Autoriteiten
krijgen meer grip op risico´s systeembanken
Bron: DNB
De grootste mondiale banken gaan meer
informatie rapporteren over hun activiteiten. Hierdoor krijgen de
financiële autoriteiten meer zicht op systeemrisico, zodat zij beter
toezicht kunnen houden en effectiever kunnen interveniëren tijdens een
crisis.
Op verzoek van de G20 heeft de Financial Stability Board
een rapportagekader ontwikkeld, dat op 6 oktober is gepubliceerd voor
consultatie [1].
Crises brengen vaak aan het licht dat we belangrijke
ontwikkelingen niet goed kunnen waarnemen, waardoor we problemen niet
zien aankomen en vervolgens niet effectief kunnen ingrijpen.
Zo was tijdens de Grote Depressie in de jaren dertig nauwelijks
macro-economische informatie voorhanden. Dit was een drijfveer om een
systeem van nationale rekeningen te ontwerpen, dat nog steeds
essentiële input vormt voor macro-economisch beleid.
Tijdens de kredietcrisis bleek dat slechts zeer beperkt inzicht bestaat
in de sterke verwevenheid binnen het financiële stelsel, oftewel
systeemrisico. Voor een deel is dit onvermijdelijk: het financiële
systeem is bijzonder complex geworden en wordt gekenmerkt door
voortdurende innovatie.
Maar er valt ook veel te verbeteren.
De meeste financiële activiteiten worden namelijk gedomineerd door
enkele tientallen internationaal opererende instellingen, met name
banken. (zie grafiek)
Deze zogeheten Global Systemically Important Banks (G-SIBs) zijn
onderling sterk verbonden en vormen daardoor belangrijke
systeemkoppelingen binnen het stelsel. De kwetsbaarheden die hierdoor
ontstaan werden pas goed zichtbaar tijdens de crisis, toen bleek hoe
verstrekkend het faillissement van de Amerikaanse zakenbank Lehman
Brothers was en welke sleutelrol een instelling als American
International Group (AIG) speelde.
Op zichzelf verzamelen nationale autoriteiten al veel gegevens over
systeembanken en is de informatievoorziening tijdens de crisis flink
uitgebreid, bijvoorbeeld via extra rapportages en stress-testen. Maar
er bestaat duidelijk behoefte aan meer systematische monitoring van
G-SIBs.
Op verzoek van de G20 is daarom een speciaal rapportageregime voor
G-SIBs ontwikkeld door de Financial Stability Board, een
samenwerkingsorgaan van de belangrijkste financiële autoriteiten waarin
ook Nederland is vertegenwoordigd. Aan dit voorstel is gewerkt door een
internationale werkgroep onder leiding van Aerdt Houben,
divisiedirecteur Financiële Stabiliteit van DNB. In grote lijnen worden
voor alle G-SIBs de volgende gegevens verzameld:
Op week- of maandbasis de 50 grootste
uitzettingen en verplichtingen per individuele tegenpartij. Hieronder
zullen automatisch de belangrijkste bilaterale relaties tussen G-SIBs
vallen, waarmee het netwerk van deze groep in beeld wordt gebracht.
Deze onderlinge verbanden bieden inzicht in het besmettingsgevaar
tussen banken en mogelijke tweederonde-effecten na een schok. Hiermee
kunnen bovendien nieuwe G-SIBs worden geïdentificeerd – deze zullen
immers vaak in de top-50 tegenpartijen van reeds bekende G-SIBs
voorkomen. AIG zou hierdoor in een vroeg stadium in beeld zijn gekomen
als één van de meest systeemrelevante instellingen ter wereld.
Op kwartaalbasis een zeer gedetailleerde
uitsplitsing van de uitzettingen en financieringsbronnen, naar land,
sector, type instrument, valuta en looptijd. Deze gegevens hebben geen
betrekking op individuele tegenpartijen maar zijn wel bijzonder
fijnmazig. Zo kan direct worden ingezoomd op bijvoorbeeld beleggingen
in Grieks overheidsschuldpapier of in Ierse banken, uitgesplitst naar
looptijd en valuta. Ook kunnen funding-profielen worden gemonitord,
zoals de afhankelijkheid van dollarfinanciering door Amerikaanse
geldmarktfondsen. Dergelijke analyses maken duidelijk in hoeverre
systeemrisico’s bestaan doordat banken gevoelig zijn voor dezelfde
schokken.
Gegevens die niet zijn gebonden aan een
vast rapportage-format en een vaste frequentie, maar niettemin van
belang zijn om systeemrisico te kunnen vaststellen en effectief te
kunnen ingrijpen. Een voorbeeld is de rol van een G-SIB bij vitale
financiële activiteiten zoals het betalingsverkeer. Daarnaast is
inzicht in de groepsstructuur van een G-SIB belangrijk, meestal een
grote verzameling van juridische entiteiten.
Bij het ontwikkelen van de voorstellen is nadrukkelijk een kosten-baten
afweging gemaakt. In principe kan de frequentie van de rapportages
worden verhoogd en kunnen nog veel meer uitsplitsingen worden
opgevraagd. Dergelijke verfijningen moeten echter worden afgewogen
tegen de substantiële kosten die G-SIBs moeten maken om hun systemen
aan te passen. Bovendien is het belangrijk om ook te investeren in
flexibiliteit. Een deel van de rapportage-eisen is daarom “passief” en
wordt alleen geactiveerd indien de omstandigheden daartoe aanleiding
geven. Zo kan bijvoorbeeld tijdelijk het aantal tegenpartijen worden
uitgebreid of de rapportagefrequentie worden verhoogd van wekelijks
naar dagelijks.
Het
rapportageraamwerk is een belangrijke stap vooruit, maar ook in andere
opzichten zijn de FSB-voorstellen een doorbraak. Om de informatie goed
te kunnen interpreteren is het essentieel om de gegevens van
individuele G-SIBs te bundelen in één dataset. Tot op heden zijn
nationale autoriteiten altijd zeer terughoudend geweest met het delen
van instellingsspecifieke gegevens en wordt dergelijke informatie
alleen uitgewisseld met buitenlandse toezichthouders ten behoeve van
het (micro-) prudentiële toezicht op de betreffende instelling.
De FSB stelt voor om alle gegevens bijeen te brengen in een centrale
“data hub”, die wordt ondergebracht bij de Bank for International
Settlements (BIS) in Bazel.
Daar worden analyses uitgevoerd; de gegevens worden vervolgens
(beperkt) gedeeld met nationale autoriteiten die G-SIBs huisvesten en
met internationale organisaties zoals het IMF.
De nieuwe G-SIB-rapportage wordt stapsgewijs ingevoerd. Na de
consultatie worden de rapportage-eisen definitief vastgesteld en
geïmplementeerd. Daarbij zijn ook institutionele aanpassingen nodig,
aangezien nog veel belemmeringen bestaan om instellingsspecifieke
gegevens te kunnen delen met buitenlandse autoriteiten. Naar
verwachting zijn eind 2012 de eerste onderdelen geïmplementeerd en is
eind 2014 het gehele nieuwe rapportagekader operationeel. In eerste
instantie krijgen alleen banken hiermee te maken; één van de
vervolgstappen is om ook een dergelijk rapportageraamwerk te
ontwikkelen voor niet-bancaire instellingen.
De nieuwe gegevens zijn een belangrijke bijdrage aan de totstandkoming
van het bredere G-SIB-raamwerk, waarover recentelijk ook andere
voorstellen ter consultatie zijn uitgebracht. Onderdelen hiervan zijn
een extra kapitaalopslag voor systeemrelevante instellingen en eisen in
de sfeer van herstel- en resolutieplannen waarmee effectiever
crisismanagement mogelijk wordt.
[1]
FSB, 'Understanding financial linkages: a common data template for
global systemically important banks, 6 oktober 2011,
Wessel
Aslander van WAvisie.nl bekijkt de beurswereld vanuit technisch
perspectief. Hij trakteert de bezoekers van ons symposium op een flink
portie technische analyse.
Wessel geeft zijn mening over een veelvoud aan zaken die met de beurs
te maken hebben, van aandelen tot indices, van valuta tot grondstoffen
en van (macro)economische zaken tot politieke invloed op de beurs. Er
wordt door Wessel vanuit vele oogpunten naar de dynamische beurzen
gekeken. Met TA als leidraad, neemt Wessel een duik in kwaliteit en
kwantiteit, psychologie en (macro)-economisch fundament van de beurs.
De
"Nobelprijs voor de economie" of beter gezegd "De prijs van de Zweedse
Rijksbank voor economie ter nagedachtenis aan Alfred Nobel", werd
ingesteld en voor het eerst uitgereikt in 1969, ter herdenking van het
300-jarig bestaan van de bank (Sveriges
Riksbank is de centralebank
van Zweden).
De verwarring is ontstaan door het feit dat de prijs wordt uitgereikt
tijdens dezelfde ceremoniële gebeurtenis als de Nobelprijzen van de
Nobelstichting (met uitzondering van de Nobelprijs voor de Vrede) in
Stockholm.
De prijs wordt jaarlijks toegekend door een commissie van de Kungliga Vetenskapsakademien
(Koninklijke Zweedse Academie voor Wetenschappen) .
Een uitgebreide (engelstalige) uitleg, opsomming en categorisering van
de uitgereikte prijzen is te vinden op de website van Nobelprice.org
Dit artikel belicht enkele winaars van deze, ook wel alternatieve
Nobelprijs genoemde, prijs van de Zweedse Rijksbank voor economie ter
nagedachtenis aan Alfred Nobel.
2011
Thomas J. Sargent, Christopher A. Sims
Thomas
J. Sargent
Thomas
John Tom Sargent (19 juli 1943) is een Amerikaans wetenschapper,
econoom, en Nobelprijswinnaar.
Sargent
kreeg in 2011 de Nobelprijs voor economie (die hij deelt met
Christopher Sims) voor hun onderzoeken over de macro-economie waarbij
Sargent zich richtte op structurele veranderingen in de economie.
Hij is verbonden aan het Hoover Institution van Stanford University.
Christopher
Sims Christopher
Chris Albert Sims (21 oktober 1942) is een Amerikaans wetenschapper,
econoom en Nobelprijswinnaar.
Sims kreeg in 2011 de Nobelprijs voor economie (die hij deelt met
Thomas Sargent) voor hun onderzoeken over de macro-economie waarbij
Sims zich richtte op onverwachte en tijdelijke veranderingen in de
economie.
Hij is hoogleraar aan de Princeton University.
2008
Paul Krugman
Paul
Robin Krugman (New York, 28 februari 1953) is een Amerikaans
neo-Keynesiaans econoom, columnist en publicist. Hij is sedert 2000
hoogleraar in de economie en internationale betrekkingen aan de
Princeton university.
Deze uitgesproken en temperamentvolle econoom ontwikkelde theorieën
over de vrije handel en globalisering. Ook hield Krugman zich bezig met
de economische oorzaken en gevolgen van urbanisatie. Hij is één van de
grondleggers van de zogenoemde "nieuwe handelstheorie", waarvoor hij in
1991 al een prestigieuze Amerikaanse prijs ontving. Krugmans huidige
onderzoek richt zich onder meer op valutacrisis en economische
problemen als gevolg van deze crisis.
Hij won deze prijs van ongeveer 1,1 miljoen euro voor zijn analyse van
handelspatronen en de plaatsbepaling van economische activiteiten. Zijn
analyse had met name betrekking op schaalgrootte in internationale
handel. zie: International
Trade and Economic Geograph .
Voorheen werd er vooral aandacht besteed aan handel tussen landen met
grote verschillen, ditmaal werd de handel tussen gelijksoortige landen
geanalyseerd (zoals de export van BMW's naar Zweden en van Volvo's naar
Duitsland). Op kennislink.nl staat een uitgebreider
artikel: Waarom Amerikanen auto’s in Frankrijk kopen
en Fransen in de VS waarin dit wordt toegelicht.
Myron
Samuel Scholes Myron
Samuel Scholes, 1 juli 1941,
is een
Canadees econoom.
Hij is één van de auteurs van de bekende Black-Scholes-formule. In 1997
ontving hij de Prijs van de Zweedse Rijksbank voor economie (bekend als
Nobelprijs voor de Economie) door deze formule die hij samen met Fischer
Black uitwerkte.
Het belang van de formule is dat ze de kapitaalmarkt een eerste goede
methode gaf voor de waardering van financiële instrumenten zoals
opties. In 1994 maakte Scholes deel uit van het hedgefonds Long-Term
Capital Management (LTCM) dat ondanks zijn kennis in 1998 met veel
rumoer failliet ging.
1990
Harry M. Markowitz, Merton H. Miller, William F. Sharpe
Harry
M. Markowitz
In de
jaren vijftig publiceerde Markowitz een artikel getiteld “Portfolio
Selection”, waarin hij de aandacht vestigde op de wijze waarop een
belegger, door middel van diversificatie, risico inherent aan zijn
beleggingsportefeuille kan reduceren. Deze publicatie vormt de
grondslag van de zogenaamde Moderne portefeuilletheorie (MPT).
De MPT tracht het risico te minimaliseren bij een bepaalde
rendementsverwachting, dan wel het rendement te maximaliseren bij een
gegeven risicoverwachting. Markowitz toonde aan dat de verschillen
tussen de werkelijk behaalde rendementen en de eerdere verwachtingen
daarvan, of ten opzichte van het gemiddelde van een datareeks, een
gekwantificeerd beeld geeft van de beleggingsrisico’s.
Voorts stelde hij dat, door beleggingen met een onderling lage
correlatie in de portefeuille op te nemen, het specifieke risico te
difersifiëren is.
De MPT is later uitgebreid en vereenvoudigd middels het Capital
Asset Pricing Model (CAPM).
zie verder http://en.wikipedia.org/wiki/Harry_Markowitz
Merton
H. Miller
Miller werd geboren in Boston, Massachusetts. Gedurende de Tweede
Wereldoorlog werkte hij als econoom in de belastingonderzoekafdeling
van het Amerikaanse ministerie van financiën. Zijn eerste academische
aanstelling was als Visiting Assistant Lecturer aan de London School of
Economics. Hij werd fellow van de Econometric Society in 1975 en was
president van de American Finance Association in 1976. Hij was van 1961
tot zijn pensioen in 1993 aan de University of Chicago Graduate School
of Business verbonden.
Het Modigliani-Miller theorema is
slechts één van zijn bijdragen waarvoor hij zijn nobelprijs heefty
ontvangen.
Selectie van publicaties
Merton H. Miller,
Merton Miller on Derivatives. John Wiley & Sons, New York. ISBN
0-471-18340-7, 1991
Merton H. Miller,
Financial Innovations and Market Volatility. Blackwell Publishing,
Cambridge, MA. ISBN 1-55786-252-4, 1991
Merton, Miller H.,
Charles W. Upton, Macroeconomics: A Neoclassical Introduction.
University of Chicago Press, Chicago. ISBN 0-226-52623-2, 1986
Kessel, Reuben A.,
R. H. Coase, Merton H. Miller, Essays in Applied Price Theory.
University of Chicago Press, Chicago. ISBN 0-226-43200-9, 1980
Fama, Eugene F.,
Merton H. Miller, The Theory of Finance. Holt, Rinehart &
Winston, New York. ISBN 0-03-086732-0, 1972
William
F. Sharpe
Sharpe
stond aan de basis van onder meer de naar hem vernoemde Sharpe ratio en
was betrokken bij de ontwikkeling van het Capital
Asset Pricing Model (CAPM). De
definitie van de Sharp ratio luidt:
Vaak wordt voor de rendementen van de benchmark het risicovrije
rentepercentage gebruikt. De Sharpe-ratio wordt gebruikt om te
beschrijven in hoeverre het extra rendement het extra risico
compenseert. Hoe hoger de ratio, hoe relatief hoger de compensatie voor
de investering. Investeerders zullen dus een voorkeur hebben voor
investeringen met een hoge Sharpe-ratio.
De Sharpe-ratio van de combinatie van een risicoloze en een
risicodragende investering is gelijk aan die van de risicodragende,
want het rendementoverschot en zijn standaarddeviatie worden met
dezelfde factor verkleind.
De Sharpe ratio van de combinatie van twee risicodragende investeringen
met dezelfde positieve Sharpe-ratio is groter dan die van de
afzonderlijke investeringen (risicospreiding), behalve als de
rendementoverschotten een correlatiecoëfficiënt 1 hebben.
De ratio is ontwikkeld door William Forsyth Sharpe. Sharpe noemde het
in eerste instantie "reward-to-variability" totdat academici en
financieel economen de term Sharpe-ratio in gebruik namen. In eerste
instantie achtte Sharpe Rf constant, hij kwam hier in 1994 op terug en
paste de stelling aan.
lees verder http://en.wikipedia.org/wiki/Sharpe_ratio
1976
Milton Friedman
Milton
Friedman (Brooklyn, 31 juli 1912 - San Francisco, 16 november 2006) was
een Amerikaanse econoom, voorvechter van vrije marktkapitalisme en een
beperkte overheid. In 1976 won hij de Nobelprijs voor de Economie voor zijn werk met betrekking tot de
monetaire theorie en hij kreeg in 1988 de Presidential Medal
of Freedom (Presidentiële Vrijheidsmedaille) uitgereikt door toenmalig
Amerikaans president Ronald Reagan.
Friedman
was vanaf 1946 verbonden aan de Graduate School of Business van de
Universiteit van Chicago. Daar ontwikkelde hij een leer die haaks stond
op de toen gangbare theorie van de Britse econoom John Maynard Keynes.
Keynes bepleitte het stimuleren van de vraag in tijden van economisch
teruggang. Friedman legde de nadruk op de aanbodkant van de economie.
Een kleine overheid, weinig beperkingen voor het bedrijfsleven, en een
krap-geld-politiek vormden de kernbegrippen van de Chicago-school.
Friedman stond hiermee bekend als een monetarist. Dat houdt in dat hij
een grote rol toekende aan het geld in het economisch verkeer. Een
vergroting van de geldhoeveelheid veroorzaakt inflatie op de lange
termijn en volgens de monetaristen mogelijk ook op de korte termijn.
Daarom pleitten Friedman en de zijnen ervoor dat de centrale bank
ervoor moet zorgen dat de geldhoeveelheid slechts met een bepaald
maximumpercentage per jaar groeit. Dit maximumpercentage zou
gerelateerd moeten zijn aan het werkelijke deel van alle economische
transacties. De monetaristen denken dat hierdoor inflatie en
werkloosheid effectief worden tegengegaan. Ook zijn zij voorstander van
een sterke liberalisering van het economisch verkeer omdat zij menen
dat dit de maatschappij ten goede komt.
Friedmans ideeën werden onder andere toegepast door de Amerikaanse
president Reagan en de Britse premier Thatcher. Ook in het Chili van
dictator Pinochet werden ze uitgevoerd. Friedman veroordeelde de
Chileense dictatuur, maar hij meende dat onder president Allende Chili
een Cuba-achtige staat zou zijn geworden. Hij zag er geen bezwaar in
lezingen te houden in Chili en dacht dat de vrijemarkteconomie, vanwege
haar niet-centralistische karakter, uiteindelijk de macht zou ontnemen
aan Pinochet.
Milton Friedman overleed op
94-jarige leeftijd aan een hartaanval.
1969
Ragnar Frisch, Jan Tinbergen
Ragnar Anton Kittil Frisch
Ragnar
Anton Kittil Frisch (Oslo, 3 maart 1895 – aldaar, 31 januari 1973) was
een Noors econoom.
Frisch behaalde in 1919 een academische graad in de economie aan de
Universiteit van Oslo. Daarna studeerde hij in Parijs en Engeland,
alvorens hij in 1925 zijn postdoctoraat in wiskundige statistiek
behaalde. Hij werd benoemd tot assistent-professor aan de Universiteit
van Oslo in 1925 en tot professor in 1931. Hij richtte in 1932 een
economie-instituut op aan de Universiteit van Oslo en werd daar het
hoofd van de onderzoeksafdeling.
In 1969 won Frisch de prijs van de Zweedse Rijksbank voor economie, een
prijs die hij deelde met Jan Tinbergen voor het analyseren van
economische processen en het ontwikkelen van dynamische economische
modellen.
Frisch deed een aantal belangrijke onderzoeken op het gebied van
economie en muntte een aantal nieuwe economische begrippen waaronder
econometrie. Hij formaliseerde productietheorie (1965) en werkte aan
tijdreeksen (1927) en lineaire regressieanalyse
Jan
Tinbergen
Jan
Tinbergen (Den Haag, 12 april 1903 - aldaar, 9 juni 1994) was een
Nederlands econoom en natuurkundige. Hij was (samen met Ragnar Frisch)
in 1969 de eerste die de prijs van de Zweedse Rijksbank voor economie
(de "Nobelprijs" voor de Economie) kreeg uitgereikt. Hij wordt
beschouwd als de grondlegger van de econometrie.
In de econometrie is de wellicht bekendste stelling van Tinbergen de
zogenoemde regel van Tinbergen (de 'Tinbergen rule'), die stelt dat
binnen elk systematisch en samenhangend model van een economie het
noodzakelijk is dat er minstens evenveel instrumenten zijn als
doelstellingen.
Het ruilbeginsel van Tinbergen stelt dat er sprake is van een ideale inkomensverdeling
indien niemand
van werk wil veranderen (ook al verdient iemand anders meer).
De Tinbergen Norm behelst dat een verhouding van het laagste en hoogste
inkomen in een bedrijf groter dan 1:5 contraproductief is.
Tinbergen ontwikkelde het eerste omvattende nationale macro
economische model. Het model
werd aanvankelijk gemaakt voor Nederland, maar na de Tweede
Wereldoorlog paste hij het toe op de VS en het Verenigd Koninkrijk.
Asset
allocatie ter bescherming van uw portefeuille
Spreker: Richard de Jong
Richard de Jong van Van Lieshout &
Partners N.V. geeft de presentatie "Asset allocatie ter bescherming van
uw portefeuille"
Een belangrijk onderdeel om uw portefeuille te beschermen is asset
allocatie, op basis van uw beleggingshorizon en uw risicohouding uw
vermogen gaan alloceren. Deze verdeling bepaald uiteindelijk het
overgrote deel van het rendement, terwijl de keuze welke aandelen en/of
obligaties er in uw effectenportefeuille zitten maar 10% van het
eindresultaat bepaald.
Kortom, asset allocatie moet veruit het meest belangrijke onderdeel van
uw beleggingsstrategie zijn.
Richard
stemt zijn presentatie af op het aanwezige publiek en hij heeft daartoe
een korte enquette ( 9 vragen ) samengesteld. De uitkomsten
van deze enquête gebruikt hij voor zijn presentatie.
De uitkomsten zijn geanonimiseerd. Met andere woorden,
Richard de Jong en/of de HCC Beleggen zullen en kunnen de uitkomsten
niet herleiden naar één persoon.
Commerzbank is een uitgever van
o.a. Speeders, Reverse Exchangeable Notes en Warrants. Met een aanbod
van meer dan 70.000 financiële producten in Europa en een jarenlange
ervaring geldt Commerzbank als een van de meest vooraanstaande
derivatenhuizen.
Onze service als market maker, het aanbod van een gratis telefoonnummer
waar u terecht kunt voor al uw vragen en opmerkingen en een continue
aandacht voor onze producten maakt Commerzbank een ideale
handelspartner.
Met producten als Speeders,
Reverse Exchangeable Notes en Warrants laat Commerzbank zien dat het
een innovatief derivatenhuis is. Commerzbank biedt u dankzij een
uitgebreid aanbod van producten altijd een passende risico/ rendement
verhouding. Als marktleider in aanbod en in uitgiftes van derivaten op
Euronext, streven wij ernaar om de meest actuele producten op de markt
te brengen.
De stand
Bij de informatiestand van Commerzbank kunt u terecht met uw vragen wat
betreft Commerzbank, investeren en handelen in derivaten, de diensten
die wij aanbieden en de presentaties die wij geven.
Voor zowel beginnende als voor gevorderde investeerders geven wij
uitleg en informatie over de werking van onze producten en de mogelijke
doeleinden voor welke deze gebruikt kunnen worden. Daarnaast kunnen wij
samen met u bekijken welke producten eventueel het beste bij uw
scenario passen.
Tevens kunt u bij de informatiestand de brochures behorende bij onze
producten vinden zodat u deze thuis op uw gemak nog eens kunt nalezen.
Ook is de hand-out van de door ons op het symposium gegeven presentatie
verkrijgbaar bij de informatiestand en kunt u zich indien gewenst
inschrijven voor onze dagelijkse mailing.
Sneller dan verwacht verloor de
internationale conjunctuur de voorbije maanden aan kracht. Dat kwam
onder meer tot uiting in een afname van de groeidynamiek van de
wereldhandel en in een stevige terugval van het producentenvertrouwen
in de westerse economieën.
Ook de uiterst zwakke groei in de EMU in het tweede kwartaal (+0,7% op
jaarbasis) kwam als een verrassing. Vooral de stagnatie van de
activiteit in Duitsland (+0,5%) en Frankrijk (+0,0%) ontgoochelde. De
plotse verslechtering van de conjunctuur heeft veel, zoniet alles te
maken met de aanhoudende schuldencrisis in de eurozone, die op het
vertrouwen van bedrijven en gezinnen weegt, en met de zware saneringen
in vooral de zuidelijke lidstaten, die er de bestedingen aantasten.
De financiële markten houden intussen rekening met een stevige
recessie. Sinds begin juli daalde de MSCI-aandelenindex voor de EMU met
bijna 20%. De Duitse tienjaarsrente bereikte eind september even een
ongezien dieptepunt van 1,7%. In de reële economie loopt het nog niet
zo’n vaart. De kans van een negatieve kwartaalgroei voor de EMU als
geheel in het derde en vierde kwartaal van 2011 (een zogenoemde
‘technische recessie’) is beduidend toegenomen. Doemscenario’s (een
nieuwe ‘grote recessie’) zijn evenwel nog niet aan de orde. Voorwaarde
is wel dat de Europese economischebeleidsmakers snel een einde maken
aan hun onderlinge verdeeldheid en eensgezind de noodzakelijke
maatregelen uitvoeren om de schuldencrisis op te lossen.
Contact! Gezellig
communiceren over uw hobby met andere liefhebbers!
HCC brengt u in contact met mensen met dezelfde interesses, via een van
onze vele
groepen
van enthousiaste hobbyisten. Als HCC-lid kunt u gratis bij een van deze
groepen aansluiten (een paar groepen vragen een aanvullend bedrag),
voor aansluiting bij meerdere groepen wordt een kleine vergoeding
gevraagd. Daarnaast is er het HCC-webforum en zijn er vele
activiteiten, met uiteenlopende onderwerpen, die door het hele
land worden georganiseerd.
Hulp! Problemen
bij
het computergebruik? HCC levert u de oplossing!
Informatie! HCC
vertelt u
alles over de digitale wereld!
Via onze website en digitale nieuwsbrieven blijft u op de hoogte van
alle ontwikkelingen in de computerwereld. Het blad HCC!nieuwsscan
is exclusief voor leden. Het informeert en adviseert over digitale
producten en diensten.