar de aanstaande
renteverhoging later dit jaar in de V.S. houdt de gemoederen danig bezig. Een
verhoging van de rente betekent een kostenverhoging voor bedrijven die veel met
geleend geld opereren. De onroerendgoed sector zal bij een renteverhoging
bijvoorbeeld minder rendement behalen en met koersdalingen geconfronteerd
worden. Tegelijkertijd zullen obligaties lager gewaardeerd worden, eenvoudigweg
doordat alternatieven hoger gewaardeerd worden.
Een bekende beleggerswijsheid is de koppeling tussen hoger risico en hoger
rendement, als dit zo zou zijn dan is er geen sprake van een hoger risico. Wat
deze koppeling dus aangeeft is dat er een gerede kans bestaat dat er een lager,
of zelfs geen, rendement behaalt wordt met een hoger risico. Met lage
volatiliteit aandelen blijken echter wel hogere rendementen te behalen. Lager
risico en een hoger rendement….3
Het is goed zo nu en dan stil te staan bij de risico’s in een portefeuille.
Welke risico’s zijn verbonden met mijn portefeuille? Hoeveel risico vind ik
aanvaardbaar? Hoe verandert mijn risicoprofiel gedurende het jaar? Zijn
aandelen in verhouding tot de onderliggende waarde duur of goedkoop? Relevante
vragen om naast een goed rendement ook nog goed te kunnen slapen! Risico
bestaat alleen in de toekomst en eens in de zoveel jaren zijn al onze
voorbereidingen om het risico beheersbaar te maken, ondanks alle goede
analyses, meestal onvoldoende. De beurzen zijn tenslotte, net als het leven,
cyclisch van aard. En ook hier geldt het spreekwoordelijke “na regen komt
zonneschijn’!
- The investment
principle: Risk and return models. Aswath Damodaran. http://people.stern.nyu.edu/adamodar/pdfiles/acf3E/presentations/risk&ret.pdf
- CAPM: An absurd
model. http://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=2505597
|
|
|
|
|
|
|
Beleggingskansen
in oliesector |
Bron: Maarten van der Pas, Morningstar
|
|
Morningstar
selecteert beleggingskansen in oliesector De blijvend lage olieprijs heeft
ertoe geleid dat de analisten van Morningstar alle bedrijven die zij volgen in
de oliesector opnieuw hebben bekeken. Welke ondernemingen zijn nog een
aantrekkelijke belegging? ExxonMobil en Halliburton zijn top picks. "Shell
blijft achter." |
De Amerikaanse productie van schalie-olie heeft de oliemarkt blijvend
verstoord. Met het productievolume en de relatief lagere productiekosten zijn
de Verenigde Staten een factor geworden om rekening mee te houden. Sterker nog,
Amerika heeft de rol van zogenaamde swing producer overgenomen van de
Opec-landen. Het is nu het land dat zijn productie van ruwe olie gemakkelijk
wil en kan aanpassen aan fluctuaties in de wereldvraag. Dat stelde
Morningstar-analist Allen Good donderdag 19 maart 2015 op de Morningstar Institutional Investment Conference in
Amsterdam.
Lange tijd zorgde de toenemende Amerikaanse olieproductie niet voor een
onbalans tussen aanbod en vraag wereldwijd. Het extra aanbod ving verstoringen
in het aanbod van Irak, Libië en Nigeria op. En de afnemende vraag in de
westerse wereld werd gecompenseerd door de groeiende vraag in opkomende markten.
Maarten van der Pas
Financial Markets Editor bij Morningstar Benelux |
Maarten
heeft Nederlandse taal en letterkunde gestudeerd aan de Radboud Universiteit
Nijmengen. Heeft daarna op diverse redacties gewerkt en momenteel is hij
werkzaam als Financial Markets Editor bij Morningstar Benelux.
Ook is Maarten auteur van het boek: 'Saab over de kop. De nederlaag van
Victor Muller' |
Maar in 2014 was er een kentering: de combinatie van een zwakke vraag naar olie
door teruggelopen economische groei wereldwijd en het besluit van de Opec om
zijn productie niet te verkleinen leidde tot een grote onbalans die momenteel
nog niet is verdwenen. “De overproductie aan olie is momenteel 1 miljoen vaten
per dag”, aldus Good.
USD 75 per vat
De robuuste groei van de Amerikaanse onconventionele olieproductie is de enige
reden van het huidige overaanbod op de oliemarkt. Morningstar zie de
Amerikaanse schalie-olie dan ook als een kritische factor voor een eventuele
nieuwe balans tussen aanbod en vraag. Als reactie op de lage olieprijs hebben
exploratie en productiemaatschappijen de laatste maanden hun investeringen in
productie drastisch teruggeschroefd. Het gevolg is dat de Amerikaanse
olieproductie op korte termijn niet alleen stopt met groeien, maar de komende
maanden ook zal afnemen.
Sinds juli 2014 is de olieprijs met 40 procent gedaald en staat op moment van
schrijven ongeveer USD 54 voor een vat Brent. Niveaus van meer dan USD 120 per
vat zoals in 2012 zullen volgens Good voorlopig niet meer worden gehaald. Dat
is volgens hem ook niet meer nodig. Enkele jaren geleden was een prijs van USD
100 per vat nog nodig om aan de wereldwijde vraag te voldoen, waarbij olie uit
relatief dure bronnen zoals de Noordzee en teerzanden kwam. Ter vergelijking:
de productie van Amerikaans schalie-olie is al break-even bij een olieprijs van
USD 60 per vat. Hiermee drukt schalie-olie de duurdere oliebronnen uit de
markt. Good: “Een olieprijs van USD 75 per vat is nodig om investeringen door
oliemaatschappijen te stimuleren en te voldoen aan de wereldwijde vraag in
2020.”
Amerikaanse schalie-olie kan naar verwachting voor 35 tot 40 procent voldoen
aan de extra vraag. Maar naast Amerikaanse schalie-olie is er dus meer nieuw
aanbod nodig om aan de toekomstige vraag te voldoen. Dat aanbod zal van hoger
op de kostencurve komen. Dat zullen diepzeebronnen van hoge kwaliteit zijn,
bijvoorbeeld in de Golf van Mexico voor de kust voor West-Afrika.
Concurrentiefactoren in de
olie-industrie
De lage olieprijs heeft ertoe geleid dat de aandelenanalisten van Morningstar
alle bedrijven in de oliesector die zij volgen opnieuw hebben bekeken. En zijn
nagegaan welke ondernemingen een aantrekkelijke belegging zijn bij een
olieprijs van USD 75 per vat.
Analist Good zoekt naar de ondernemingen die zich in het gebied bevinden waar
kwaliteit en waardering elkaar overlappen: ondernemingen met
concurrentievoordelen zoals lage productiekosten die bovengemiddeld rendement
kunnen genereren door een hele economische cyclus heen waarbij de koers onder
de fair value ligt (de waardering van een onderneming op basis van de geschatte
toekomstige kasstroom).
In de olie-industrie is kostenvoordeel de belangrijkste concurrentiefactor.
Simpelweg olie tegen lage kosten uit de grond kunnen halen en verwerken dan
concurrenten. Dat geldt voor ondernemingen die upstream (exploratie en
productie van olie) en downstream (raffinage en verkoop van olieproducten)
actief zijn.
Bedrijven in het midstream segment zoals exploitanten van pijpleidingen die de
olie van de olievelden naar raffinaderijen en havens brengen zijn spelen naast
kosten ook nog overstapkosten en efficiënte schaal een rol in de
concurrentiepositie. Hoe gemakkelijk of niet kunnen oliemaatschappijen
overstappen naar een concurrent of zijn ze afhankelijk van die ene pijpleiding
die er ligt. Midstream-ondernemingen hebben vaak een monopoliepositie. Ligt er
eenmaal een pijpleiding met voldoende capaciteit tussen een olieveld en een
raffinaderij dan is het voor concurrenten weinig zinvol om met een alternatieve
leiding te komen. Voldoende aanbod ontbreekt om twee leidingen te vullen en de
extra transportcapaciteit verlaagt de prijs zodanig dat deze te laag wordt om
rendabel te kunnen zijn.
Bij bedrijven die diensten verlenen aan de olie-industrie zoals bodemonderzoek
of verhuur van boorinstallaties vormen vlottende activa nog een vierde
concurrentiefactor. Deze ondernemingen zijn ook afhankelijk van de speciale
techniek, kennis of voertuigen die ze in huis hebben.
Al deze concurrentiefactoren bepalen of beschermen de winstgevendheid op lange
termijn van een onderneming in de olie-industrie.
Morningstar gebruikt voor zijn beoordeling van het concurrentievoordeel van een
onderneming (of 'moat') de kwalificaties ‘wide moat’, ‘narrow moat’ en ‘none
moat’. Concurrentievoordelen zijn moeilijk te verkrijgen in de oliesector en
zijn ongelijk verdeeld over de verschillende subsectoren, zoals het diagram
laat zien.
Upstream zijn er geen ondernemingen met een wide moat of groot
concurrentievoordeel. Midstream zijn er daarentegen veel meer bedrijven met een
sterke concurrentiepositie. Downstream is het vooral narrow moat. 'Integrated'
zijn zogenaamde geïntegreerde oliemaatschappijen die upstream en downstream
activiteiten combineren.
In de tabel staat per subsector welke ondernemingen Morningstar een
aantrekkelijke belegging vindt.
Upstream
Bij de grote oliemaatschappijen biedt ExxonMobil volgens Morningstar de beste
combinatie van waardering, kwaliteit en defensiviteit. Onder de geïntegreerde
Europese oliemaatschappijen met een hoog dividendrendement maar van lagere
kwaliteit blijft BP het meest aantrekkelijk.
ExxonMobil is de enige olieproducent in het upstream/integrated segment met een
wide moat. Volgens analist Good onderscheidt Exxon zich historisch gezien van
de andere grote oliemaatschappijen door zijn superieure allocatie van kapitaal
waardoor het een hoger rendement op geïnvesteerd kapitaal boekt dan
concurrenten.
Midstream
De uitbaters van pijpleidingen zijn de duidelijke winnaar van Morningstars
positieve visie op de Amerkaanse oliesector. Hun kasstroom is op tarieven
gebaseerd en beschermt ze daardoor van fluctuerende olieprijzen. De groei van
de productie van Amerikaanse schalie-olie vraagt om meer infrastructuur aan het
einde van het decennium. Dit verlengt het midstream groeiverhaal. Spectra
Energy, Spectra Energy Partners en Magellan zijn de meest aantrekkelijke
aandelen in dit veld.
Downstream
Van de raffinaderijen die de analisten van Morningstar volgen zijn Tesoro en
Philiiips 66 de ondergewaardeerde ondernemingen die de beste uitganspositie
hebben om van de aanvoer van Amerikaanse schalie-olie te profiteren.
Dienstverlening
Morningstar blijft van mening dat de beste dienstverleners met veel innovatie
en technologie zullen blijven komen bieden en daardoor economische tarieven
kunnen rekenen. Dienstverleners die sterk op diepzee-oliewinning leunen kunnen
het beste vermeden worden door beleggers. De hogere kosten ontberen voldoende
opbrengst.
In deze subsctor is Halliburton Morningstars top pick. De onderneming heeft een
leidende positie in de Noord-Amerikaanse schalieolie-industrie. Morningstar
verwacht dat Halliburton zijn internationale aanwezigheid bij
diepzee-oliewinning en bij volwassen olievelden zal blijven uitbouwen. De
lopende fusie met Baker Hughes maakt Halliburton tot een powerhouse in de
dienstverlening aan de olie- en gasindustrie met een breed en diep aanbod.
Achterblijver Shell
Shell is geen aantrekkelijke belegging. Morningstar-analist Stephen Simko is
zeer kritisch over de Nederlands-Britse oliemaatschappij. “Shell zit bijna in
een existentiële crisis”, stelt hij. “Zelfs als de olieprijs USD 100 per vat
zou zijn, dan is Shells portefeuille bezaaid met problemen. Shell heeft
tevergeefs sterk ingezet op schalie-olie en –gas en daarmee veel kapitaal
verbrandt. Daarnaast zijn er kostenoverschrijdingen bij belangrijke projecten
zoals de Motiva-raffinaderij en presteert Shell met zijn downstream
activiteiten chronisch slecht. De combinatie hiervan maakt dat Shell een zeer
slecht rendement op geïnvesteerd kapitaal boekt.”
Simko erkent, dat er met de nieuwe topman Ben van Beurden significante
herstructureringsacties zijn gestart. Maar de recente prijsval van olie zorgt
voor een aanzienlijke druk en de analist denkt dat Shell flink moet worstelen
om die te overwinnen. “De kwesties bij Shell van slecht management en de
slechte inzet van kapitaal stammen nog van voor voormalig topman Peter Voser,
de voorganger van Van Beurden is verantwoordelijk voor veel van de recente
verkeerde strategische keuzes.”
Van Beurden heeft tot zover alles gedaan wat in zijn vermogen ligt, vindt
Simko. Oliemaatschappijen kunnen volgens hem in het algemeen aanzienlijk in de
kosten snijden om zich daarmee beter af te stemmen op de nieuwe situatie van
lage olieprijzen. “Maar beleggers moeten van Van Beurden geen wonderen
verwachten. Shell is geen ExxonMobil of Chevron en zal dat ook nooit worden.
Verbeteringen zijn bij Shell te verwachten, maar het is waarschijnlijker dat de
olie- en gasproducent dit decennium een achterblijver blijft dan dat het een
leidende positie onder de grote oliemaatschappijen inneemt.”
Lees ook: BP 5 jaar later
|
|
|
|
|
|
|
Conjunctuurbeeld opnieuw iets
beter |
Bron: CBS, 30 april 2015
|
Het
conjunctuurbeeld volgens de Conjunctuurklok is in april 2015 iets beter dan in
maart, maakt het CBS vandaag bekend.
Ook in de twee voorgaande maanden was een kleine verbetering zichtbaar. Vanaf
de zomer van 2013 tot het voorjaar van 2014 verbeterde de conjunctuur continu,
sindsdien gaat de verbetering stapsgewijs. Het economisch herstel gaat traag,
maar gestaag.
De Conjunctuurklok
van het CBS is een hulpmiddel voor het bepalen van de stand en het verloop van
de Nederlandse conjunctuur. In de conjunctuurklok komt vrijwel alle belangrijke
economische informatie samen die het CBS tijdens de afgelopen maand c.q. het
afgelopen kwartaal heeft gepubliceerd.
Conjunctuurklokindicator (ongewogen gemiddelde van de 15 indicatoren van de
Conjunctuurklok)
afwijking van de
langetermijntrend (=0) |
|
Producenten duidelijk
positiever, consumenten iets minder positief
Het
vertrouwen van de ondernemers in de industrie
is in april aanzienlijk toegenomen. Dat komt doordat producenten veel
positiever waren over hun toekomstige productie. Ze waren ook iets positiever
over hun voorraden gereed product. Hun oordeel over de orderportefeuille bleef
onveranderd positief.
Verder is de bezettingsgraad van de machines en installaties in het tweede
kwartaal van 2015 uitgekomen op bijna 82 procent. Dat is het hoogste percentage
sinds het uitbreken van de crisis eind 2008.
Het vertrouwen van consumenten
is iets afgenomen. Het kwam in april uit op 0. In maart was dat 2. De lichte
afname van het vertrouwen komt vooral doordat consumenten minder positief
oordeelden over de economie. De koopbereidheid nam ook iets af.
Zowel het producenten- als het consumentenvertrouwen ligt boven het langjarig
gemiddelde
Consumenten- en producentenvertrouwen (seizoengecorrigeerd)
saldo % positieve en
% negatieve antwoorden |
Rechteras
|
|
Export, investeringen en
consumptie huishoudens groeien
De export van goederen
groeit door. Het volume van de export van goederen was in februari 2015 bijna 7
procent groter dan in februari 2014. Vooral de export van transportmiddelen,
aardgas en aardolieproducten was hoger. Zowel de uitvoer van Nederlands product
als de wederuitvoer groeide.
De investeringen in vaste activa
groeien al zes maanden op rij. Het volume van de investeringen in materiële
vaste activa was ruim 2 procent groter dan in februari 2014. Deze stijging is
vooral te danken aan de hogere investeringen in woningen en vrachtauto’s.
Consumenten
hebben in februari ruim 2 procent meer besteed aan goederen en diensten dan in
februari 2014. Dat is de grootste stijging in vier jaar tijd. Consumenten
besteedden vooral meer aan gas, kleding en woninginrichting.
Industrie produceert een
fractie minder dan vorig jaar
De gemiddelde dagproductie van de Nederlandse industrie
was in februari een fractie lager dan in januari 2014. Het groeicijfer wordt
echter al een paar maanden negatief beïnvloed doordat in de tabaksindustrie een
aanzienlijk deel van de productie is weggevallen. Zonder die weggevallen
capaciteit zou de productie van de industrie iets hoger zijn dan een jaar
eerder.
Situatie op de arbeidsmarkt
verbetert verder
In maart waren er opnieuw minder mensen werkloos.
Het aantal werklozen liep daardoor in de afgelopen 3 maanden met gemiddeld 6
duizend per maand terug. Vooral jongeren hadden vaker werk. Het
werkloosheidspercentage daalde van 7,1 procent in februari naar 7,0 procent in
maart.
Het aantal vacatures
groeide in het vierde kwartaal van 2014 verder. Ook de toename van het aantal
banen zette in het vierde kwartaal van 2014 door. Vooral het aantal banen voor
uitzendkrachten en zelfstandigen nam toe. Daarentegen daalt het aantal banen in
de zorg nog steeds aanzienlijk.
Het totale aantal uitzenduren
neemt al sinds begin 2013 toe. In het vierde kwartaal is zowel het langlopende
uitzendcontracten in de vorm van detachering of payrolling als het aantal
kortdurende contracten toegenomen.
Het aantal uitgesproken faillissementen van bedrijven en
instellingen
nam in maart toe. De stijging is grotendeels toe te schrijven aan het feit dat
maart een zittingsdag meer telde dan februari. Na een piek medio 2013 is het
aantal faillissementen fors afgenomen, maar ten opzichte van de jaren voor de
financiële crisis is het aantal faillissementen van bedrijven nog steeds hoog.
Bruto binnelands product (volume, seizoengecorrigeerd)
|
|
Economische groei breed
gedragen
Uit de tweede berekening van de economische groei
bleek dat de Nederlandse economie in het vierde kwartaal van 2014 met 0,8
procent is gegroeid ten opzichte van een kwartaal eerder. De groei wordt breed
gedragen. Gezinsconsumptie, export en investeringen leverden een positieve
bijdrage.
In 2014 zijn er nu drie kwartalen achter elkaar van groei gemeten. Ten opzichte
van de hoogconjunctuur in de eerste helft van 2008 is de Nederlandse economie
eind 2014 nog 1,4 procent kleiner. Bij de kwartaal-op-kwartaalgroei is rekening
gehouden met werkdag- en seizoeneffecten.
Ten opzichte van dezelfde periode een jaar eerder was er in het vierde kwartaal
een groei van de Nederlandse economie van 1,4 procent. Deze groei is te danken
aan meer export, hogere investeringen en meer consumptie door huishoudens.
De consumptie van de
overheid kromp licht.
Woensdag 13 mei 2015 komt het CBS met de eerste uitkomsten over de economische
groei en het aantal banen in het eerste kwartaal van 2015.
Meer cijfers staan
in het dossier Conjunctuur.
Voor meer
conjunctuurinformatie zie: conjunctuurbericht.
|
|
|
|
|
|
|
Deutsche Bank geschrapt van veel
kooplijsten |
Bron: Analist.nl, April 28, 2015
|
Het nieuws dat Deutsche
Bank flink gaat snijden in de kosten door het sluiten
van een groot aantal filialen heeft er bij sommige analisten hard ingehakt. De
kostenbesparing maakt deel uit van de nieuwe koers die de bank gaat varen, maar
is ook een voorbereiding op mogelijke boetes rondom de nog altijd lopende
Liborzaak. Mede daarom kan Deutsche Bank niet langer rekenen op een zeer
positieve consensus, terwijl het opwaarts potentieel van de koers gelimiteerd
lijkt te zijn.
Deutsche Bank maakte recent zijn resultaten over het eerste kwartaal van 2015
bekend. Daarin werd duidelijk dat de winst is gehalveerd door kosten rondom de
Liborzaak. In het eerste kwartaal werd er 1,5 miljard euro opzij gezet, waarmee
eind maart de reservering op 4,8 miljard euro stond.
Zodoende stond er aan het einde van de maand een nettowinst van 559 miljoen
euro, terwijl de omzet in dezelfde periode met bijna een kwart toenam tot 10,4
miljard euro.
Nieuwe koers
Deutsche Bank wil zich de komende jaren meer gaan richten op de digitalisering
van geldzaken en ziet zich daarom genoodzaakt om 200 filialen in Duitsland te
sluiten. Deze ingreep moet de bank een jaarlijkse besparing van 3,5 miljard
euro opleveren, maar de eenmalige herstructureringskosten vallen uit op 3,7
miljard euro. Daarnaast wordt Postbank in de etalage gezet, de huisbank van
miljoenen Duitsers.
Deze strategische ingrepen vallen onder de nieuwe koers die Deutsche Bank wil
gaan varen, maar is ook een uitvloeisel van de Liborzaak. De afgelopen jaren
heeft de bank al ruim 7 miljard euro aan boetes moeten betalen en dit kan nog
verder oplopen.
Niet langer een koopadvies
S&P heeft zijn advies voor Deutsche Bank verlaagd van ‘buy’ naar ‘hold’ en
het koersdoel met 2 euro verlaagd tot 33 euro. Het effectenhuis wijst vooral op
de teleurstellende nieuwe doelstellingen voor het rendement op eigen kapitaal.
Nord Landesbank heeft eveneens zijn advies voor Deutsche Bank verlaagd van
‘kaufen’ naar ‘halten’. De bank heeft wederom volgens analist Michael Seufert
sterke resultaten voorgelegd, die echter door de hoge kosten voor de rechtszaak
gedrukt zijn. Het Strategieplan 2020 voorziet in een afbouw van de
massa-activiteiten rondom kredieten en bezuinigingen voor de investmentdivisie.
Mede daarom ziet de analist momenteel weinig mogelijkheden voor het aandeel en
heeft hij zijn koersdoel verlaagd van 35 euro naar 31 euro.
Consensus Deutsche Bank
Door de diverse adviesverlagingen staan er nu 12 koop-, 16 houd- en 3
verkoopadviezen uit, waardoor de consensus wel nog positief is maar laat zien
dat analisten veel terughoudender zijn geworden over het aandeel.
Het recente nieuws leidde tot een koersdaling voor Deutsche bank tot het
huidige niveau van 30,28 euro. De recente koersdoelverlagingen hebben
geresulteerd in een gemiddeld koersdoel van 32,64 euro, waarmee analisten een
rendement voorzien van 7,8%.
Toch moeten beleggers kijkende naar de recente analisten rapporten rekening
houden met weinig opwaarts potentieel voor de koers in de komende periode en
afgewacht worden of niet meer analisten zullen volgen met een taxatieverlaging
voor Deutsche Bank.
|
|
|
|
|
|
|
Opkoopprogramma ECB
is overbodig en gevaarlijk |
Bron: Sylvester Eijffinger, Dick van Wensveen, Me Judice
|
|
De
ECB is dit jaar begonnen met het opkopen obligaties om zo de Europese economie
aan te jagen. Volgens Sylvester Eijffinger en Dick van Wensveen is deze actie
niet alleen overbodig. Zij vermoeden dat de ECB welhaast bewust de aard van de
huidige balansrecessie miskent. Het opkoopprogramma is niet alleen overbodig
maar ook gevaarlijk door de creatie van nieuwe zeepbellen op kapitaalmarkten.
Het opkoopprogramma van de ECB moet daarom zo spoedig mogelijk worden stopgezet. |
Overvloed liquiditeit
Ondanks ernstige bezwaren en waarschuwingen over effectiviteit en schadelijke
bijwerkingen van het monetair beleid, heeft de ECB de rente extreem verlaagd.
Zij creëert bovendien een overvloed aan liquiditeit door het opkopen van
obligaties en wil dat beleid voortzetten tot minstens medio 2016.
De effectiviteit van dit onconventionele monetair beleid is gering. De groei in
Europa blijft ondanks de extreem lage rente laag. De economie leeft nu
enigszins op door een verbetering van het economisch sentiment, waardoor de
bereidheid tot investeren en consumeren toeneemt. Maar de lage rente en de
overvloedige liquiditeit zijn daarbij hooguit faciliterend geweest, niet
bepalend.
Het monetair beleid weerspiegelt zich nauwelijks in groei van bancaire
kredietverlening, in het bijzonder aan het midden- en kleinbedrijf (MKB). De
risicopremies die de banken het midden- en kleinbedrijf in rekening brengen
zijn nog schrikbarend hoog, mede als gevolg van de verzwakte vermogenspositie
van van het MKB. Door de extreem lage rente is er wel een wat groter volume
emissies van bedrijven die toegang tot de kapitaalmarkt hebben. Ook leidde de
lage rente tot een daling van de euro waardoor de export naar landen buiten het
eurogebied werd gestimuleerd. Maar het effect daarvan op de reële economie was
beperkt.
Balansrecessie
Sylvester Eijffinger
Universiteit van Tilburg en CEPR |
Prof.
Dr. Sylvester C.W. Eijffinger is Hoogleraar Financiële Economie en Jean Monnet
Hoogleraar Europese Financiële en Monetaire Integratie, CentER for Economic
Research en Departement Economie, Universiteit van Tilburg en Research Fellow,
Centre for Economic Policy Research, Londen, VK en CESifo Research Network,
München, Duitsland.
Weblog Sylvester Eijffinger |
De verklaring voor de ineffectiviteit van het monetair beleid schuilt in de
aard van de crisis die wij doormaken. We hebben te maken met een financiële
crisis die de balansen van banken, bedrijven, consumenten en overheden
dramatisch heeft aangetast. Een dergelijke balansrecessie is nauwelijks te
bestrijden met vraagstimulering en monetaire verruiming. De schulden moeten tot
een aanvaardbaar niveau worden teruggebracht voordat bedrijven en overheden
weer voluit kunnen en willen investeren en dat is nu nog onvoldoende het geval.
In het jaarverslag 2014 van de Bank for International Settlements (BIS) staat
een doorwrochte analyse van 65 economische cycli,waarvan 28 met een financiële
crisis voor de top, sinds het midden jaren zestig van de vorige eeuw. De
uitkomst van deze analyse luidt: 'monetary policy is ineffective and
deleveraging is key in recovery from balance sheet recessions'.
ECB laat zich onder druk
zetten
Het is, voorzichtig uitgedrukt, opmerkelijk dat de ECB zich zo weinig gelegen
laat liggen aan onderzoek van de BIS, de centrale bank der centrale banken. Dit
versterkt de indruk dat de ECB zich vooral heeft laten leiden door de immense
druk die uitgaat van de financiële markten. Die hebben al hun vertrouwen
gericht op ECB-president Mario Draghi sinds hij in de zomer van 2012 de
toverwoorden uitsprak dat hij al het noodzakelijke zou doen om de euro te
redden en daarmee de lont uit het kruitvat trok.
Draghi heeft overigens nooit gezegd dat monetair beleid de eurocrisis kan
oplossen, maar hij heeft dat evenmin consequent tegengesproken. Hij versmalde
de doelstelling van het monetair beleid tot een anti-deflatie beleid dat
gericht is op het bereiken van de inflatiedoelstelling van 2% per jaar. Dit
inflatiepercentage is in de reële economie nog niet bereikt, maar op de
financiële markten wordt het al ruimschoots overschreden. Het koersverloop op
de aandelen- en obligatiemarkten sinds medio 2014 rechtvaardigt de kwalificatie
‘asset price inflation’ met koersstijgingen in alle bedrijfstakken variërend
van 5 tot 30% in 2015.
Zeepbellen op kapitaalmarkt
Deze koersstijgingen worden bij lange na niet gerechtvaardigd door stijging van
de bedrijfswinsten. Het gevolg is een sterke stijging van de
koers/winstverhoudingen. Deze bewegen zich nu voor de meeste bedrijfstakken in
de FD 300 tussen 15 en 22. Velen vragen zich af of dit een zeepbel (‘bubble’)
genoemd kan worden. Zeepbel of niet, de extreem lage rente heeft de beurs tot
de rand van een flinke koerscorrectie opgejaagd.
Op de obligatiemarkt is de zeepbel wel heel erg duidelijk. Een notering van 180
of hoger voor een Nederlandse staatsobligatie met een coupon van 3,75% en
looptijd 2010/42 bijvoorbeeld, is excessief. Pensioenfondsen en
verzekeringsmaatschappijen hebben veel te lijden van de extreem lage rente. Hun
toekomstige verplichtingen worden zwaar opgewaardeerd, terwijl die maar in
beperkte mate gecompenseerd worden door de koersstijgingen in hun
beleggingsportefeuille. Beide zijden van hun balans zijn in de greep van het
extreme monetair beleid. Dit zal zowel de premiebetaler als de gepensioneerde
geld kosten.
Dick van Wensveen
Deeltijdhoogleraar aan de Erasmus Universiteit Rotterdam |
Dick
van Wensveen (1933) was van 1975 tot 1996 directievoorzitter van Bank Mees en
Hope, later van Mees Pierson. Sinds 1989 was hij tevens bijzonder hoogleraar
Financiële Instellingen vanwege het NIBE-SVV aan de Universiteit van Amsterdam
en sinds 1997 eveneens deeltijdhoogleraar in hetzelfde vak aan de Erasmus
Universiteit Rotterdam. |
Opkoopbeleid is overbodig
Nu de Europese economie aantrekt kan de weg naar normale renteverhoudingen
worden ingeslagen. De Duitse en Nederlandse monetaire autoriteiten moeten zich
hiervoor inzetten. Stimuleringsbeleid, voor zover nog nodig, is een zaak voor
landen met begrotingsruimte, zoals Duitsland en Nederland. Deze ruimte blijkt
inmiddels flink op te lopen. De ECB zou daarom het huidige opkoopprogramma van
obligaties zo spoedig mogelijk moeten stoppen. Nu het deflatiegevaar is
geweken, heeft het geen zin om strak vast te houden aan de inflatiedoelstelling
van 2%. De korte rente kan geleidelijk omhoog naar een meer neutraal niveau van
zeg 2% à 3%.
Na het stopzetten van het opkoopprogramma moet de markt enige tijd gegund
worden marktconforme lange rentes te ontwikkelen. Mocht de ECB sturing aan de
lange rente willen blijven geven, mede met het oog op verkoop van haar eigen
hoge obligatiebezit, dan zou als termijndoelstelling een rente van 2% inflatie
plus de voorspelde groeivoet van het reële bruto binnenlands product (bbp)
genomen kunnen worden.
Terugdraaien is gewenst
Het stoppen en terugdraaien van het opkoopprogramma en het verhogen van de
korte rente zijn precaire processen. Zij zullen pijn doen, want de aankondiging
van elke stap zal koersdalingen tot gevolg hebben. Ook de ECB zal verlies
lijden. Het is de pijn die hoort bij de ontwenningskuur van een verslaafde. De
financiële markten zijn verslaafd geraakt aan te goedkoop geld. Het is van
groot belang dat de ontwenningskuur met openheid en transparantie over fasering
en einddoel wordt uitgevoerd. Financiële markten die steeds moeten raden naar
timing en omvang van de volgende stap kunnen in paniek raken. Hoe langer de ECB
wacht met het stoppen en terugdraaien van het opkoopprogramma, hoe groter de
schade van het knappen van de zeepbel uiteindelijk zal zijn.
|
|
|
|
|
|
|
Aktief zijn binnen onze vereniging! |
Bron: Redactie
HCC Beleggen |
De HCC Beleggen
organiseert een aantal
activiteiten. De bekendste activiteiten die wij organiseren zijn de
beleggerssymposia, die we tweemaal per jaar houden in De Bilt, de regiogroepen
en deze nieuwsbrief. Een toenemend aantal mensen wil ook aktief meedoen.
Voor de organisatie van onze symposia
zijn wij voortdurend op zoek naar mensen die een bijdrage willen leveren aan de
totstandkoming hiervan.
Het is niet alleen leuk om dergelijke evenementen te organiseren, maar het is
ook een ideale gelegenheid om je netwerk uit te breiden met interessante
contacten.
Ook voor deelname aan de
redactie van de nieuwsbrief en de website zijn wij voortdurend op zoek
naar mensen die mee willen doen.
Ook zonder deel uit te maken van de organisatie kunt u vanzelfsprekend ook meedoen aan één van de Regio-
of Belangstellingsgroepen.
Maar ook andere dingen doen zoals het geven van een aardige lezing, het
schrijven van een column of artikel, met anderen handelsstrategieën
uitwerken, software onder de knie krijgen of gewoon een groep vormen waarmee je
samen de markt analyseert/bespreekt, behoort tot de mogelijkheden.
Ben jij enthousiast en denk je dat een vrijwilligersfunctie jou op het lijf
geschreven is, neem dan contact op met het HCC Beleggen bestuur Klik Hier of met
de redactie Klik Hier |
|
|
|
|
|
|
|
Disclaimer: Deze
publicatie komt tot stand op de redactie van beleggersonline.nl de website van
de HCC IG Beleggen. Noch de mate waarin de berichten, voorgestelde scenario’s,
risico’s en voorspellingen de marktverwachtingen weerspiegelen, noch de mate
waarin zij in de realiteit zullen tot uiting komen, kunnen worden gewaarborgd.
De voorspellingen zijn indicatief. De gegevens in deze publicatie zijn algemeen
en louter informatief. Ze mogen niet worden beschouwd als beleggingsadvies.
De
schrijver(s) van deze publicatie en het bestuur van de HCC IG Beleggen en/of de
Redactie van de Nieuwsbrief zijn derhalve niet aansprakelijk voor eventuele
verliezen. De waarde van uw beleggingen kan fluctueren, behaalde resultaten uit
het verleden geven geen garantie voor de toekomst. |
|
|
|