Ten geleide van het ECB Maandbericht januari 2008
In zijn op 10 januari 2008 gehouden vergadering heeft de Raad van Bestuur van de ECB op basis van zijn reguliere economische en monetaire analyses besloten de basisrentetarieven van de ECB onveranderd te laten. Volgens de gegevens die sinds de vorige vergadering van de Raad van Bestuur op 6 december 2007 beschikbaar zijn gekomen, heeft de krachtige opwaartse korte-termijndruk op de inflatie aangehouden, waarbij de HICP-inflatie in december op 3,1% is gebleven.
Wat betreft de middellange termijn, en in een context van een zeer krachtige groei van de geldhoeveelheid en de kredietverlening, is de beoordeling van de Raad van Bestuur van de opwaartse risico’s voor de prijsstabiliteit ten volle bevestigd. De Raad van Bestuur blijft klaar staan om preventief op te treden, zodat tweede-ronde-effecten en opwaartse risico's voor de prijsstabiliteit op de middellange termijn zich niet concretiseren en daardoor de middellange- en lange-termijninflatieverwachtingen stevig verankerd blijven in overeenstemming met prijsstabiliteit. In het licht van zijn mandaat heeft een dergelijke verankering voor de Raad van Bestuur de hoogste prioriteit. De economische fundamentals van het eurogebied zijn gezond. De aanhoudende herwaardering van risico’s in de financiële markten gaat echter nog steeds gepaard met onzekerheid over de mogelijke invloed ervan op de reële economie, en de risico’s ten aanzien van de vooruitzichten van de economische bedrijvigheid zijn van neerwaartse aard. De Raad van Bestuur zal alle ontwikkelingen gedurende de komende weken zeer nauwlettend volgen.
Om te beginnen met de economische analyse, duiden de laatste gegevens betreffende de economische bedrijvigheid erop dat de groei op kwartaalbasis rond de jaarwisseling een gematigder tempo vertoonde dan de kwartaal-op-kwartaalgroei van 0,8% (opwaarts bijgesteld van 0,7%) die in het derde kwartaal van 2007 werd opgetekend. Deze beoordeling is in overeenstemming met de indicatoren voor het vertrouwen onder bedrijven en consumenten die over het algemeen, hoewel de afgelopen paar maanden dalende, op een niveau blijven liggen dat blijft wijzen op aanhoudende groei.
Het hoofdscenario van de Raad van Bestuur blijft dat van een reële bbp-groei die globaal in overeenstemming is met de trendmatige potentiële groei. De fundamentals van de economie van het eurogebied zijn gezond, de winstgevendheid is behouden gebleven, de werkgelegenheidsgroei is robuust geweest en het werkloosheidscijfer is gedaald tot een niveau dat in 25 jaar niet is voorgekomen. De consumptiegroei zou derhalve moeten blijven bijdragen aan de economische expansie, in overeenstemming met het reëel besteedbaar inkomen, en de groei van de investeringen zou steun moeten blijven geven. Op grond van de verwachting dat, over het geheel genomen, de mondiale economie veerkrachtig zal blijven – waarbij de vertraging van de economische groei in de Verenigde Staten wordt gecompenseerd door de aanhoudende sterkte van de opkomende markteconomieën – zou de externe vraag de uitvoer van het eurogebied moeten blijven ondersteunen.
De onzekerheid aangaande de vooruitzichten voor de economische groei blijft echter hoog en de risico's ten aanzien van de vooruitzichten voor de economische bedrijvigheid zijn van neerwaartse aard. Deze laatste houden voornamelijk verband met de mogelijkheid van een breder dan thans verwachte invloed van de aanhoudende herbeoordeling van risico’s in de financiële markten op de financieringscondities en het economisch sentiment, met een negatieve invloed op de groei wereldwijd en in het eurogebied. Verdere neerwaartse risico’s vloeien voort uit mogelijke verdere stijgingen van de olieprijs en de prijzen van andere grondstoffen, alsook uit bezorgdheid omtrent protectionistische druk en mogelijke onordelijke ontwikkelingen ten gevolge van mondiale onevenwichtigheden.
Wat betreft de prijsontwikkeling, bedroeg volgens de voorlopige (flash) raming van Eurostat de HICP-inflatie in december 2007 3,1%, onveranderd ten opzichte van november. Dit bevestigt de sterke opwaartse druk op de inflatie op de korte termijn, voornamelijk ten gevolge van de sterke stijgingen van de olieprijs en de prijzen van voedingsmiddelen gedurende de recente maanden.
Vooruitblikkend, is de verwachting dat de HICP-inflatie de komende maanden significant boven 2% zal blijven liggen en waarschijnlijk in de loop van 2008 slechts geleidelijk zal matigen. Aldus zou de periode van tijdelijk hoge inflatie enigszins langer uitvallen dan eerder verwacht. Bovendien is het belangrijk te benadrukken dat de verwachting van een matiging van de inflatie – zoals deze is vervat in de in december 2007 door medewerkers van het Eurosysteem opgestelde macro-economische projecties – uitgaat van een zekere ommekeer in de recente stijgingen van de prijzen van grondstoffen – in overeenstemming met wat momenteel te zien is bij de prijzen van futures – en, op meer fundamenteel niveau, dat de recente dynamiek van de olieprijs en de prijzen van voedingsmiddelen en de invloed daarvan op de HICP-inflatie geen breed gedragen tweede-ronde-effecten zullen hebben op het loon- en prijsvormingsgedrag.
De risico’s voor de middellange-termijnvooruitzichten voor de prijsontwikkeling zijn, zo wordt ten volle bevestigd, van opwaartse aard. Deze risico’s houden verband met de mogelijkheid dat zich, rekening houdend met capaciteitsbeperkingen en de positieve ontwikkelingen op de arbeidsmarkten, een sterker dan thans verwachte loongroei zou kunnen voordoen. Daarnaast zou het prijszettingsvermogen van bedrijven - met name in marktsegmenten met geringe concurrentie – sterker kunnen zijn dan verwacht. In dit stadium is het van cruciaal belang dat alle betrokken partijen hun verantwoordelijkheid nemen en dat tweede-ronde-effecten op de loon- en prijsvorming die voortvloeien uit het huidige inflatiecijfer worden voorkomen. Naar het oordeel van de Raad van Bestuur is dit absoluut essentieel teneinde de prijsstabiliteit op de middellange termijn te waarborgen en aldus de koopkracht van alle burgers van het eurogebied. De Raad van Bestuur volgt de loononderhandelingen in de landen van het eurogebied bijzonder aandachtig. Indexeringsregelingen van nominale lonen aan de prijzen dienen te worden geschrapt. Ten slotte zouden zich verdere stijgingen van de olie- en landbouwprijzen kunnen voordoen, daarmee de sterke opwaartse tendens van de recente maanden doorzettend, alsook stijgingen van door de overheid gereguleerde prijzen en indirecte belastingen boven op die welke tot dusver waren voorzien.
De monetaire analyse bevestigt de bestaande opwaartse risico’s voor de prijsstabiliteit op de middellange tot langere termijn. De geldhoeveelheid en de kredietverlening zijn beide krachtig blijven groeien in de afgelopen maanden. Het groeitempo van M3 op jaarbasis in november, onveranderd op 12,3%, is waarschijnlijk beïnvloed door een aantal tijdelijke factoren, zoals de afvlakking van de rendementscurve, de onrust in de financiële markten en specifieke transacties die verband houden met de herstructurering van bepaalde bankconglomeraten. Zelfs wanneer men rekening houdt met deze bijzondere factoren, blijft het onderliggende tempo van de monetaire expansie echter sterk. Bovendien duidt de aanhoudende groei van de kredietverlening aan de binnenlandse particuliere sector, die in november met een tempo op jaarbasis van 11,0% toenam, op de aanhoudende kracht van de onderliggende monetaire dynamiek. De monetaire ontwikkelingen dienen derhalve nog steeds zeer nauwlettend te worden gevolgd, zowel om de onderliggende tendensen die verband houden met inflatoire druk op de langere termijn in kaart te kunnen brengen als om de monetaire dynamiek op de kortere termijn beter te kunnen begrijpen.
Dit zal tevens een vollediger beeld verschaffen van de reactie van de particuliere sector op de toegenomen volatiliteit in de financiële markten. Een brede beoordeling van de onderliggende tendensen in de groei van de geldhoeveelheid en de kredietverlening is met name nu belangrijk, gezien de recente ontwikkelingen in de financiële markten. Verhoogde financiële volatiliteit zou van invloed kunnen zijn op het korte-termijngedrag van geldaanhoudende partijen en op die manier het distilleren van de onderliggende trendmatige monetaire ontwikkelingen kunnen bemoeilijken. Tegelijkertijd kunnen monetaire en kredietverleningsgegevens tevens belangrijk inzicht verschaffen in hoe financiële instellingen, huishoudens en bedrijven hebben gereageerd op de onrust in de financiële markten.
Voorlopig zijn er echter weinig aanwijzingen dat de turbulentie in de financiële markten sinds begin augustus 2007 van sterke invloed is geweest op de dynamiek van de ruime monetaire en kredietverleningsaggregaten. Zo is de groei van bankleningen aan de binnenlandse particuliere sector in de recente maanden robuust gebleven, hetgeen erop zou kunnen duiden dat de kredietverschaffing tot dusverre niet onder de recente ontwikkelingen heeft geleden. De groei van M1 en de kredietverlening aan huishoudens hebben zich de afgelopen paar kwartalen verder gematigd, meer ten gevolge van de invloed van de hogere basisrentetarieven van de ECB sinds december 2005 dan van de invloed van de financiële onrust. De kredietopneming door niet-financiële vennootschappen blijft zeer sterk. Verdere gegevens en analyse zullen nodig zijn om een vollediger beeld te kunnen vormen van de impact van de ontwikkelingen in de financiële markten op de balansen van banken, op de financieringscondities en op de groei van de geldhoeveelheid en de kredietverlening.
Samenvattend, bevestigt een toetsing van de uitkomsten van de economische analyse aan die van de monetaire analyse ten volle de beoordeling dat er opwaartse risico’s voor de prijsstabiliteit op de middellange termijn bestaan, in een context van zeer krachtige groei van de geldhoeveelheid en de kredietverlening en tegen de achtergrond van goede economische fundamentals in het eurogebied. Tegelijkertijd blijft de mogelijke invloed van de aanhoudende herwaardering van risico’s in de financiële markten op de reële economie onzeker. Dientengevolge zal de Raad van Bestuur alle ontwikkelingen zeer nauwlettend volgen. Daarnaast blijft de Raad van Bestuur klaar staan om preventief op te treden zodat tweede-ronde-effecten en opwaartse risico’s voor de prijsstabiliteit zich niet concretiseren en als gevolg daarvan de middellange- en lange-termijninflatieverwachtingen stevig verankerd blijven op een niveau dat in overeenstemming is met prijsstabiliteit. In het licht van zijn mandaat heeft een dergelijke verankering voor de Raad van Bestuur de hoogste prioriteit.
Wat betreft het begrotingsbeleid, hebben de meeste landen van het eurogebied hun geactualiseerde stabiliteitsprogramma’s ingediend. Op basis hiervan wordt, na een daling van de geaggregeerde tekortquote van het eurogebied in 2007, voor 2008 een stijging van de quote geprojecteerd, ondanks het feit dat veel landen geen gezonde begrotingspositie hebben verwezenlijkt. Er bestaat duidelijk het risico dat sommige landen niet zullen voldoen aan de bepalingen van het preventieve gedeelte van het Pact voor Stabiliteit en Groei, en zo de geloofwaardigheid van het Pact zullen schaden. In 2008 zullen sommige landen met begrotingsonevenwichtigheden consolideren met minder dan het vereiste minimum van 0,5% bbp in structurele termen. Veel ambitieuzer beleid is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat alle landen hun middellange-termijndoelstellingen uiterlijk in 2010 verwezenlijken, conform hun in april 2007 gedane toezeggingen.
Wat betreft structurele hervormingen, is de nieuwe driejaars cyclus van de Lissabon-strategie voor groei en werk begonnen. Hoewel de prestaties die in de afgelopen drie jaar van de nieuw opgestarte strategie zijn bereikt, bemoedigend zijn, is het belangrijk dat overheden hun hervormingsinspanningen intensiveren om kennis en innovatie, concurrentievermogen en arbeidsmarktflexibiliteit te vergroten. Dergelijke hervormingen zijn van cruciaal belang om de productiviteit te verhogen en de werkgelegenheidsmogelijkheden in het eurogebied te bevorderen.