AI: Kansrijke motor of tikkende tijdbom? De miljarden die nu in datacenters vloeien, doen denken aan oude crisissen

Deel dit artikel

,

AI

De opkomst van kunstmatige intelligentie (AI) wordt wereldwijd gezien als de grootste technologische revolutie sinds het internet. Bedrijven, overheden en investeerders storten zich massaal op deze innovatieve technologie. AI zou de manier waarop we werken, communiceren en produceren voorgoed veranderen. Maar achter het enthousiasme schuilt ook een groeiende bezorgdheid: zijn we op weg naar een nieuwe economische bubbel, eentje die wordt opgeblazen door miljardeninvesteringen in AI-datacenters, maar die uiteindelijk zou kunnen barsten?

In de afgelopen jaren zijn de uitgaven aan datacenters wereldwijd geëxplodeerd. Deze gigantische serverparken, vaak zo groot als een woonwijk of industrieterrein, vormen de ruggengraat van vrijwel alle AI-toepassingen. Of het nu gaat om beeldherkenning, taalmodellen of gepersonaliseerde advertenties: al die rekenkracht wordt geleverd vanuit deze digitale megafabrieken. De bouw en uitbreiding van datacenters gaat dan ook in razend tempo – en vooral: op basis van verwachtingen voor toekomstige opbrengsten, niet op basis van directe winst.

Een technologische goldrush met onbekende afloop

Het idee achter deze enorme investeringsgolf is simpel: wie nu infrastructuur aanlegt, plukt straks de vruchten. Grote namen als Amazon, Google, Meta (Facebook) en Microsoft investeren dan ook miljarden in nieuwe datacenters, in de hoop een voorsprong op de concurrentie te behouden. In slechts twee jaar tijd zijn de gecombineerde kwartaaluitgaven van deze vier bedrijven gestegen van zo’n 40 miljard naar bijna 100 miljard dollar. Dat is een toename van ruim 150 procent – zonder dat daar een evenredige stijging in omzet tegenover staat.

Het grootste deel van die uitgaven valt onder zogenaamde "capex" (capital expenditures): kapitaalinvesteringen bedoeld om de bedrijfsvoering op lange termijn te versterken. Denk aan grond, gebouwen, netwerkstructuren, maar vooral: rekenkracht. De groei is indrukwekkend, maar roept tegelijkertijd de vraag op: waar ligt de grens?

Historische parallellen en economische waarschuwingen

Economen wijzen op het feit dat eerdere financiële crisissen vaak vooraf werden gegaan door soortgelijke explosies van infrastructuurinvesteringen. Het Amerikaanse spoorwegnet in de 19e eeuw is daar een bekend voorbeeld van, evenals de aanleg van grootschalige telecomnetwerken eind 20e eeuw. In beide gevallen overschreed het aanbod de vraag met grote marges, waardoor bedrijven failliet gingen en investeerders forse verliezen leden. Pas jaren later bleken deze infrastructuren wél rendabel – maar toen was de schade al geleden.

Ook nu lijkt er een soortgelijke trend te ontstaan: bedrijven bouwen sneller dan de markt kan bijbenen. AI-toepassingen zijn nog volop in ontwikkeling, het verdienmodel is vaak onduidelijk en lang niet alle innovaties leveren direct geld op. Tegelijkertijd stijgen de kosten sneller dan de inkomsten. De tekorten worden gedekt met leningen – veel leningen.

Geleend geld en systemische risico’s

Volgens recente cijfers is het aandeel van leningen aan investeringsmaatschappijen bij Amerikaanse banken gestegen van 1 procent in 2013 naar maar liefst 14 procent in 2025. Veel van dit geld komt uiteindelijk terecht in AI-gerelateerde infrastructuur. Bedrijven als Meta, die honderden miljarden investeren, hebben dat geld lang niet altijd zelf in kas. In plaats daarvan wordt geleund op externe financiering, variërend van obligaties tot leningen van durfkapitalisten en institutionele beleggers. Die lenen op hun beurt weer van banken, waardoor een complex web ontstaat van onderling afhankelijke financiële belangen.

Mocht de AI-markt tegenvallen – bijvoorbeeld doordat toepassingen minder snel worden geadopteerd dan verwacht, of omdat regelgeving roet in het eten gooit – dan kunnen de gevolgen aanzienlijk zijn. Net als tijdens de kredietcrisis van 2008 zou een terugval in één sector domino-effecten kunnen veroorzaken binnen het bredere financiële systeem. Destijds was het de Amerikaanse huizenmarkt die instortte; ditmaal zouden het AI-datacenters kunnen zijn die voor opschudding zorgen.

Een duivels dilemma: remmen of doorstomen?

Toch is de situatie nog niet onomkeerbaar. Econoom Noah Smith, die deze ontwikkelingen nauwlettend volgt, benadrukt dat er nog ruimte is voor correctie. Hij pleit voor voorzichtigheid bij investeerders en waarschuwt voor een blinde hype die de realiteit uit het oog verliest. Ook banken beginnen zich zorgen te maken. Jamie Dimon, topman van de Amerikaanse grootbank JPMorgan Chase, liet onlangs weten dat de groei van private leningen voor techprojecten scherp in de gaten moet worden gehouden. “We kunnen ons geen herhaling van het verleden veroorloven,” aldus Dimon.

De ironie van deze situatie is opvallend: kunstmatige intelligentie wordt gepresenteerd als dé economische groeimotor van het komende decennium, maar de manier waarop we investeren in de onderliggende infrastructuur zou juist een nieuw risico kunnen vormen voor het financiële systeem als geheel.

AI: toekomstmuziek of financiële tijdbom?

Voorlopig draait de economische motor nog op volle toeren, aangewakkerd door hoop en ambitie. AI is ongetwijfeld een technologie met ongekende potentie, die op termijn miljarden aan waarde kan genereren. Maar de realiteit is dat veel van die waarde nu nog vooral op papier staat. Als de markt zich ontwikkelt zoals verwacht, kunnen datacenters een goudmijn blijken. Maar als het tempo van adoptie stagneert of de verwachtingen te hoog blijken, dreigt een scenario waarin de droom omslaat in een crisis.

De balans vinden tussen durven investeren en verantwoord ondernemen is belangrijker dan ooit. AI mag dan de technologie van de toekomst zijn – of die toekomst economisch stabiel blijft, zal afhangen van keuzes die vandaag worden gemaakt.

'Meld je aan voor de nieuwsbrief' van HCC!beleggen

'Abonneer je nu op de nieuwsbrief en blijf op de hoogte van onze activiteiten!'

Aanmelden